zondag 29 juni 2008

Assisi : foto's


Basilica di San Francesco

Tempio di Miverva

Assunzione
Franciscus' thuiskomst

Assisi en Porziuncola





Zondag, dag des heren: Noortje zorgt voor haar eigen gezondheid en gaat een eindje joggen op de via Madonna di Campagna. Bij haar aankomst bij de 'bread & breakfast' wordt ze met onverdroten en ijverig gekef door Pino, het hondje van Laura verwelkomd; het beestje heeft ook behoorlijk wat interesse voor jonge, blanke damesbenen, maar hij kent ook het Nederlandse spreekwoord en bijt niet. Op de poort hangt trouwens een waarschuwend bordje: 'Attenti al cane', met een afbeelding van de gevaarlijke hond.

Wij rijden naar Assisi zelf, daar ben ik voor gekomen. Ik was er nog geweest, in 1999, maar toen was de basiliek van Santa Chiara na de aardbeving van '97 nog niet toegankelijk, en in de basiliek van San Francesco waren de schilderingen evenmin gerestaureerd. Wij komen aan aan de Porta San Pietro, waar wij een modern beeldhouwerk (Assunzione - 2003) zien dat de hemelvaart suggereert: het heeft wel iets dat beeld, strak en sober, met enig ritme erin: ik vind het mooi. Maar we willen naar Santa Chiara, want die had ik dus nog niet gezien. Via de Via Borgo di San Pietro en de Via San Apollinare hopen we daar kalmpjes aan te geraken. Helaas, de weg is uitermate steil, hij gaat Noortjes krachten ietwat te boven, maar twee Italianen duwen mij, elkaar aflossend, tot bij de basiliek. We zijn in Assisi: de mensen helpen de medemens, Franciscus' geest leeft hier, denk je dan. Maar Chiara's geest blijft ons voorlopig ontzegd: de kerk is op de middag gesloten. We steken heel de stad over om bij de basiliek van Franciscus te komen, via de Piazza del Comune, waar de goed bewaarde Romeinse Tempio di Minerva staat, ondertussen sinds mensenheugenis een katholieke kerk. Een boekhandel verkoopt boeken over alle mogelijke aspecten van Franciscus' leven, en over de franciscanen, die wij liever minderbroeders of 'bruin paters' noemen, of noemden. Bij ons zijn ze na de jaren '60 compleet uit het straatbeeld verdwenen, hier kun je ze nog onbekommerd zien rondlopen.

Zeker in de buurt van de Basilica van San Francesco: als ze hier niet thuis zijn, waar dan? Toch is het opvallend dat er veel meer nonnetjes dan paters te zien zijn. Ook deze basiliek is indrukwekkend, onder meer door de esplanade ervoor: een beeld van Franciscus te paard (2006), voorstellend de man die ontgoocheld en gebroken thuiskomt na zijn onbevredigende leven van playboy en yup van zijn tijd. Vanaf dan gooit hij het over een totaal andere boeg, en de rijke zoon van een vroege stadskapitalist wordt 'il poverello'. Zijn ommezwaai, zijn bekering doet denken aan Sint Augustinus, die veel vroeger hetzelfde meemaakte. De kerk zelf is prachtig gerestaureerd en toont in de zijmuren de fresco's van Giotto (1296): beelden uit het leven van Franciscus. Assisi is toch nog even anders dan Oosthoven op zijn beste zomerdag, al staat daar dan een kerk gewijd aan Sint Antonius Abt.

We verlaten de stad en rijden naar Santa Maria degli Angeli. De basiliek is gebouwd over de kleine 'Cappella del Transito', waar Franciscus op 3 oktober 1226 stierf. Met de bouw van de kerk is begonnen in 1569, ze was pas klaar in 1679. De renaissancevoorgevel dateert dan weer van 1927. De 'Angeli' verwijzen naar de engelen die Maria zouden geassisteerd hebben bij haar hemelvaart; boven op die voorgevel staat een reusachtig, goudkleurig beeld van Maria. Porziuncola, dat het complex ook herbergt, is de naam van de eerste gemeenschap, het eerste klooster van de franciscanen, en betekent gewoon 'een stukje grond'(portio, een portie), waar Santa Chiara in 1211 in de handen van Franciscus haar geloften heeft afgelegd. Overigens was Chiara de dochter van een even rijke familie als die van Franciscus: je afzetten tegen je ouders is geen moderne uitvinding. De naam van dat klooster leeft in onze (volks)taal nog voort in het werkwoord 'pesjoenkelen', waarbij de gelovigen biddend de kerk in- en uitgaan, alzo aflaten verdienend die zielen uit het vagevuur redden. Dat gebruik heb ik eens meegemaakt in Meerle, in het begin van de jaren '60: ik wist niet wat ik zag. Het eerder folkloristische gebruik is bij mijn weten helemaal verdwenen, en vrij onlangs heeft het Vaticaan zomaar het vagevuur afgeschaft. O tempora, o mores.

De 'Cappella del Transito' betekent voor Franciscus begin en einde, het is zijn alfa en omega, daar heeft hij de cirkel rondgemaakt. In het prille begin van zijn religieuze carrière heeft hij het vervallen kapelletje opgekalefaterd, vlak na zijn werk aan San Damiano (we schrijven dan 1200 en de jaren kort erna), en hij is er, zoals gezegd, ook gestorven. Nogal logisch dat het gebouwtje als een allerheiligst schrijn wordt beschouwd. De basiliek echter die er over gebouwd is, negeert in alle toonaarden de boodschap van de 'poverello': het is een monumentaal, contrareformatorisch en protserig gebouw ter ere van een man die de volstrekte eenvoud altijd betracht heeft. Voor mij is het een knetterende katholieke vloek in eigen huis, een blasfemie zal ik het net niet noemen. Franciscus was, net als zijn voorbeeld, een teken van tegenspraak: hij heeft nogal wat moeite gehad om zijn nieuwe orde door Rome erkend te krijgen. Toen hij er niet meer was, heeft de kerk hem omarmd, bij wijze van spreken aan haar eigen boezem doodgeknuffeld en hem de hemel ingeprezen. Zoals Paulus Christus' boodschap aan de toenmalige Helleens-Romeinse denkwereld heeft aangepast, zo heeft Rome Franciscus, post mortem, weer in het gelid geschaard, de scherpe kantjes weggeveild, en verder vrome verhaaltjes zoals preken voor de vogeltjes en de wolf van Gubbio tot inkeer brengen zeker niet tegengesproken, maar de man en zijn boodschap gerecupereerd, salonfähig gemaakt. Alsof hij geen hervormer was, die het geluk in de eenvoud zocht.

Wannes van de Velde zingt ergens: '... toen was de kerk / om goed te zijn nog veel te sterk'. Dat ging uitgerekend over de zestiende eeuw, de reformatie! Overigens, in zijn 'Lof der Zotheid' (begin van die eeuw) steekt Desiderius Erasmus vrolijk de draak met de franciscanen, die zeer vaak met vrouwen samenleven, of hoeren en boeren dat het de spuigaten uitloopt. Erasmus was zelf de zoon van een priester. Na driehonderd jaar hadden de minderbroeders zich naadloos aangepast.

Hoge idealen navolgen is altijd een hachelijke zaak geweest: het vlees is zwak en de roep van de materie soms oorverdovend. Niets menselijks is de meesten van ons vreemd.

Ons ook niet: de maag knort, daar moet materie in, en die zal dan voor nieuwe energie zorgen. In Bastia gaan we niet, ook niet na een zoektocht: niets bevalt ons, tenzij gesloten eethuizen. Wij dus naar Perugia, een eerder moeilijk te bestijgen stad, en dan voor ieder een pizza. Veel goedkoper dan in België, en hier in het land van oorsprong. Er toch zestig kilometer voor gereden: maar veel goedkoper dan bij ons! Het vlees in zwak, maar gas geven lukte nog.

vrijdag 27 juni 2008

Rimini (5): Forli en Assisi


Hotel Bengasi


Hotel Nouveau


We vertrekken vandaag, maar pas om half twee zal de bus ons naar Forli brengen: we hebben dus nog tijd voor een voormiddag Rimini. De Vier van Ravenna, Chris, Ingrid, Eva en ik gaan weer samen het centrum in. De dames doen nu meer dan window shopping, ik trek naar Libreria Mandadori, en vind er 'Vita' van Melania Mazzucco (Premio Strega 2003) en 'La tregua' van Primo Levi. En dan terrasje doen op de Piazza Tre Martiri: het is best zonnig. Zoals ik al zei: Rimini heeft me behoorlijk verrast, het is meer dan de moeite waard.

In de luchthaven van Forli laat ik mijn negen gezellen vertrekken: mijn dochter Noortje komt aan met hetzelfde vliegtuig dat hen terug naar België brengt. Kusjes en afscheid, Moniek een stevige hartelijke hand daarbij, en ik naar de afdeling 'Arrivati'. Mijn rolstoel bewijst zijn nut: ik bevracht hem met mijn koffer, en wandel op het gemakkie naar de aankomsthal. Ik zie na een week iemand die je 'eigen volk' noemt, eigen familie dus. En uitdrukking die door het Blok compleet verkracht is, maar taal- en denkverminking is het handelsmerk van de partij. 'Blok' op zich is ook al zo'n woord vol nuances, en wie heeft de pretentie te weten wat het 'belang' van Vlaanderen is? Maar ik weid uit: ik ben in Italië, waar extreem-rechts niemand zorgen baart.

We hebben een autootje gehuurd, een 'Kia Picanto', en die doet het goed, zelfs op Italiaanse wegen: hier en daar kun je nog goed voelen dat de Italianen van 2000 jaar geleden uiterst bekwame bouwers van heirbanen waren, het is kennelijk een eeuwenoude traditie geworden. Na een goede 200 kilometer komen we aan in Bastia Umbra, op vijf kilometer van Assisi, in Umbrië dus, het groene hart van Italië, zoals de regio zichzelf noemt.

Een 'bed and breakfast' hadden we ook al gereserveerd, bij Laura, op de Via Madonna di Campagna in Bastia, en we nemen onze intrek in een piekfijn onderkomen. Laura is alles wat je van een Italiaanse mama mag verwachten: vriendelijk, babbelen, una chiacchierone, bezorgd om kinderen, ook als ze al 26 jaar zijn, behulpzaam en goed- gehumeurd, en toch afstandelijk en niet opdringerig: waar kunnen we nog beter zijn?

En zo beleef ik op een dag einde en begin van een vakantie. Na vijf dagen met de cursisten, een week extra times met mijn dochter: wie kan zich beters wensen?

maandag 23 juni 2008

Rimini (4): Ravenna




Vrijdag vandaag: onze groepsreis is meer dan halfweg. Met zijn vieren gaan we met de trein naar Ravenna: Eva, Ingrid, Chris en ikzelf. De Italiaanse Spoorwegen hebben ervaring met rolstoelgebruikers: geen enkel probleem. Naar Ravenna, ooit een zeer belangrijke stad in het Romanum Imperium, gaan we voor de kerken en de mozaïeken, en de dames doen naderhand aan window shopping.

Eerst aan de beurt: de basiliek van San Francesco, in de vijfde eeuw al gebouwd door bisschop Neon. De kerk had toen natuurlijk een andere naam. Ze werd overigens verbouwd in de tiende en achttiende eeuw. We passeren later de graftombe van Dante, hier gestorven in 1321, maar het gebouwtje is van 1780. Het lijkt voor de vele Italianen die we zien komen en gaan een soort van bedevaartsplaats te zijn. En dan volgt de basiliek van Sant' Apollinare Nuovo, ook al gebouwd in de zesde eeuw, met een mooie,elegante campanile. Binnen indrukwekkende mozaïeken: die van de Drie Koningen zijn het meest recent - dat is zeer relatief - en zeer levendig, en rijkelijk versierd. Binnen, naast de hoofdingang een plaquette die vertelt dat Theodorik de Grote, koning van de Ostrogoten, deze kerk vanaf de fundamenten gebouwd heeft. Als ik het sta te lezen, krijg ik tranen in mijn ogen: oog in oog met een belangrijk stuk verleden dat me min of meer bekend is, krijg ik steevast een krop in de keel, of dat nu 100 of 1400 jaar geleden is.

De gewone geneugten des levens zijn er ook nog: in de Ca' de Ven (Casa di Vino) kiezen we alle vier een menu 'degustazione' voor € 32, met aangepaste wijnen bij de verschillende gangen: we krijgen Albino, Pallazzini, Passirti (dolce) en koffie na. We proven wat de Italianen noemen 'spek d'anatra', dat is eend, en faraone, parelhoen en helemaal niet Egyptisch. De dames hebben het over wijnen, we drinken en leren drinken, proeven en restaurants kennen die het bezoeken waard zijn, en plots komen de etymologieën van lichtekooi, rotzooi en kalkoen ter sprake. Zelfs blaffetuur passeert de revue, al kan niemand van ons zeggen waar het vandaan komt. Mijn bewering dat ook het Engels het woord kent, als 'blaffeture' dan, (klemtoon eerste lettergreep, uitspraak zoals 'literature') wordt weggelachen.

Ca' de Ven is een oud palazzo, ingericht als wijnlokaal en restaurant. De stijl en oudheid druipen er van de muren. In een lichtere zaal, met een moderne glazen overspanning, staat het metalen beeld van 'il passatore', een nu min of meer legendarische en vol respect herinnerde volksfiguur. Lo Zingarelli Minore beschrijft hem ten eerste als iemand die mensen de rivier overzette, ten tweede als een figuur die clandestien mensen de grens overbracht, als iemand die het systeem tegenwerkte, tegen de stroom in ging dus. Als je die zaal in wil en het beeld wil zien, moet je langs een hellinkje, wat ik onverschrokken met mijn rolstoel uitprobeer, vaststel dat de helling te steil is, mijn zwaartepunt valt buiten het grondvlak, en ik kieper pardoes achterover tegen 'la bella terra d'Italia': een compleet 'minor incident', ik heb gezien wat ik wilde zien: Ravenna is alle opzichten een meevaller. We hebben er cultuur en culture gastronomique verenigd.

Op de terugweg discussiëren we in de trein over een plaats die ik me niet meer herinner, maar een Italiaanse in onze bijna lege wagon komt in het Nederlands tussen en legt ons een en ander uit. Merkwaardig, toch? Morgen horen we thuis, of in Italië, heel de dag onze taal.

Rimini (3): Urbino en San Leo




Vandaag staat er een uitstap met de bus op het programma: we zullen Urbino en San Leo aandoen.

De eerste stad - tenminste weer de naam - is mij bekend van Titiaans 'Venus van Urbino', maar die hebben niet ontmoet: alle vrouwen zijn zedig gekleed, en ze trachten ook niet anderszins te verleiden. Hoewel ze best het bekijken waard zijn. Urbino is ook de geboorteplaats van de renaissanceschilder Rafaël, maar dat heeft in het straatbeeld van tegenwoordig weinig sporen nagelaten. Wel alomtegenwoordig is paus Clemens XI, ook afkomstig van deze stad. Hij is er geboren in 1649, en was paus van 1700 tot aan zijn dood in 1721. Tijdens zijn pontificaat begon de strijd tegen de jansenisten, strijd die de hele achttiende eeuw zou duren. Op die manier is hij verbonden met de Nederlanden, de Zuidelijke dan toch. Zijn naam staat in een aantal gebouwen gebeiteld, zijn wapen is in het centrum aan een gevel te bewonderen.

Opvallend in Urbino is het grote aantal boekhandels voor een toch redelijk kleine stad: maar ook een universiteitsstad, 12.000 studenten heeft de instelling. Er loopt hier inderdaad veel jeugd te rond: Italië investeert behoorlijk in zijn hersens.

Ik spaar de rolstoelduwers zo veel mogelijk: we zijn niet meer aan de zee, en steile straten zijn hier legio. Zo ook in San Leo: een echt kleine stad met een prachtige hooggelegen citadel, van waarop het panorama over de valleien en de streek zeer indrukwekkend moet zijn. In het kleine centrum staat ook een basiliek, vanwaar ook een prachtig uitzicht. Ik duw mijn rolstoel er naartoe, wordt geholpen door twee Italiaansen, die me tijdens de kleine afdaling 'coraggioso' noemen, wat ik wel leuk vind. En ik heb de valleien net zo goed kunnen bewonderen: met enige moeite bereik je wel iets. Italië is gewoon een mooi land, dat zal ik de volgende dagen nog vaak denken en vaststellen.

Op de terugweg naar Rimini zien we vanuit een kleine verte San Marino liggen. Dat landje/stadje is gisteren al door een aantal van ons bezocht, maar ik heb die beker aan mij voorbij laten gaan: te steil is niet mijn stijl, denk ik dan maar.

vrijdag 20 juni 2008

Rimini (2)



Ik kende Rimini als badplaats natuurlijk van naam, maar alleen van naam, maar dat belette niet om de denken dat het hier om een soort 'Blankenberge aan de Adriatische Zee' zou gaan. Niet dadelijk mijn ding, maar ik was met de groep in Italië. Heb ik me daar eventjes mispakt!

Natuurlijk is Rimini ook een badplaats, maar het strand ligt er mooi uitgerust bij, de infrastructuur is aan het zuiderse weer aangepast, en rijen appartementen zoals aan de Belgische kust zie je er niet. Wel hotels met hun voorgevel naar de Viale Amerigo Vespucci gericht, waarvan een indrukwekkend gebouw in art nouveau.

Maar de stad (130.000 inwoners) heeft ook een historisch centrum met de Boog van Augustus (27 v.C.), een brug van Tiberius die het drukke verkeer van nu nog altijd moeiteloos aankan, de resten van een antiek amfitheater zijn blootgelegd. In de Oudheid was Rimini samen met Ravenna de thuishaven van de vloot die de oostelijke Middellandse Zee onder controle en in bedwang moest houden: de stad had meer dan gewoon belang. We hebben het Huis van de Chirurg gezien, ook opgegraven, met mozaïeken uit de eerste eeuw, we leren dat de stad in de loop der tijden laag boven laag is gebouwd, wat ze overigens in Troje ook al deden. In die 'Casa del Chirurgo' is net zo goed een waterput ui de 18de eeuw blootgelegd, en in het belendende 'Museo della Città' zie je prachtige mozaïeken, en een bord beschilderd met 'frutti di mare'. Als een topstuk wordt het hier beschouwd: je ziet de afbeelding ervan op allerlei wervende toeristische publicaties en folders. Overigens is Rimini ook een universiteitsstad: dat resulteert in een aantal boekhandels, waaronder een filiaal van de keten 'Mandadori', waar ze een reuze aanbod hebben, zoals ik zelf mocht ondervinden.

Na de middag houd ik het rustig: ik ga - nou ja, gaan in de rolstoel - met Monique en Annie naar het strand, de Adriatische Zee bekijken. Terwijl de dames een wandeling maken langs de vloedlijn, maak ik een paars foto's, waaronder een 'Geboorte van Aphrodite en Venus', met een te pril en verslagen slachtoffer van de godinnelijke concurrentiestrijd rechts achter Annie. We proeven de wijn op een van de strandterrassen, en genieten van het weer en de babbel: Monique heeft het met overgave over het belang van kinderen en kleinkinderen voor haar - en als je zelf vier afstammelingen hebt, schept dat een band - en Annie vertelt over haar inzet voor en connecties met Kroatië. Op reis leer je mensen kennen.

Later die dag verneem ik dat Rimini ook de geboorteplaats is van Federico Fellini, maar dat zijn museum niet zo veel voorstelt. ten troost: Rimini op zichzelf is best al film genoeg.

Charleroi - Rimini (I)



Mijn week Egypte (Luxor) vorig jaar in september heeft me duidelijk gemaakt dat ik best nog op reis kan, niet alleen, dat niet, maar met een groep bekenden of een van mijn kinderen. Dus dit jaar weer op weg, naar Italië: vijf dagen met de cursisten Italiaans naar Rimini, en aansluitend een week Assisi en Umbrië met mijn dochter Noortje. Om naar uit te kijken.

Een taxi haalt me thuis op, in Beerse stappen Ingrid en Annie mee in, en dat kleine gezelschap zet koers naar Charleroi, naar Brussels South Airport, zoals de kanaalkommen in Turnhout Antwerp East Harbour heten. Het gaat natuurlijk via de autoweg, tot ongeveer zo'n tien kilometer voor onze bestemming. En wat je daar te zien krijgt, verbaast je. Je bent dan in het volle Henegouwen, niet onze rijkste provincie, dat niet, maar je ziet een streek waarvan je niet gedacht had dat die ook België kon liggen. Tweederangswegen, kruispunten die er niet bepaald verzorgd uitzien, geen industrie te bespeuren, geen kmo-zones: een ietwat troosteloos landschap met andere woorden. De mijnen zijn er al lang gesloten, de bevolking is er oud, of jong en werkloos, het oude bekken van de Borinage lijkt nog moeizaam nahijgend te slapen, in de inertie opgenomen te zijn.

Maar de luchthaven met de protserige naam is dan weer een pracht, vinden ze daar, de enige die ik er gezien heb. Bewijs van de wederopstanding van Wallonië, waar Van Cauwenberghe al jarenlang zijn schouders onder zet? Niet alleen daaronder, soms denkt hij ook alleen aan zichzelf, zijn beste vriend. Ik zie een nieuwgebouwde en grote vertrekhal (in gebruik genomen in januari 2008), tweetalige dienstverlening, en een goedkope vliegtuigmaatschappij, Ryan Air (ook typisch Waals), waar niets op aan te merken valt, wel integendeel: geen enkel probleem, de mensen zijn erg voorkomend. Als licht gehandicapte met rolstoel kan ik dat alleen maar appreciëren.

Na een kleine twee uur zijn we in het echte buitenland; Forli Airport, voor Ryan Air: Bologna. Dat klinkt klinkt vertrouwder in de oren, en die stad is veel groter. Forli is zoals Charleroi, maar kleiner. En nog twee uur later zitten we in Hotal Bengasi, in Rimini, aan de Adriatische kust. Een snelle en voorspoedige reisdag noem ik dat: vanaf morgen kunnen we Emilia Romagna een beetje verkennen.

zondag 1 juni 2008

Franciscus en de wolf



Een zeer merkwaardige foto die Noortje op onze Italiëreis van vorige maand gemaakt heeft, is die van een kleurrijke tegel in de gevel van een huis in een of andere straat van Assisi. De voorstelling toont Franciscus die een kat of een hond de hand geeft, zo dachten wij tenminste: de grote dierenliefde van Franciscus nog eens bescheiden, maar duidelijk geïllustreerd. Later heb je het dan met je hospita en haar dochter over bestemmingen in de buurt van Assisi die de moeite waard zijn. En dan valt de naam van 'Gubbio', een stad zo'n dertig kilometer ten noordoosten van Assisi. En dan komt meteen ook het verhaal over 'Franciscus en de wolf', dat zich in Gubbio afgespeeld zou hebben. Die legende beeldt onze tegel dus uit.

De vertelling gaat zo: Franciscus, die graag in Gubbio kwam, hoort het verhaal over een bloeddorstige wolf die de omgeving en het stad terroriseert, dieren en zelfs mensen aanvalt en opeet: de schrik zit er zo diep in dat niemand de stad nog durft te verlaten. Hier is een reddende hand nodig, en tegen ieders beter weten in gaat Franciscus de wolf tegemoet en onderhandelt met hem, die hij aanspreekt met 'broeder Wolf'. De wolf belooft geen kwaad meer aan te richten, de stad zal de jacht op hem staken. Deze vrede wordt bezegeld door Franciscus die de wolf zijn rechterhand geeft, die dat beantwoordt door zijn rechtervoorpoot aan te bieden, zoals dat voor een wolf betamelijk is, heet het in een Nederlandse versie van het verhaal. Franciscus voegt daarbij dat, als de wolf braaf blijft, Gubbio hem voortaan te eten zal geven, zodat hij niet meer hoeft te moorden. Weer volgt hand-pootgeschud. Franciscus neemt de wolf mee naar de stad, en op het marktplein houdt hij een preek over straf (de wolf) voor begane zonden, over de zonde verzaken, de wolf die zijn leven zal beteren, maar dat moeten de inwoners van Gubbio natuurlijk ook doen. Iedereen is daartoe bereid, ook tot het voeden van de wolf, als die maar ophoudt met moorden. Ten derde male worden hand en poot geschud, en alles verloopt vanaf dan opnieuw normaal. De wolf heeft nog twee jaar geleefd, echt wel als levend bewijs van de waarheid van deze geschiedenis.

Het verhaaltje toont Franciscus als groot dierenliefhebber, zelfs als hij daarvoor zeer onverschrokken moest zijn en niet aarzelde zijn eigen leven in gevaar te brengen. Het laat hem zien als vredestichter - geholpen door God natuurlijk -, als bedreven onderhandelaar - hij zou een steen doen wenen, zegden de middeleeuwers over dat soort bekwaamheden : dats mochte ontfarmen enen stene - en God is er ook bij: drie keer handje-pootje schudden, zoals Christus drie keer valt op de weg naar Calvarie, zoals de haan drie keer kraait wanneer Petrus Christus verloochent, en zoals God uit drie personen bestaat.

Gubbio, veronderstel ik, werd in het prille begin van de dertiende eeuw geterroriseerd door een beest, een wolf van een mens, iemand die wij nu een 'warlord' zouden noemen, in die tijd een roofridder, of door een stadsbestuur dat tegen zijn mensen vreselijk wreed en dictatoriaal optrad. Zachtzinnig waren de tijden in Europa toen niet. Franciscus zal de nood iets of wat gelenigd hebben, en het vervolg is 'Wahrheit und Dichtung'.

Op de tegel kun je zien dat er een barst loopt tussen Franciscus en de 'witte wolf'. De kleur maakt het dier overigens ook daardoor tot een uitzondering. Misschien komt die barst van de recentste aardbeving in Assisi (1997)? Dat is echter 'te mooi' om waar te zijn: de gevel zelf is ongeschonden.

Het geheel tenslotte is eens iets anders dan de obligate Che Guevara-foto's. Hoewel: die man had ook een Christus-uitstraling, letterlijk en figuurlijk. Nihil nove sub sole, zoals de Ouden al zegden.