dinsdag 18 november 2008

Belevenis



De locus delicti



Van kapitaal belang

Zeg ik vandaag na de Italiaanse les tegen Ulrike, mijn buurvrouw met wie ik het best goed kan vinden: 'Ik heb verleden woensdag iets moois beleefd op de universiteit van Maastricht, in de Faculteit Geneeskunde'. Prachtige captatio benevolentiae, al zeg ik het zelf, dus hier volgt het verhaal.

Mijn schoonbroer, Luc Snoeckx, die er prof fysiologie is, had me een tijdje geleden gevraagd of ik bereid zou zijn in Maastricht als proefpatiënt te fungeren voor een aantal artsen in spe, die er door gerichte, logische en verstandige vragen achter moesten komen welke ziekte ik had. Afgelopen week had de 'proof of the pudding' plaats. Wij, mijn schoonbroer en ikzelf, om half negen 's ochtends naar professor Jan Lodder, die me briefte en ook probeerde uit te vinden hoe ik tegenover mijn ziekte stond: ms heet ze, de kwaal. Om negen uur kwamen de eerste twee studenten binnen voor een deel opleiding in anamnese. Professor Lodder leert dat aan met levensechte, voor de student onbekende patiënten: het waren telkens duo's (drie dus) die ik een uurtje (een lesuur van vijftig minuten) voor me had, en die me dus met vragen konden bestoken. Hij noemde dat een zeer arbeidsintensieve procedure: hij steekt daar zelf veel tijd in, in de interviews, in patiënten die verschillende ziekten 'vertegenwoordigen', in de evaluatie van het gesprek, maar, en dat is het grote voordeel waar hij het om doet, de studenten leren er zeer veel mee: zij stellen de vragen, het is hun eigen zelf ervaren, en dat blijft natuurlijk langer bij, maakt een diepere indruk.

Voor ze begonnen zei de prof telkens: 'We gaan dat hier doen op socratische wijze', zo gelijk appellerend aan hun verstand. En die studenten deden dat goed: ik heb geen enkele domme vraag gehoord, als ik me daar een oordeel over mag permitteren, en ze hebben allemaal, en vrij snel, de juiste aandoening gediagnostiseerd. Ik zag ze nadenken, met zichzelf overleggen, hoorde ze doordacht en overwogen vragen stellen. Ze spanden zich in, net zoals professor Lodder, die bijstuurde en meer informatie gaf waar nodig en nuttig, zonder bevoogding en betutteling, en met veel contact met die studenten.

Ik maakte dat zelf allemaal als patiënt mee, en naderhand was ik er over verwonderd dat ik me zoveel, en zelfs kleine feitjes, over mijn ziekte kon herinneren. Het gaat natuurlijk niet over het begin van een voorbijgaande griepaanval, en ik ben tot de conclusie gekomen dat ik mijn blijvende metgezel goed ken, en dat ik hem ook best kan verdragen: hij is een deel van mezelf geworden.

En waarom doe ik dat allemaal? Zeer prozaïsch zou ik kunnen zeggen 'omdat Luc het me gevraagd heeft', en dat is ook wel zo. Maar als je daar zit, wil je natuurlijk het beste van jezelf geven. Ik zat als leraar op rust voor studenten, en ik wilde het die jongelui (22-23 jaar) niet moeilijk maken, want dat deed ik vroeger op mondelinge examens ook niet: ze hadden mijn sympathie, en ik mijn hart supporterde ik wel voor ze. En ik vond het ook wel fijn dat ik, al is het maar zo weinig, iets aan hun opleiding heb bijgedragen. En, zoals ik naderhand vaststelde, ik heb dat ook gedaan uit solidariteit met toekomstige ms-patiënten, hoe gering mijn bijdrage ook was. En gaandeweg, zeker in het derde interview, voelde ik me ook losser worden, wat zich uitte in mijn tussenkomst in de discussie over het gebruik van bètaferon, toen ik mezelf hoorde zeggen dat de graad van beschaving van een samenleving kan gemeten worden aan datgene wat ze over heeft voor de zwakkeren. Het leraarschap in mij is niet meer uit te roeien. De prof zei dan dat artsen, wanneer ze de eed van Hypocrates zweren, zich verbinden tot werken voor het belang van de individuele patiënt, en niet voor de maatschappij in haar geheel. Bètaferon toestaan kost heel veel: toen ik er vier en een half jaar geleden mee begon, kostte het medicijn per maand € 925, maar ik moest maar € 10 betalen. 925 maal 12 is € 11.100, dat is bijna een half miljoen oude Belgische frank per jaar. Dat was het kostenplaatje vier jaar geleden, en zoals gezegd, ik gebruik het al bijna vijf jaar. Op die momenten prijs je je gelukkig dat in Europa sociale zekerheid geen leeg begrip is: zonder was ik allang failliet geweest, en was de ziekte behoorlijk erger geworden. Zoals iemand onlangs zei: 'We are not a nation of individuals', wat bij ons, in Begië en Nederland, toch maar blijkt.

Na twee sessies voelde ik me al best moe, en ik prees me gelukkig dat er nog maar een uurtje zou volgen. Moe, want ik had er ook heel wat emotionele energie in gestopt: het ging over mij, en ik was erg betrokken, als proefpatiënt, maar ook bij de studenten en de prof. Het was een nuttige en waardevolle ochtend en ervaring, voor de studenten en voor mij. Zoals ik in de titel van dit stukje al zei: een belevenis met een grote b.

Ik ben als klap op de vuurpijl nog met meer taalkennis teruggekomen: een 'opstoot' is typisch Vlaams, ik zou eerder zeggen typisch ms. In Nederland heet dat dan weer verergering of aanval. Exacerbatie mag ook, maar dat klinkt mij te medisch en te Engels. Dat geldt ook voor andere ziekten, wat mij betreft. Alle gekheid op een stokje: grensoverschrijdend aan gezondheidszorg meewerken, gewoon prachtig. Toch?

Geen opmerkingen: