zaterdag 3 februari 2024

Krasse koppen: een heel krasse en een paar andere

Nog een paar van die koppen zijn echt het bekijken waard: 'Twee hoofdstudies' van Antoon van Dyck bijvoorbeeld. Natuurlijk zie je dat het een studie is, heel zorgvuldig afgewerkt zijn ze niet. De man links kijkt eerder neutraal de wereld in, maar toch tezelfdertijd aandachtig, de man rechts heeft de blik letterlijk terneergeslagen, ingetogen lijkt die man, alsof hij een verdriet verwerkt. Daar dienen die studies voor: hoe schilder ik een aandachtige man, hoe een andere die een stil verdriet verwerkt? Studiewerk is het, maar toch zeer kunstig. En dat het barok is, hoeft ook geen betoog. Die Van Dijck stierf in 1641, een jaar na zijn meester, P. P. Rubens, en daarmee waren de twee grootste Antwerpse barokschilders niet meer.

Antoon van Dyck (1599-1641), Twee hoofdstudies

Een Pieter Bruegel de Oude hing er ook: een niet zo groot portret in profiel van een niet meer zo jonge boerin. Realistisch zou ik het noemen, hij heeft ze niet mooier gemaakt dan ze was. Mager van gezicht is ze, ze lijkt niet echt goed doorvoed. Eenvoudig gekleed verder, nergens versieringen van welke aard ook: zonder meer een volksvrouw die nooit veel luxe gewend is geweest. Ze schijnt een beetje geschrokken te zijn: ze kijkt in ieder geval zeer benieuwd naar wat er aan de verborgen rechterkant van het schilderij gebeurd is. En zo'n eenvoudige witte muts hebben we ook al wel eens meer gezien op deze tentoonstelling.

Pieter Breugel de Oude (1525-30 - 1569): Portret van een boerin

Een andere zestiende-eeuwer is Quinten Massijs of Messijs of Matsijs: ik ken hem met de derde versie van zijn familienaam. Van hem kun je bezichtigen en bewonderen het 'Hoofd van een oude vrouw', ook gekend onder de Engelse naam 'The ugly duchess'. Als je haar vanuit je ooghoeken opmerkt, wil je meteen vlak voor dat schilderij staan, zo lelijk is ze, dat mens (vergeef me het onzijdige genus) moet nodig geïnspecteerd worden, daar is geen weg naast. Gelukkig hangt naast het werk een bord met flink wat uitleg, zo leer je nog eens iets. Ik citeer: 

'Het karikaturale gezicht van deze hertogin, haar gerimpelde boezem en ouderwetse kledij moesten bij de toeschouwer doelbewust afgrijzen en spot oproepen. De man op het bijhorende schilderij - niet in de tentoonstelling - wijst de rozenknop af die ze hem aanreikt. Het is een erotische zinspeling. Maar is ze wel een vrouw, of is het een man verkleed als vrouw?'

Het kan natuurlijk een vrouw zijn die niet beseft dat haar jaren voorbij zijn, en haar borsten - het lijk wel Maagdenburgse bollen - liegen er ook niet om. Overigens citeert Matsijs hiermee ook een gelijkaardige tekening van Leonardo da Vinci. Dat kan ook omgekeerd zijn: de twee kunstenaar correspondeerden met elkaar, en de tekening van Da Vinci kan een interpretatie zijn van wat Matsijs hem toegestuurd had. Wat er ook van zij: het waren niet allemaal deftige en ernstige jongens, die schilders van vroeger, zoals die van nu dat ook niet zijn.

De klap op de vuurpijl: 'Hoofd van een oude vrouw', of 'The ugly duchess'

Ik ben blij dat ik 'Krasse koppen' gezien heb: er was kunstig werk te zien, nogal wat hoofdstudies, en de meest krasse aller krasse koppen was ongetwijfeld 'The uqly duchess'. Tenminste, dat vind ik ervan.

woensdag 17 januari 2024

Krasse koppen: Rubens en Jordaens

Als we het over Rembrandt hebben, kunnen we Rubens niet vergeten: natuurlijk hangt die hier ook, we zijn tenslotte in Antwerpen. Beroemde werken zijn het niet, wel hoofdstudies: hij schildert bij wijze van oefening hoofden van mensen die hij later in grotere doeken nog kan gebruiken. Voorbeelden van 'oefening baart kunst' zijn het letterlijk.

Het zijn wat in de muziek 'des études' worden genoemd, maar het zijn zeker geen kladwerkjes of zomaar poginkjes van niemendal. 'Hoofdstudie van een man' heet er een: het valt erg op hoeveel zorg Rubens aan de baard besteed heeft. Ook het gezicht met zijn nieuwsgierige en tegelijk wat bange ogen trekken de aandacht. Als dit een studie is, dan een van superkwaliteit, vind ik toch.

Pieter Pauwel Rubens, Hoofdstudie van een man

Er is nog een gelijkaardig werk te zien: het is een variatie op het thema 'mannenhoofd'. De baard van de man is nu korter en niet zo verzorgd, en hier spreek je van een vooraanzicht. Maar een beetje boos lijkt hij mij de wereld in te priemen. Een oefening om een welbepaalde emotie uit te drukken is het, maar ook weer een afgewerkt doek, en niet een poginkje van 'between the soup and the potatoes'.

Hoofdstudie van een man

De volgens mij mooiste Rubens van de tentoonstelling is de 'Hoofdstudie van een oude vrouw in vooraanzicht', ca. 1617. Mooi afgewerkt is deze studie alweer, vriendelijk kijkt zij ons aan, pientere ogen heeft ze, deze oude vrouw. Ze schijnt zeer tevreden met haar bijna voorbije leven te zijn, je zou deze oma toch zo willen kussen! Ik vraag me dan af: zat die vrouw model voor de schilder, of zette hij ze zomaar uit het hoofd op het doek? Het is in ieder geval een overtuigend werk. Ook als het maar om studies gaat, legt Rubens er al zijn talent en gevoel in, hij doet altijd zijn best, de meester verraadt zich niet.

Hoofdstudie van een oude vrouw in vooraanzicht, ca; 1617, Antwerpen, The Phoebus Foundation

Van Jacob Jordaens zijn er net zo goed hoofdstudies te bewonderen: bijvoorbeeld'Twee hoofdstudies van een oude vrouw', ca. 1617. Op het eerste portret zie je het vrouwengezicht driekwart naar rechts kijkend, het tweede is gewoon in profiel. De eerste kijkt naar omhoog, alsof ze wil illustreren 'alle zegen komt van boven': haar blik drukt wel iets van verwachting uit. Mooi ook hoe realistisch het hoofd geschilderd is: haar leeftijd blijkt er wel uit, maar ook respect voor haar. Haar witte kap lijst haar hoofd mooi in: de aandacht van de kijker gaat recht naar waar Jordaens haar hebben wil. Meesterlijk is het. De tweede vrouw krijgen we in profiel: nog meer wit, en haar gezicht in profiel komt perfect overeen met haar naar rechts gewende hoofd: Jordaens laat hier eventjes zien wat hij kan, en dat is niet weinig.


Twee hoofdstudies van een oude vrouw, ca. 1617, Nancy, Musée des Beaux-Arts

'Twee hoofdstudies van twee Afrikanen' (na 1620) laat zien dat Antwerpen al in de zeventiende eeuw een stad was die met vreemdelingen en migratie te maken had. Blinkende bruine hoofden zien we, de rechtse Afrikaan breed glimlachend, de linkse met meer sérieux. En weer een witte kap die het werk lichter maakt. Ik heb de indruk dat het hier gewoon om een witte doek gaat, een kap naar de laatste mode is het zeker niet.

Twee hoofdstudies van twee Afrikanen, na 1620

Mensen die niet meer zo pril zijn, zullen bij het zien van deze Hoofdstudies mogelijk denken aan een bankbiljet van 500 frank van een hele tijd geleden. Daar stonden ook Afrikanen op, maar ik herinner me dat dat biljet in de volksmond en ook iets officiëler 'de Negerkoppen' werd genoemd. Van Rubens is dat werk. Maar Negerkoppen, dat gaat tegenwoordig niet meer, nu heet dat werk op beschaafde wijze 'Vier studies van het hoofd van een Moor' (1615). Zeden, opvattingen en dus ook woordenschat veranderen, En in dit geval is dat een goede zaak: meer respect kan nooit kwaad.

Jordaens is de derde grote barokschilder uit de Antwerpse 17de eeuw. Hij is zowat 20 jaar jonger dan Rubens, en overleeft hem bij 40 jaar; hij sterft in 1678, 85 jaar oud. Tegen 1700 is de grote bloeiperiode van Antwerpen dan ook voorbij, maar nu, heden ten dage is het nog altijd een wereldstad, en de rest van de aardbol provincie. Zo hoort dat ook, daar zijn de inwoners van Tstad overtuigd!

dinsdag 16 januari 2024

Krasse koppen: Rembrandt

Een volgens mij niet te missen tentoonstelling is 'Krasse koppen', die nog tot zondag 21 januari te zien is in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen: als je al die hoofden nog wil zien, moet je je wel haasten. Maar ik verzeker je, je zal het je niet berouwen. Uitzonderlijk vind ik het allemaal, 'niet te missen' heb ik deze tentoonstelling ook genoemd. Ik ben er zeer enthousiast over, zal ik maar zeggen.

Het gaat om werken van 16de- en 17de-eeuwse schilders uit Zuid- een Noord-Nederland. Rubens maakt natuurlijk zijn opwachting, maar ook Rembrandt, met meer dan een werk. Adriaan Brouwer is er, en Quinten Matsijs, Piet Breughel de Oude, Anthony van Dijk en Jacob Jordaens. Het is heel wat dat je te verhapstukken krijgt.

Laat ik met Rembrandt beginnen, met een zelfportret. De ets komt uit circa 1630, toont een jonge Rembrandt die het etsen al heel stevig onder de knie had, of in zijn vingers, beter gezegd. De volledige titel luidt 'Zelfportret met baret, wijd open ogen en open mond'. Ze bevindt zich in Brussel in de Koninklijke Bibliotheek van België. Het is het kleinste kunstwerk dat ik in deze 'Krasse koppen' gezien heb, en hoewel het een jonge kunstenaar toont, is het toch 'kras' want uit de zeventiende eeuw. De meeste grafici uit die tijd bleven niet zo lang jong. En ook kras door wat hij op 24-jarige leeftijd al kon. Het talent van de maker druipt er gewoon af: haar tot in het detail weergegeven, een gezicht vol uitdrukking, een juweel is het.

Rembrandt, Zelfportret met wijd open ogen en open mond, ca. 1630

Een andere Rembrandt die mij echt raakt, is 'Jeremia treurend over de verwoesting van Jerusalem', uit 1630, niet circa. Het hangt in het Rijksmuseum in Amsterdam waar ik het ongeveer 50 jaar geleden heb leren kennen. Ik heb het ooit gekocht, een mooie reproductie wel te verstaan, die in de loop van mijn leven op een of andere manier verdwenen is, waarschijnlijk ook verwoest. In dit schilderij is het niet in de eerste plaats te doen om de krasse kop, wel om om de verslagen machteloosheid van de profeet. De man zit in het volle licht, maar toch op de rand van de duisternis, die past bij de verwoesting van Jeruzalem: zo wordt het best een dramatisch schilderij.

Jeremia treurend over de verwoesting van Jerusalem, 1630, Rijksmuseum Amsterdam

Geen echte Rembrandt is 'De man met de gouden helm', van rond 1650. Hij hangt in de Staatliche Museen zu Berlin, om een of andere reden wordt het werk dus wel naar waarde geschat: het is geen echte Rembrandt, maar het heeft er toch iets van weg. Het is niet zo levendig als de echte werken van de grote meester. Dat is ook een manier om het onvolprezen talent van de kunstenaar duidelijk te maken: confronteer het met dat van mindere goden, en je ziet het verschil wel. 

Omgeving van Rembrandt: De man met de gouden helm, ca. 1650, Staatliche Museen zu Berlin, Gemäldegalerie

Dan hangen er nog twee werken van de meester zelf: een 'Buste van een oude man met bontmuts'. Zijn naam is niet bekend, hij zal dus wel niet zo belangrijk geweest zijn. Het kan een hoofdstudie zijn, of de schilder heeft die man op doek gezet voor zijn eigen plezier, omdat hij graag schilderde, zomaar. Oud is de man, natuurlijk, en hij kijkt met een zeer melancholische blik de wereld in. Dat treffen en adequaat weergeven is ook een bewijs van meesterschap.

Buste van een oude man met Bontmuts, 1630

Nog een oude man, uit 1631; het valt mij overigens op hoeveel schilderijen Rembrandt in 30-31 gemaakt heeft, dat moet vruchtbare jaren geweest zijn.

Van die 'Oude man in militaire kledij' dacht men vroeger dat het om de vader van de schilder ging, maar dat schijnt niet te kloppen. Overigens, pour la petite histoire: die vader was molenaar. Rembrandt, wat zijn voornaam is, had net zo goed Smolders, De Mulder of Meulemans kunnen heten. Geef toe, dan is Rembrandt mooier. Voor de volledigheid, zijn achternaam was Van Rijn. 

Dit schilderij vind ik opener, er zit meer licht in, en de ogen van deze oude man staan best kwiek en vief in zijn gezicht: hij lijkt iemand die tevreden is over zijn leven. Ik houd er wel van, van deze vader-niet-van-Rembrandt.

 

Oude man in militaire kledij, 1631

Dat is dus de eerste lading 'Krasse koppen', en er komen er nog: al die zeventiende-eeuwers zijn nu per definitie kras.


maandag 30 oktober 2023

In 'De Groenen Hoek': waterpolo

Je moet om te beginnen al weten wat 'De Groenen Hoek' is: dat is een wijk in Borgerhout, in de buurt van de Gitschotellaan. In die wijk bevindt zich een zwembad, ook met de originele naam 'De Groenen Hoek': het is een doordeweekse Antwerpse buurt, niets speciaals aan, en er groeit niet meer groen dan in andere gewone delen van de Koekenstad, zo goed als niets dus. Moeilijk te volgen is het allemaal niet.

In dat zwembad vinden waterpolomatches plaats, voor jongeren dan. In een van die wedstrijden speelt ook mijn oudste kleinzoon mee, Mil. Hij speelt bij Jespo, bedoeld wordt 'jeugd en sport': mijn kleinzoon maakt deel uit van de groep 9 tot 11-jarigen. Ze spelen 2 keer 5 minuten, wat voor die kinderen al best veel is: bij waterpolo ben je altijd in beweging: watertrappend; zwemmend, om de bal vechtend, het is een best intensieve sport. Ik heb de laatste wedstrijd gezien tegen KAZSc, dat wil zeggen 'Koninklijke Antwerpse Zwemclub Scaldis', wat een mondvol is.

 

De match tegen Scaldis in volle gang

Spelers en supporters van Jespo hopen deze wedstrijd te winnen: de twee vorige hadden ze met duidelijke cijfers verloren, eentje zelfs met 29-2. Maar dat was tegen Hasselt, en die meenden het echt zeer serieus en ernstig en oprecht, alsof die ploeg bij een nederlaag het zwembad leeg moest drinken, binnen de 5 minuten. Maar Scaldis was zo fanatiek niet, water is maar water dachten die, en een bal maar een bal. De supporters op de tribunes leven natuurlijk mee, juichen bij elke goal, maar schelden, roepen en tieren niet: het gaat er veel beschaafder aan toe dan bij jeugdvoetbal. Toch is er lawaai genoeg: de scheidsrechter heeft zo'n scherp en schril fluitje zoals bij voetbal, en in een niet zeer volle ruimte weerkaatst dat geblaas tegen alle wanden: in slaap vallen doe je niet!

 

De fluitist met dienst, zijn drie assistenten en bijna de eindstand

Ha ja, de eindstand die is ook nog van belang: 4-9 voor Jespo was die! Mijn kleinzoon heeft geen enkel doelpunt gescoord, 'Maar ik speelde dan ook van achteren, hé opa! En ik heb wel twee assists gegeven.' De terminologie heeft hij ook al onder de knie. Hij komt er wel, onze Mil, maar waar en wanneer, dat is nog niet duidelijk. Zoals alle kinderen draagt hij de hoop!


Mil, gever van twee assists, en een lucky shot voor mij

Met zijn tweeën zijn we in mijn auto naar hem thuis gereden: papa, mama en Vic waren met de fiets. Voor mij betekende dat opletten, voor hem patience spelen op mijn smart phone. De boog kan voor hem niet altijd gespannen staan, de jongen is nog maar 9 jaar. Hij kan nog volop van zijn kindertijd genieten. Gelijk heeft-ie.

donderdag 19 oktober 2023

Virginie Loveling: Erfelijk belast

Het gebeurt dat ik een boekhandel binnenloop om nog eens een boek te kopen, en dat mijn oog dan valt op een boek dat ik helemaal niet van plan was te kopen: dat overkwam mij onlangs in de Standaardboekhandel in Turnhout: lag daar een nieuw uitgegeven werk van Virginie Loveling, 'Erfelijk belast' heette het. Nooit gelezen, maar pas weer uitgegeven: dat prikkelt mijn nieuwsgierigheid en de kooplust. En kopen gebeurde dan ook.

Wie kent nog Virginie Loveling, wie heeft er ooit van haar gehoord, of van haar zuster, Rosalie. Vergeten, maar kennelijk toch nog niet helemaal. De zusters waren van Nevele, waar ook Cyriel Buysse vandaan kwam, en wat meer is: zij waren zijn tantes. (Buysses moeder heette Pauline). Schrijven zat daar kennelijk in de familie. Maar de tantes waren natuurlijk ouder dan hun neef: Rosalie leefde van 1834 tot 1875, Virginie van 1836 tot 1923. Virginie heeft dus veel meer geschreven, en is ook de belangrijkste van de twee. Ze heeft met Rosalie samen gedichten uitgegeven, maar ze is bekender om haar proza. Twee romans heb ik van haar gelezen: 'De twistappel' (1904) en 'Een revolverschot' (1911). En ook, tijdens een ziekenhuisverblijf in 2006 'Oorlogsdagboeken 1914-1918', wat ik zeer interessant vond. Geen fictie is dat, maar rauwe realiteit.

Virginie Loveling, Oorlogsdagboeken 1914-1918

Voor de kenners: kan een romantitel nog naturalistischer zijn dan 'Erfelijk belast?  Een fragment maakt duidelijk doe erg het voor velen was in het begin van de 20ste eeuw. De processie gaat uit in het dorp, met vooraan 'de weesmeisjes uit het gesticht, met asgrauw gekleed, ook als een symbool van hun kleurloze leven en hun vreugdeloze toekomst.' Loveling vindt echter dat het nog niet genoeg is en laat zich eens terdege gaan. Otto, de hoofdpersoon die huisarts zal worden, stelt zich allerlei onfraaie en miserabilistische taferelen voor: 

'Neen, dat was het niet wat zijn geest vervolgde: de verwaarloosde houding, het lompe van de gang, het onbeschaafde in de gebaren van al die deelnemers? Ja, wel iets daarvan: maar wat hem had getroffen, was het zwakke, ellendige, ongezonde in de groep van de weeskinderen. Wat een ras, wat een opvoeding: gebogen over 't kantwerkkussen heel de dag,  voor een karig loon, in bedompte, slecht geluchte zalen! Hoevelen groeiden er op? Hoevelen lagen niet onder de grond voordat ze volwassen waren! En was dit laatste niet het wenselijkste voor henzelf en voor het ras? Waarom moesten zulke zwakke schepsels bestaan, en zich voortplanten en hele geslachten van klierziekten en beenderziekten voortbrengen? Waarom geen wetten daartegen, waarom geen keuze, als bij de teelt van nuttige dierensoorten?

Otto voelt zich aan wie weeskinderen verwant, is daardoor behoorlijk pessimistisch geworden. Zijn zwakke gezondheid brengt hem tot het voornemen om nooit te trouwen, maar hij beleeft toch een romance met Berenice, de kleindochter die bij haar zieke grootmoeder komt inwonen. Hoe die romance afloopt?

 
 
Berenice, met de rode roos die Otto haar een tijd dagelijks bezorgt.

Heel vrolijk word je van deze roman niet, zeker niet. Maar als je wil weten hoe ellendig 'arm  Vlaanderen' op het einde van de negentiende eeuw was, dan is dit een aanrader. Het is een roman die dateert uit de belle époque, maar veel moois is er voor de gewone mens, of de arme dompelaar niet aan. Niet voor niks dat Henriette Roland-Holst ooit schreef: 'Ontwaakt verworpenen der aarde!...

Portret van Virginie Loveling

Virginie Loveling behoorde tot de betere burgerij, en was uitgesproken vrijzinnig. En dit boek is dan na zoveel tijd, meer dan 100 jaar, uitgegeven door het Davidsfonds! De tijden veranderen ...

woensdag 18 oktober 2023

Thuis in Turnhout - Het Dinamokoor

Vanaf dit 'schooljaar' ben ik ook zanger van het Dinamo Zangkoor: zingen is een van de activiteiten die Dinamo in De Warande organiseert. En dat blijkt een schot in de roos te zijn: met 62 of 63 leden zijn we, 8 mannen en dus 55 vrouwen, onder de leiding van Els Germonprez, die dat op een gedreven en bevlogen manier doet. Het is een plezier van haar les te krijgen. 

Nu vond verleden zondag 'Thuis in Turnhout' plaats: de nieuwe Turnhoutenaren werden door het stadsbestuur officieel verwelkomd. Die mensen zijn niet allemaal migranten, ook net zo goed Vlamingen die hier van elders, zeg maar van Erps-Kwerps of Lissewege komen aangewaaid. Ook Vlaams Minister van Binnenlands Bestuur was present: Bart Somers deelde onder andere oorkonden uit aan mensen die een geslaagd inburgeringstraject hadden afgelegd. Dat waren er in 2023 tot hier toe 248, en dat is best een mooi aantal. Hoewel: niet iedereen zal het met die opvatting niet eens zijn. De stad wil vooral wil inzetten op verbinden, en niet op verschillen benadrukken. Her en der in de stad hingen posters waarvan ik me eerst afvroeg wat daar de bedoeling van was, maar ik snapte het snel toen onze dirigente ons meedeelde dat de Stad ons uitgenodigd had om in de toegangshal van de Kuub een aantal liederen te zingen, een optreden te verzorgen met andere woorden.

Het stadhuis met posters van nieuwe Turnhoutenaren

Onderweg naar de Kuub kom ik op de markt een aantal reuzen tegen: het is de bedoeling dat de nieuwe inwoners, verdeeld in drie groepen, onder leiding van een bekwame gids, een oude Turnhoutenaar dus, een stadswandeling maken, waarop ze met een aantal bezienswaardigheden en eigenaardigheden van onze stad kennismaken.

De reuzen, vertrekkensklaar voor de wandeling

Nieuwe Turnhoutenaar: Waar mijn gezin is, is mijn thuis. Dat dat voor ieder van hen waar mag zijn.

Maar ik ging het over het Dinamokoor hebben. We begonnen met een lied uit Afrika 'Banuwa, banuwa, banuwa yo!' Of dit Swahili of Lingala is, of nog een andere Afrikaanse taal, weet ik niet. Het zou betekenen 'Huil niet, kleine mooie meid'. Bedoeling is kennelijk dat de mensen uit Afrika beseffen dat er hier moeite voor hen gedaan wordt - in de beste der mogelijke werelden dan toch. Engels komt ook aan bod, in de veronderstelling dat velen dat ook herkennen: 'Peace to the world' en voor de USA-citizens 'Down by the river!, dat best een lied met inhoud is. 'Catch a Falling Star' van de ouwe getrouwe Perry Como passeert eveneens de revue. En een Joodse evergreen, ook in deze tijden, want het is een vredeslied: 'Hewenu shalom alechem', in onze taal 'We wensen vrede voor iedereen', en daar kan niemand iets tegen hebben, zou ik zo denken. In het Nederlands zingen we 'Verdronken vlinder' van Boudewijn de Groot en Lennart Nijgh: dat was een hit toen ik 18 jaar was, bijna 60 jaar geleden. Het was in ieder geval een concert met liederen die het vooral over vrede hadden, en dat is in deze tijden een best goed idee: de wereld is er ooit al beter aan toe geweest, we zitten niet op meer geweld te wachten.

Het orkest dat ons feilloos begeleidde: de Warande Philharmoniker

Statische foto van een dynamisch koor

 

Deze mensen hebben het begrepen: verbindend domino spelen


Nog een van de posters die mijn aandacht trok

'Thuis in Turnhout': je kunt niet beweren dat onze stad haar best niet gedaan heeft.

vrijdag 6 oktober 2023

Jakob Smits en Sam Dillemans: Zandgrond 2

Jakob Smits had het nogal voor wolken en het spel van licht en donker daarvan, waarmee hij best dramatische effecten bereikte. Een voorbeeld is 'Niemandsland' uit ca. 1927.  Op de voorgrond een kale vlakte, links een dikke boomstam, rechts een kleinere stam, en in het midden een gebogen vorm: dat is een bruggetje over een beek. Op de horizon in de verte steekt een kleine vorm er iets hoger uit: als ik mijn foto vergroot, zie ik dat dat een molen is, ook al niet vreemd voor Smits. Maar het onderwerp van dit schilderij is natuurlijk de wolkenhemel: veel grijs zit erin, tot bijna zwart toe, maar boven als het ware afgeboord met lichtblauw, en onderaan schemert wat geel door. Als je van dramatiek spreekt: een onweer hangt boven de Kempen te dreigen. Een schilderij met veel leven en afwisseling vind ik het.

Jakob Smits, Niemandsland, ca. 1927

In de buurt daarvan zie je dan van Sam Dillemans 'Flanders Fields': de catalogus zegt me dat het hier gaat om 'één van de 150 schilderijen uit de reeks Goodye to All That die taferelen uit de Eerste Wereldoorlog afbeelden'. Hier is de dreiging effectief voorbijgekomen: het geweld heeft ook het landschap vernietigd, er ligt wel sneeuw, maar voor de rest staat alles schots en scheef, er heerst verwarring alom. Rust en iets als poëtische stilte zijn hier ver weg. Een oorlog kent geen winnaars heet het dan.


Sam Dillemans, Flanders Fields, 2016
 
Een andere Dillemans is nog donkerder: een 'Zelfportret' uit 1996. Ik had eerst het gevoelen dat het een dodenmasker was, maar je kunt moeilijk een dodenmasker van jezelf schilderen. De achtergrond is volledig zwart, en het portret zelf is overwegend grijs; de ogen zijn ronde zwarte vlekken. Je kunt oren, neus voorhoofd en mond wel herkennen, maar je moet wel goed kijken. Van het linkeroog is ook de zwarte oogappel zichtbaar: kleur komt er niet aan te pas. Zijn rechterwang is door een of andere oorzaak ook vervormd. Dillemans moet dit zelfportret  geschilderd hebben in een heel moeilijke periode, dat kan wel niet anders. Het is wel een werk dat tussen alle andere sterk opvalt, maar enige griezeligheid kun je het niet ontzeggen.
 

Sam Dillemans, Zelfportret, 1996

Een portret van Boby, de zoon van Jakob Smits, uit 1911, is van een heel andere aard. De vader schildert met liefde en zachtheid het portret van zijn zoon: een flauwe glimlach is te zien, hij kijkt open en vragend naar ons. Hoe oud zou hij geweest zijn? 16 jaar of iets jonger misschien? Groter contrast met het 'Zelfportret' van Dillemans is nauwelijks denkbaar.

Jakob Smits, Boby, 1911  dat tussen alle andere sterk opvalt.

Dat is een van de verdiensten van deze tentoonstelling: het werk van Smits wordt voortdurend gecontrasteerd met dat van kunstenaars van zo'n eeuw later. Dat is over het algemeen grondig verschillend: de moeite is het om dat zelf vast te gaan stellen.

Wat over de tentoonstellingsruimte van De Warande wel gezegd moet worden: voor gehandicapten is er van een totaal fout concept uitgegaan. Er zijn wat lapmiddeltjes, maar ik kan zonder meer zeggen: die ruimte is voor mensen met een beperking beneden peil, daar blijf ik bij, dat heb ik al meermaals ondervonden. Ik kan me niet voorstellen dat ze in Nederland zo'n tentoonstellingsruimte in elkaar zouden flansen. Maar daar kunnen Jakob Smits en de hedendaagse kunstenaars niets aan doen, helaas!