dinsdag 27 mei 2008

Malmédy in Italiê





Ettelijke jaren, toen de kinderen nog klein waren, en zowel in zomer- als in herfstvakanties, gingen we met het gezin naar Malmédy, naar de stacaravan van mijn schoonouders, voor een paar weken of voor een paar dagen. De gemeentelijke camping - ze lag in het gehucht Bevercé, op de Boulevard des Alliés - heette 'La Grotte des Nains', en er liep inderdaad nogal wat jong spontaan leven rond. Maar wij gingen om te wandelen: Bellevaux, Xhoffraix, Robertville en het meer, Waimes en de speeltuin daar waren doelen. Om Ferme Libert niet te vergeten, ook met speeltuin. Kinderen moet je echt wel proberen aan de gang te houden: je kunt allerlei vertellen over wat ze zien, maar in kinderhoofdjes is de honderdste boom gelijk aan de eerste, en bergop is altijd stijgen, klauteren en klimmen. Stap- of wandelliedjes zijn ook probate middelen om beentjes in beweging en de moed op peil te houden. Er zijn er die iedereen kent, rudimentaire gescandeerde zinnetjes zonder werkwoord:

Macadam, macadam
macadam dam dam dam
steenweg, steenweg!

Het tweede geeft al meer blijk van enige taalontwikkeling: een werkwoord, parallelle zinsbouw, trappen van vergelijking, rijm: de literatuur is dan niet meer veraf! Hoeveel kilometers er juist afgelegd zijn, wordt niet gezegd: we wandelden ten slotte geen marathon, we hielden het liever bij de bescheidenheid van de ongewisheid.

Zo gaat het goed,
zo gaat het beter,
alweer een kilometer!

Ook zeer probaat als 'energizer':

We zijn er bijna,
we zijn er bijna,
maar nog niet helemaal!

Je mag daarmee liever niet voor halverwege beginnen, anders krijgen kinderen een te relatief en ontgoochelend begrip van het woordje 'bijna'

Op een zeer zonnige dag heb ik zelf zo'n stapliedje in elkaar geknutseld: de tekst liep zo:


Een beetje opgewekt, een beetje blij,
zo staan de koeien met z'n allen in de wei,
en ze zagen niet, en ze klagen niet,
want het gras dat staat in hopen aan hun zij.


Een paar weken geleden speelde dat liedje door mijn hoofd: Malmédy zit nog altijd in mijn hart en geheugen, en het stadje is zo Belgisch als Turnhout. (Ik ben geen politiek correcte Vlaming, these days.) Ik kende de melodie van dat eerste versje ergens van, maar waarvan? Toevallig ben ik pas veertien dagen in Italië geweest, en ik koop daar, in Siena, een cd die heet: 'Avanti popolo alla riscossa - Antologia della canzone socialista in Italia', met daarop 'La bandiera rossa', waarvan het eerste vers luidt 'Avanti popolo alla riscossa', wat zoveel wil zeggen als 'Komaan mensen, ten opstand!'. Wil de melodie van dat eerste vers toch niet die van mijn eerste vers zijn zeker! Wat je je kinderen nog niet meegeeft, onbewust en onschuldig. Verder in de tekst klinkt het glorieus 'Evviva il socialismo e la libertà, maar daarmee heb ik mijn telgen nooit gehersenspoeld.

Die koeien die niet zagen of klagen heb ik eigenlijk van Vondels 'Wiltzangk'. Hij laat de vrije vogels over zichzelf zeggen 'wij zaaien en wij maaien niet/ Wij teren op de boer'. Zij bezingen met andere woorden hun vrije leven in de natuur. De koeien hebben een gelijkaardig leven, maar achter prikkeldraad: de ware vrijheid luistert naar de wetten, zei ooit een ongetwijfeld geleerd man.

En ik zat met mijn gezin net zo goed in de natuur, begiftigd of vergiftigd met enige cultuur? Nu met warme herinneringen.

zondag 11 mei 2008

Toertje maken 2






Vandaag weer hoogzomer, bijgevolg tweede verkenning van mijn territorium: via het Bels Lijntje rond het Zwart Water en zo verder naar de Fonteinstraat. Eerste nieuwigheid: het Bels Lijntje heeft een flinke beurt gehad: de inritten zijn betegeld met klinkers, en de hele weg heeft een nieuwe laag asfalt: alles lekker glad voor meer rijplezier. De oneffenheden veroorzaakt door de boomwortels zijn verdwenen. Het is lekker koel op het Lijntje: veel schaduw van veel jong groen. Als je dan op een open plek komt, voel je de warmte meteen op je lijf vallen. Niet zo loodzwaar als in de echte zomer, maar toch zeer voelbaar.

Ik hoor en zie de kievit weer, en ook de snip, die gisteren nog niet te merken was. Maar ik zat toen niet genoeg tussen de natte weilanden, vandaag wel. Achter het Zwart Water, iets ten westen daarvan, liggen twee redelijk grote plassen in de weien. En met de rolstoel kan ik er makkelijk komen als ik voorzichtigjes en niet te snel rijdt. Wat je daar allemaal hoort en ziet: kieviten, snippen, eenden, ganzen - of het Canadese waren, weet ik niet - en ik hoor een vogel zijn naam roepen: de tureluur. Ik had dat geluid nog nooit gehoord, maar je herkent het meteen, zo duidelijk spreekt de vogel. Ik beleef met volle teugen de rijkdom van de natuur. Even later, aan de Geheulse Dijk, het 'suskewiet' van de vinken, en de roep van de koekoek.

Zoals ik gisteren al zei: de wereld is weer begonnen.

Toertje maken





Gisteren, 10 mei, ben ik voor het eerst dit jaar opnieuw een serieuze tocht met mijn scootmobiel, mijn Harley Davidson gaan maken. Veel later dan vorig jaar: toen was het op 8 mei voor het eerst sinds zes weken slecht weer. We hadden toen een echt zomerse april, maar de achtste mei was het slecht: ik moest toen op het Atheneum zijn, en de school had uitgerekend die dag sportdag:pech. Maar dit jaar is de zomer pas begonnen rond 8 mei, wat nog altijd behoorlijk vroeg is.

En ik dus opnieuw de Kempen in. Langs het kanaal, vertrek brug 1, aan verleden brug 3, opgeblazen tijdens de Tweede Wereldoorlog, rechts naar Merksplas, achter de kerk daar naar het Berkelaar, zo naar de Geheulse Dijk, dan naar links de kastelein oversteken, en dan kom je weer naast het kanaal, en dan tot aan brug 2, en zo naar huis. En lange rit, die ik de vorige drie jaren al vaak gescooterd heb. Men vraagt mij wel eens of dat niet vervelend is, of eentonig, steeds dezelfde tochten, elk jaar opnieuw. Maar neen, natuurlijk is dat niet vervelend of eentonig. Gisteren voelde ik mij alsof ik mijn territorium opnieuw in bezit nam: zoals dieren die na hun winterslaap naar buiten komen en de wereld opnieuw gaan verkennen, zo van 'hier ben ik weer'. En ik geniet ervan weer te zien hoe mooi de Kempen wel is, het platteland rond Merksplas en aan het kanaal. Alles badend in een gulle zon, wat wil een mens meer?

Je ziet de wereld na de grijze winter zijn kleur weer aantrekken: brem en boterbloemen a volonté. Die boterbloemen waren al bijna uitgebloeid. En aan brug 3 hebben ze een oude bunker ingericht als vleermuizenbunker: natuurbehoud in Duits beton! De weilanden naast het Berkelaar zijn een gele boterbloemen, in se serre verderop haken de tomatenplanten weer naar boven, de tomaatjes nog klein en groen-geel, de akkers liggen er zwart bij, want pas geploegd, of grijs als de zon er al een tijdje opgestaan heeft, ze liggen te wachten om veld te worden. De natuur in volle activiteit: een prachtig paard met een zeer pril veulentje, maar al zelfstandig; De moeder is ongerust en komt naar me toe: wat is dat voor een rare man met zo'n eigenaardig voertuig, en met een apparaat voor zijn neus: het jong moet beschermd worden. In het kanaal zwemmen jonge eendjes, het terras van de 'Largo' mooi bevolkt: de wereld is weer wakker, hij is weer begonnen.

maandag 5 mei 2008

Brussel '58



Standaard Luik is dit jaar na 25 jaar onderbreking op nieuw nationaal voetbalkampioen, de inflatie rijst de pan uit, Brussel-Halle-Vilvoorde blijft een heikel probleem: dat alles weet op dit ogenblik iedereen in België. Maar in het nieuws zijn het allemaal maar details: wat er te weten is dezer dagen en maanden is de vijftigste verjaardag van Expo, met berichten erover, duiding, prullaria, een gerestaureerd Atomium, en veel nostalgie dienaangaande. Of misschien wel met een poging om je in die tijd te verplaatsen en hem proberen te begrijpen.

Ik vond 58 een bijzonder jaar, veel herinneringen hangen er aan vast, juist door die Expo. Op 17 april van dat jaar werd hij geopend, maar de eerste steenlegging presteerde de jonge, toen nog ongetrouwde Koning Boudewijn (le roi triste) al in 1955. Dan moeten de plannen toen al ongeveer volledig uitgetekend geweest zijn, denk je verder. En het eerste ontstaan van die plannen nog vroeger. En inderdaad, gisteren het Atomium bezoekend, verneem ik dat de Brussels burgemeester Joseph Van De Meulebroeck (1944 - 1955) als eerste met die dromen rondliep, op het einde van de jaren 40 al. Ergens in Woluwe zou de wereldtentoonstelling plaatsvinden, in '55 of '56. Het is 58 geworden, op de Heizel.

Van die Van De Meulebroeck had ik nog nooit gehoord, daar was ik toen te jong voor. Hij schijnt een fatsoenlijke Vlaamse naam te hebben, maar voor een autochtoon oor ontbreekt er een 'natuurlijke' 'n' voor de 'broeck', en Joseph wijst ook nogal duidelijk op enige verfransing. Zijn opvolger, Lucien Cooremans, herinner ik nog goed als Nederlandsonkundig. De expo was een franskiljonse bedoening, leer je naderhand.

Overigens was het organiseren van wereldtentoonstellingen een nationale traditie, om niet te zeggen een nationale hobby. Op wikipedia vind je een lijst van wereldtentoonstellingen in Nederland en België, van het jaar 1883 tot 1958. In Nederland zijn er twee geweest, telkens in Amsterdam, in 1883 en 1913, in België hebben er dus twaalf plaats gehad, in Brussel, Antwerpen, Gent en Luik. Die van Antwerpen 1930 en Brussel 1935 zijn nog niet helemaal vergeten.

Maar 1958 Frans of Nederlands, wat vroeger de 'Brusselse olievlek' heette en nu B-H-V, dat deed er toentertijd officieel niet toe. Wat ik wel belangrijk vind, waar ik met enige trots en bewondering op terugkijk, is dat het land kort na de bevrijding in '44 en de wapenstilstand in '45 niet bij de pakken ging zitten, daarentegen de handen uit de mouwen stak en aan de ploeg sloeg, en kennelijk met geloof en optimisme aan de wederopbouw begon, en daarbij ook nog onmiddellijk een grote kers op de taart wilde: de economie moest aangezwengeld worden, investeerders van overal gelokt, een grote visitekaart moest wereld getoond worden, dus nog eens een wereldtentoonstelling. En dat lukte, zoals gebleken is. Toegegeven, allemaal of voornamelijk in het Frans, maar de restauratie van' la Belgique à papa' is niet meer uit de verf gekomen. Het Noorden des lands werd zelfbewuster, welvarender, assertiever ook, minder plooibaar ook grimmiger.

Het pronkstuk van Expo 58 is ongetwijfeld het Atomium: inmiddels is het tot een nationaal monument uitgegroeid, je associeert het gebouw dadelijk met België, Brussel en Expo 58. Na 58 stond het interieur van de gewaagde constructie in de loop der tijden langzaam ter verkommeren, het werd een beetje aftands en onderkomen, en de bollen hadden hun zilverglans in 2005 al lang verloren. Maar vorig jaar eindelijk werd de restauratie voltooid: en nu glimt het Atomium als vanouds. Ik weet het al staan van in 58, heb er toentertijd vlak bij gestaan, maar ik was er nooit binnen geweest. In 58 waarschijnlijk wegens te duur voor de portemonnee van een eenverdiener, en naderhand, ja, hoe loopt zoiets? Maar gisteren heb ik ons nationaal monument dus bezocht, samen met mijn drie dochters. Als gehandicapte mag je er zelfs gratis in, wat terecht is, want wie echt niet uit zijn rolstoel kan komen en rechtop gaan staan, of toch nog een beetje lopen, heeft aan zo'n bezoek niets. Met de in 1958 snelste lift ter wereld ga je in 22 seconden van de eerste naar de bovenste bol, zo'n 100 meter hoog. Je krijgt een weids panorama, je ziet Mini Europa echt heel mini zijn, je herkent het Koning Boudewijnstadion, de basiliek van Koekelberg, de kerk van Laken, maar om scherp in de verte te kijken hing er nog te veel nevel in de lucht. Maar warm was het er wel, in de bovenste bol. Vader had het nogal eens over de 'bollenwinkel' als hij het monument bedoelde. Dat woord heeft hij waarschijnlijk gehaald uit het volkse lied over 'de dochter van Marie Planché, van voren bollenwinkel en van acht'ren staminee'. Die tekst ken ik verder niet, maar het zou me niet verbazen als die eerder van dubbelzinnige inhoud getuigt. Altijd een grapjas geweest, vader.

Mijn kinderen zien Expovoorwerpen, maar kopen niets, tenzij ansichtkaarten. Ze vinden de mokken wel iets hebben, en de badges, maar de mini mini-atomiumpjes zijn stinkend duur: ze zetten de prijzentraditie van 58 voort. We zoeven omlaag, naar ons vertrekpunt op de begane grond. Van daar kunnen we met de roltrap nog vier bollen gaan bekijken, maar je wordt wel gewaarschuwd: er zijn ook 80 treden omhoog en 186 omlaag te stijgen en te dalen. Maar ik doe, zonder rolstoel, ik kan dat wel aan, denk ik. En je komt op een roltrap in een van de buizen, lekker warm alweer, en een mooi gezicht in feite, maar in de bollen valt het een beetje tegen: paneeltjes over de wereldtentoonstelling, maar weinig echte wetenschap te ontdekken. Je kunt niet alles hebben.

Lichamelijk heb ik het ook overleefd: wel moe natuurlijk, en dat voelde ik wel tot 's avonds laat, maar vandaag is die pijn al lang geleden. En ik ben na vijftig jaar eindelijk in het Atomium geweest: ik heb een vaderlandse en historische plicht volbracht. Voldaan kijk ik dus terug op een welbestede dag.