vrijdag 20 februari 2009

Berlijn - Naunynstrasse.


Kreuzberg: Änderungsscheiderei - Vollreinigung, ook in het Turks op het raam


De binnentuin, met een laagje poedersneeuw, 9 februari 2009


Net tegen de vliegende natuur

Ik wil me nog wel eens afvragen waarom een straat heet zoals ze heet. Dat had ik ook met de straat waar Maartje in Berlijn woont/woonde: de Naunynstrasse. Geen nood, het internet geeft prompt antwoord.

Bernhard Naunyn (1839-1925) begon in Berlijn zijn opleiding tot medicus op 21-jarige leeftijd. Twee jaar later studeert hij af: dat ging snel in die tijden. Hij heeft een schitterende carrière beleefd. Hij hield zich als onderzoeker bezig met het menselijke metabolisme en is van grote betekenis voor de verbetering van de behandeling van diabetes. Hij stond aan het hoofd van vermaarde ziekenhuizen in onder meer Bern, Königsberg (nu Kaliningrad) en Straatsburg. Laten we zeggen dat hij zijn straat in Berlijn verdiend heeft, hoewel weinigen zullen weten wat Naunyn ooit gepresteerd heeft.

Deze straat ligt in 'Kreuzberg', voor de Wende vlak grenzend aan Oost-Berlijn, nu een deel in het midden van de stad. De Friedrichstrasse is een belangrijke verkeersader, in een zijstraat (Kochstrasse) ervan ligt 'Checkpoint Charlie', en in de Lindenstrasse vind je het 'Jüdisches Museum'. Vooral dat laatste is een must.

Voor de Wende was Kreuzberg het bolwerk van de 'alternatieve scène', nu is een van de drie inwoners van dit stadsdeel buitenlander, heel veel van hen van Turks-Koerdische afkomst. Het stadsdeel is dan voor een groot deel tweetalig: Duits en Turks. Vooral in buurtwinkels en kebabhandeltjes valt dat op. Je ziet er bijvoorbeeld ook nog een 'Änderungsschneiderei', een zaak waarin men kleren verstelt, iets wat bij toch al een tijdje verdwenen is, dacht ik.

In de Naunynstrasse heeft Maartje haar appartement: redelijk nieuw, niet zo erg groot, maar toch midden in Berlijn. Ze kijkt uit op een grote binnentuin: in de zomer moet het erg prachtig zijn. Voor haar balkon is een net gespannen: dat moet beletten dat duiven of meeuwen dat balkon komen opgevlogen. Eigenaardig, maar wel praktisch: soms moet je de natuur op geweldloze wijze van je af kunnen houden.

Berlijn - dag 5 - Frühstücken


Het Landwehrkanal: fauna op het ijs


Café am Ufer: Maartje in de zon voor een 'Lokal'achtige wand


Grosser Käse

Maandag vandaag, het laatste dagje in Berlijn. Om twee uur vertrekken we naar Berlin-Schönefeld, waar ik om vier uur zal opstijgen. Maar eerst nemen we nog deel aan een Berlijnse gewoonte: we gaan op het gemakje 'frühstücken'. Maartje weet een goede gelegenheid aan het Landwehrkanal, we gaan naar 'Ankerklaus', maar helaas, 's maandags gaat de zaak pas om vier uur open, redelijk laat dus. Maar we vinden een goed alternatief: 'Café am Ufer'; die oever heet overigens Paul-Lincke-Ufer. Plaats genoeg zo rond halfelf, en keuze genoeg voor een stevig ontbijt: het wordt eigenlijk meer een 'brunch'. We bestellen een 'Grosser Käse', een bord van respectabele grootte dat rijkelijk onder de kaas zit: het gerecht doet zijn naam alle eer aan. En of het smaakt...

De zaak loopt langzamerhand voller: vier mannen komen binnen, drie Duitsers en een Amerikaan, die nogal duidelijk zijn appreciatie van Berlijn laat blijken. Ik hoor hem zeggen 'What I like about Germans...' en de volkeren verbroederen. Wat hij juist zo 'likete' weet ik niet, want 'eavesdropping' is niet bepaald een sociaal aanvaarde gewoonte of een bewijs van respect voor gesprekken van onbekenden. Er komen nog drie mensen binnen, twee mensen en een mensje in feite: een grootmoeder, haar dochter en haar heel jonge kleinkindje. Ik hoor dat ze Italiaans praten: in Berlijn hoor je bij wijze van spreken alle talen. Na een tijdje krijgt de oma haar oogappeltje op haar schoot, ern ze doet er bijzonder lief tegen, wat het kindje heel graag heeft natuurlijk, het lacht breeduit. Ik zit dicht bij dit gelukkige duo, en vraag of het een jongetje is, waar ik bijna zeker van ben. Maar neen: 'E' una ragazza' en ze heet Sofia en is acht maanden. De vier verbroederaars hebben het tafereeltje ook opgemerkt, zij lachen het kleine meisje ook toe, aller ogen zijn nu gericht op Sofia, het centrum van belangstelling in deze ontbijtende wereld. Wonderlijk toch hoe de onschuld van een baby totaal vreemden kan verenigen in goodwill: we geven op een of andere manier allemaal uiting aan het plezier en de hoop dat een pril leven natuurlijk en vanzelfsprekend wakker roept. Mooie scène om dit verblijf in Berlijn mee af te sluiten: je wordt er ogenblikkelijk zelf blij van.

easyJet

Maartje brengt me na de middag aar de luchthaven, en om vier uur stijg ik op: klaar weer is het, een winterzonnetje doet echt zijn best. Na een uur en vijf minuten vliegen zijn we al in Brussel: daar is het weer grijs en nat. Belgisch, zeg maar. We landen voorspoedig, en ik ben bij de eersten die uitstappen. Maar nergens staat een rolstoel klaar, assistentie is ook afwezig, dus ik moet te voet naar de bagageband, vanaf Gate 072 (de verste, want easyJet is een lagekostmaatschappij) naar luggage belt (ook de verste, om dezelfde reden). Op de loopband zie ik medepassagiers me voorbijsteken, en na een tijdje ben ik de laatste. Ik word een beetje moe, want lopen kan ik nog wel, maar zo ver, dat ben ik niet gewend. Ik voel kwaadheid in me opkomen (wat is dat nu voor een service!), maar na veertig minuten ben ik er toch, behoorlijk afgepeigerd. Het voordeel is nu wel dat ik mijn koffer gemakkelijk kan vinden: er staat er nog maar een op de band! Mijn rolstoel staat naast die band, de linkerleuning is wel losgekomen, maar een kniesoor enzoverder... Een en ander werpt wel een verrassend licht op de betekenis van easyJet: de maatschappij maakt het zich inderdaad niet overdreven lastig of moeilijk.

Maar het positieve is: ik heb meer dan 2 km gelopen, ik wist niet eens dat ik dat (nog) kon, maar tevreden van mezelf kijk ik nu toch op mijn wandeltocht terug: 'elk nadeel hep se foordeel'. Welke Nederlandse cultuurfilosoof is ook alweer van deze lumineuze gedachte bevallen? Verrassend gelijk heeft-ie soms.

donderdag 19 februari 2009

Berlijn - dag 4 - Die Gemäldegalerie


Hugo van der Goes, De aanbidding der wijzen


Pieter Pauwel Rubens, Jezus geeft de sleutels van de hemel aan Petrus


Jacob Jordaens, Andromeda


Pieter Bruegel de Oude, de spreekwoorden


Hercules Segers, Hollands landschap


Frans Hals, Malle Babbe


Rembrandt, Zelfportret

maandag 16 februari 2009

Berlijn - dag 4


Albrecht Dürer, Maria und Kind mit dem Zeisig, 1506


Marktpoort uit Milete, 120 n.C.


Gerestaureerde hal van de Athenatempel, Pergamon, 2de eeuw v.C.

Iets later dan de vorige dagen staan we op en maken we ons klaar voor de derde verkenning. En we doen het rustiger aan vandaag: die Gemäldegalerie en het Pergamonmuseum staan op het verlanglijstje, en misschien nog een bewaard stukje muur.

De Gemäldegalerie (hét schilderijenmuseum van Duitsland mag je wel zeggen) is ondergebracht in een nieuw, modern gebouw uit 1998. Het bevat een van de belangrijkste verzamelingen Europese schilderkunst van de 13de tot de 18de eeuw: er zouden 27.000 schilderijen aanwezig zijn. Die worden natuurlijk niet allemaal getoond, maar ook de massa's doeken die er wel hangen, hebben we natuurlijk niet allemaal gezien.

Het eerste wat we zien is een Rothko, die geconfronteerd wordt met Giotto. Rothko is een niet alledaagse kunstenaar, maar ik kan niet zeggen dat hij geen uitwerking heeft op de kijker. Mijn reactie was eerder fysiek: ik voelde lichte trillingen in mijn benen bij het bekijken van het doek. Maar verder hebben we onze aandacht vooral toegespitst op de renaissance, en Vlaamse en Nederlandse werken, en die zijn behoorlijk vertegenwoordigd. Toch zien we ook een mooie Dürer: Maria und Kind mit dem Zeisig, uit 1506. Dat laatste woordje heb ik nadien opgezocht: het is een sijsje. Ook Hans Holbein der Jüngere komen we tegen met een portret van Georg Giszi uit 1532.

En dan de Vlamingen en de Hollanders: Hugo van der Goes met 'De aanbidding der Wijzen'. Die vind ik kennelijk altijd de moeite waard: uit Brugge ken ik 'De dood van Maria', vermoedelijk uit 1481, en op dat doek werkt hij ook met het schitterende blauw dat ook in zijn 'Aanbidding' te bewonderen is. Rubens hangt er met werken die je nog nooit gezien hebt, maar waarin je de kunstenaar zo herkent: 'Jezus geeft de sleutels van de hemel aan Petrus' kan ik echt wel smaken. Jordaens hangt er met een 'Andromeda' en 'Perseus bevrijdt Andromeda'. Een onbetwist topstuk is 'De spreekwoorden' van Pieter Bruegel: zeer eigenaardig is het je eigen taalschat (zij het dan de 16de eeuwse) in den vreemde tentoongesteld te zien. Ik koopt er later een reproductie van, en in de tekst daarbij zijn al die spreekwoorden genummerd (119 staan er op het doek) en ze krijgen één voor één een keurige Duitse uitleg.

Ik zie er twee mooie landschapjes van Hercules Segers, tijdgenoot van Rembrandt en ten onrechte niet zo wereldberoemd. Van Frans Hals is er 'Malle Babbe', een portret van een Haarlemse volksvrouw, met de uil van de wijsheid op haar linkerschouder, en links een lege bierkan (?). Prachtig levendig. Rembrandt is er natuurlijk ook: een mythologisch doek (De schaking van Proserpina) en een zelfportret als jongeman.

Ik heb me in dit museum niet echt als Europeaan gedragen, maar vooral mijn eigen Nederlanden opgezocht: in Berlijn is het zeer gemakkelijk je deel te voelen van een groter geheel, maar kennelijk kruipt het bloed waar het niet gaan kan, en voel je je
best goed wanneer je getuigenissen ziet van je land van herkomst. Dan komt de gedachte: 'Zie dat hier hangen, en dat is van ons, of van bij ons. Dat hebben wij gemaakt', kun je dan eerder ongenuanceerd denken. Werelderfgoed is van iedereen, stuur je dan bij.

We nemen een pauze voor het Pergamonmuseum, drinken koffie in een zaak (geen Lokal deze keer) die 'Zu den 12 Aposteln' heet, en vandaar kom ik eventjes terecht op een boekenmarkten 'à la Redu', en waar ik twee Duitse pocketjes van een mij onbekende reeks koop, € 1 per stuk. 'Des Knaben Wunderhorn' van Achim von Arnim en Clemens Brentano, 'eine Auswahl' is het eerste. Het tweede is van Bertolt Brecht: Grüner Mond von Alabama, Gedichte und Lieder aus Stücken'. Beide werkjes horen thuis in een 'bb'-reeks (Billige Bücher?): de Brecht is uitgegeven in 1976, prijs 1.85 DDR Mark, 'Des Knaben Wunderhorn' komt 1981, en was even goedkoop. In alle opzichten: wie schrijft, die blijft,en dat geldt kennelijk ook voor de DDR.

Het Pergamonmuseum is groots indrukwekkend: het is gebouwd rond een van de absolute topstukken, het altaar van Pergamon, deel van een aan Zeus gewijde tempel. En ik kan u verzekeren: het is geen klein snel in elkaar geflanst offertafeltje. Even indrukwekkend is de 16 m hoge 'Marktpoort uit Milete', een Romeinse stad uit Klein-Azië, of de 'Gerestaureerde hal van de Athenatempel' uit Pergamon uit de 2de eeuw voor Christus. Wat ik er niet gevonden heb: de buste van de Egyptische koningin Nofretete of Nefertete. Heel normaal is dat: die buste staat in het Ägyptisches Museum': daar, en nog voor een paar andere 'musts' moet ik nog eens terugkomen naar Berlijn. Mooi vooruitzicht is dat, als het ooit realiteit wordt.

Berlijn - dag 3 - foto's


Naunynstrasse, vroege Neubau: beetje grijs en grauw, toch?



Neubau in Kreuzberg, Naunynstrasse, waar Maartje vijf maanden gewoond heeft


Joods Museum: de voorgevel met de gebroken davidster, ontwerp van Daniel Libeskind


Joods Museum: Tuin van Verbanning en Emigratie


Spinoza: door zijn gemeenschap verstoren jood, eerste 'Verlichter', Nederlander

zaterdag 14 februari 2009

Berlijn - dag 3


Niet zo druk bezette metro


In de Kochstrasse, vlak bij Checkpoint Charlie: wat rest van de DDR


Interieur van de nieuwe Gedächtniskerk


Käthe Kollwitz: Moeder en kind

Ruimte, bouwstijl en vervoer

Wat mij gisteren erg is opgevallen, zijn de brede straten in Berlijn. De 'Nederlaagstraat' is klein naar Berlijnse begrippen, maar zeker zo breed als de Gasthuisstraat in Turnhout, en niet zo lang: zelfs daar vlak bij 'Unter den Linden' krijg je geen benepen gevoel. Ik lees naderhand in de 'Lonely Planet Berlin' dat zeker in het westelijke deel van de stad 'brede straten' aanleggen een welbewuste keuze was en bedoeling had: Berlijn lag in '45 zo goed als helemaal plat, en de nieuw te bebouwen oppervlakte moest een gevoel van openheid en vrijheid scheppen. Nou, dat gevoel krijg je wel in Berlijn. Komt daarbij de uitgestrektheid van het gebied: 891 km², dat is bijna zo groot als het hele arrondissement Antwerpen, of meer dan een derde van onze provincie. De grootste afstand van west naar oost is 45 km, van noord naar zuid 38 km. Redelijk moeilijk te bevatten, vind ik dat. De stad is ook niet concentrisch gegroeid vanuit een centraal punt, zoals Antwerpen of Brussel waar de markt telkens het centrum is, maar het is meer een samengroeien van verscheidene centra: één echt centraal punt vind je er dan ook niet. Je hebt de Kurfürstendamm met de Gedächtniskirche, Brandenbürger Tor, de Museuminsel, de Reichstag, de Friedrichstrasse, Checkpoint Charlie dat druk bezocht wordt, Unter den Linden en omgeving: ettelijke delen zijn belangrijk omdat er veel te doen of gebeurd is. Ook opvallend is de overvloedige aanwezigheid van natuur en groen: er is niet op een boompje gekeken. Begin februari staan die er natuurlijk allemaal kaal bij, maar in de zomer moet dat prachtig zijn. Ich hab' keinen Koffer mehr in Berlin, deswegen muss ich nächtens nicht wieder hin, maar voor de natuur en de zomer is het zeker te overwegen.

De stijl van de gebouwen vertelt voor een deel ook de geschiedenis van Berlijn. Er staan best nog wel oude gebouwen uit de achttiende en negentiende eeuw (Brandenbürger Tor, de Reichstag, een aantal museums) maar zelfs recente nieuwbouw is er in grote mate: de leegte van de Potsdammer Platz is na de Wende met zeer moderne architectuur gevuld, en de bouwkranen zijn daar nog niet uit het straatbeeld verdwenen. In Kreuzberg en andere stadsdelen vind je geen normale huizen zoals bij ons: alles is appartement. Je hebt er die de Tweede Wereldoorlog overleefd hebben, en dat heet dan 'Altbau', en nieuwe gebouwen, en die heten dan 'Neubau'. Die 'Neubau' moest er na '45 snel staan, en dat zie je eraan. Niet dat het allemaal niet solide zou zijn, maar de gevels vertonen geen spoor van verbeelding of versiering. Vlakke gevels zijn het, recht toe recht aan, met allemaal eendere vensters en ramen: het komt allemaal nogal eentonig over.

Zo'n uitgestrekt gebied heeft natuurlijk een efficiënt openbaar vervoer nodig: dat is er ook. De bussen en de metro hebben een hoge frequentie, lang wachten is er dus nooit bij. Een nadeel voor een rolstoelgebruiker is wel dat niet alle metrostations een lift hebben: langzaam trappen doen is geen probleem voor mij, maar Maartje heeft mijn rolstoel meer dan haar eigenlijk lief was diezelfde trappen op en af moeten dragen. Hoewel ik daar onmiddellijk bij moet zeggen dat er altijd wel iemand bereid was om haar, ons te helpen, zelfs de marginalen die aan de uitgangen rondhingen om nog niet helemaal verlopen tickets te verkopen. Berlijners zijn zeer vriendelijke en behulpzame mensen, is mijn ervaring. Die metro rijdt ook vaak bovengronds: als je er dan in zit, heb je een afwisselend uitzicht op de stad, en als je hem vanaf de straat boven je hoofd voorbij ziet zoeven, moet je onwillekeurig denken aan houtsneden van Frans Masereel, die door dergelijke beelden de hectiek van de moderne grootstad oproept. Dat was in de jaren dertig, maar dat gevoel is nog levend aanwezig: een ziener is die Masereel geweest.

Charlie & Jüdisches Museum

Wij gaan vandaag via de Friedrichstrasse naar Checkpoint Charlie: een plek waar je heel je leven over gehoord heb, kun je niet links laten liggen. Aan de Kochstrasse staat nu een replica van het wachthuisje op de grensovergang, en echt indrukwekkend is dat niet. In de straat zijn verder heel wat souvenirwinkeltjes: het versmade verleden wordt behoorlijk te gelde gemaakt. Aan het wachthuisje kun je een nepsoldaat fotograferen, alleen of in je gezelschap, maar dat kost wel € 1: veel mensen heeft het oversteken van de grens trouwens veel meer gekost. Maar commercie moet kunnen, wie twijfelt daaraan? Er is ook een "Mauermuseum', dat we aan ons voorbij laten gaan, en op een gevel hangt ook het embleem van de DDR, dat destijds alom bekend was, ook van de postzegeltjes bijvoorbeeld.

Te voet gaan het dan naar de Lindenstrasse, naar het 'Jüdisches Museum', waar ik, zeker in het 'Untergeschoss' zeer door geraakt word. In die kelderverdieping loop je op drie assen, die van de emigratie, de holocaust en de continuïteit. Lopen is veel gezegd: de assen (gangen) hellen, niet alleen van hoog naar laag, maar ook van links naar rechts, zodat je je volgende stap nooit zeker bent. Ik vind dat een krachtige en adequate metafoor voor de onzekerheid van de joden tijdens het nazisme.
Je kunt ook nog naar de 'Tuin van de Verbanning en Emigratie': 49 zuilen met bovenin olijvenwilgen, in februari kaal natuurlijk, symboliseren er het gedwongen vertrek van de Duitse joden. De kale takken die nu uit de zuilen steken, lijken me wel de tenhemelschreiende, wanhopige armen van de weggevoerden en slachtoffers. In de zomer zijn er die armen natuurlijk niet meer, maar het groen boven op de steles staat dan voor hoop en nieuw leven: in elk seizoen kan de Tuin symbolisch anders en toch zeer zinvol geduid worden. De zuilen doen overigens sterk denken aan de hoge steles van het Holocaust Monument.

Op de twee verdiepingen van het gebouw zie je in een 'Dauerausstellung' (mooie woorden levert het Duits toch op) de geschiedenis van de Europese joden, vanaf de middeleeuwen tot vandaag. Zeer evenwichtige tentoonstelling is dat: natuurlijk komt de holocaust op het einde, maar een larmoyante opsomming van al het onbeschrijflijke leed dat deze mensen in de loop der tijden, en zeker in het midden van de 20ste eeuw is aangedaan, is het zeker niet. Figuren die ik in deze tentoonstelling herken: Baruch de Spinoza, de grondlegger/voorloper van de Verlichting, en Moses Mendelssohn, Duits-joods verlichtingsfilosoof. Kleinzoon Felix Mendelssohn-Bartholdy was christen geworden: dat leek een probaat middel om in de maatschappij opgenomen te worden, dan speelde de joodse afkomst kennelijk geen rol meer.

Het nieuwe gebouw (geopend september 2001) is ontworpen door de Amerikaanse architect Daniel Libeskind, die overigens van Pools-joodse afkomst is. Vanuit de lucht heeft het museum de vorm van een bliksemschicht, en in de voorgevel suggereren strepen een gebroken davidster. Overigens zijn de veiligheidsmaatregelen bij het binnenkomen zeer stringent: je wordt er gecontroleerd zoals op een luchthaven. Schrik voor moslimterroristen, zo vlak na de oorlog in Gaza? Helemaal niet onwaarschijnlijk of ondenkbaar.

Ku'damm & Käthe Kollwitz


De 'Kurfürstendamm' is dan een zeer bruisende moderne straat: voor veel toeristen blijkt de Ku'damm het hart van de stad te zijn. Opvallend is natuurlijk de Kaiser-Wilhelm-Gedächtnis-Kirche: ze werd in 1943 verwoest, alleen de oude toren staat er nog, op de 'Breitscheidplatz'. Die toren is ondertussen ook al vele jaren een ander symbool van Berlijn. De nieuwe achthoekige kerk met losstaande toren dateert uit de jaren 60: de muren zijn van gewapend beton en blauw glas, wat binnen in de kerk mooi licht verspreidt.

Op datzelfde plein is ook nog een fontein te zien dat de aarde voorstelt, met een krokodil op de rand bijvoorbeeld, maar spuiten en werken doet ze in februari niet. Een zeer bijzonder beeld op de Ku'damm is 'Berlin', dat het verdeelde Berlijn voorstelt: het is een stalen constructie van twee keer twee slingerende 'slangen' die contact met elkaar proberen te maken, die elkaar proberen te raken, maar daar net niet in slagen. Het werd er in 1987 geplaatst ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van Berlijn. Modern, mooi in al zijn eenvoud, en geladen met een duidelijke symbolische betekenis.

We bezoeken ook het 'Käthe-Kollwitz-Museum' in de 'Fasanenstrasse', waar overigens enkele van de duurste en meest exclusieve winkels van Berlijn te vinden zijn. Maar wij komen voor de kunst van Kollwitz: dat kun je als Vlaming niet aan je voorbij laten gaan. Haar beroemde en indrukwekkende 'Treurende ouderpaar' staat op het Duitse soldatenkerkhof in Vladslo (Diksmuide), hier gaat het vooral over tekeningen en etsen: vaak donker en niet spetterend van optimisme, maar een aantal tekeningen over moederschap en moeder- en kindergeluk zijn veel intimistischer en zachter van aard en toon. Overigens komen we in dit museum een beeld van een Vlaams kunstenaar tegen: 'De drie gratiën' van George Minne: onverwacht alleszins.

Cosi' fan tutte


's Avonds gaan we naar de opera, naar de 'Komische Oper' in de Behrenstrasse, ook al dicht bij 'Unter den Linden'. Via het internet volgens de caissière iets te dure kaarten besteld, maar ze helpt ons goed en vriendelijk en zegt dat de voorstelling meer dan de moeite loont: 'Cosi fan tutte', maar dan in het Duits, 'So machen's alle'. Alle lettergrepen en klemtonen kloppen in vertaalde en originele titel: hier zijn geen prutsers aan het werk geweest, is mijn eerste gevoel. Het is meer dan dertig jaar geleden dat ik nog eens een opera bijgewoond heb, maar dit is in ieder geval een voltreffer. 'Cosi ...' is echt niet Mozarts zwaarste werk, ik versta het gezongen Duits toch nog beter dan Italiaans. Tijdens de ouverture steken handen pancartes met 'So machen's alle' voor het doek, ook wie het allemaal zo doet: 'Frauen', 'Männer', 'Schweine' und 'Zicken'(geiten zijn dat), en de sfeer zit er onmiddellijk goed in, voor er een noot gezongen is. Het decor vind ik mooi (wanneer het over liefde en natuur gaat tegen een naïef geschilderde natuurachtergrond à la Douanier Rousseau), en er wordt met volle inzet heel goed gezongen. De twee hoofdrolspeelsters (Fiordiligi en Dorabella) staan tijdens het eerste bedrijf ongeveer anderhalf uur onafgebroken op het podium, en acteren, spelen en zingen dat het een lieve lust is, ongelooflijk gewoon. Om het populair te zeggen: het publiek lms er wel pap van. Naderhand moet ik denken aan de Oevelse 'queen' of kitsch' die hele sportpaleizen bijeen brult en roept, in overversierde pakjes die vaagweg aan 'Startrek' herinneren, met veel flitsend licht en rook: Arm Vlaanderen. Deze 'Cosi' is een belevenis, een van de vele die ik de laatste twee dagen al heb meegemaakt. 'Berlin' ist toll', zegt men dan in Duitse jeugdtaal. 'Super' kun je het ook noemen, op zijn Duits dan. Dan klinkt het zo: 'zoepe'.

Het woord geeft goed weer hoe de eerste twee dagen Berlijn voor mij geweest zijn, vind ik.

donderdag 12 februari 2009

Berlijn - dag 2


Marx, Engels en Maartje


Brandenbürger Tor (de achterzijde, want in de zon)


Die Siegessäule


Peter Eisenman: das Holocaust Denkmal


Denkmal voor de verdwenen volksvertegenwoordigers


Der Reichstag: Dem Deutschen Volke, Wilhelm II, 1916

Maartje en ik staan om half negen op (het compromis tussen 8 en 9 uur) en na een ontbijt met verse broodjes beginnen we aan een volle dag nieuwe indrukken, voor mij althans: het is een beetje thuiskomen in een stad waar ik van tevoren nooit geweest was, maar waar de 20ste-eeuwse Europese geschiedenis sinds 1918 zich voor een groot deel afgespeeld heeft. En een niet onbelangrijk deel daarvan heb ik bewust meegemaakt: de bouw van de muur in 1961 (14 jaar was ik toen), de val van diezelfde muur in 1989, de Duitse hereniging een jaar later: ik voel me echt geen Duitser natuurlijk, maar hier toch zeker Europeaan. De Berlijners zijn zelf ook met hun recente geschiedenis bezig: op verscheidene plaatsen in de stad zie ik posters met de tekst 'Berlin/2009/ Jahre/ Mauerfall'. Het belang van Brussel-Halle-Vilvoorde wordt hier toch op een iets andere manier zeer 'klar'.

Alexanderplatz

De Alexanderplatz wordt onze eerste halte: het is het hart van het stadsdeel 'Mitte', heette tot 1805 'Ochsenplatz', en van toen af 'Alexanderplatz', gemeenzaam 'der Alex', naar de Russische tsaar Alexander I. Dit is het toenmalige Oost-Berlijn: je merkt het aan de straatnamen: Karl-Liebknecht-Strasse, Rosa-Luxemburg-Strasse, ook een 'Platz' die haar naam draagt, de Karl-Marx-Allee. En de 'Fernsehturm' valt natuurlijk ook op: 368 meter hoog is hij, vanuit heel Berlijn te zien, dit prestigeproject van de DDR uit 1969. Rank, slank en opmerkelijk wel, mooi is nog anders. We zijn nu dicht bij 'Unter den Linden' en in de buurt van 'das Dussmann KulturKaufHaus': niets anders dan boeken (ook vreemdtalige), cd's, dvd's te koop, een echte lust voor de geïnteresseerde lezer of luisteraar, 'eine richtige Fundgrube'. Struinend en snuisterend kun je er uren kwijt, en euro's in verhouding. Fnac Antwerpen komt niet eens tot aan de enkels.

Via de Karl-Liebknecht-Strasse komen we voorbij de protestantse Berliner Dom, en we fotograferen het standbeeld van Marx en Engels op het gelijknamige 'Forum': niet alle verleden wordt, terecht overigens, ondergespit. 'Ostalgie', zoals de Duitsers het noemen, kun je in de Karl-Liebknecht-Strasse ook vinden in een 'Ampelmännchen'-winkel: 'der grüne Geher' en 'der rote Steher' van de DDR-verkeerslichten worden in alle mogelijke vormen en maten gesleten: de toeristen zijn er gek op. De verkoopster blijkt Nederlands te verstaan, er volgt een kort gesprekje en zij bewijst haar taal- en cultuurkennis met de uitroepen 'Hup, Holland, hup' en 'Oranje boven', waarop wij waarheidsgetrouw zeggen dat we Belgen zijn, waarop zij zich een beetje geneert en zich ijverig excuseert. Wat niet nodig is: ik zei het al, in Berlijn voel ik me Europeaan.

Unter den Linden & Brandenbürger Tor

We trekken verder naar 'Unter den Linden' en 'Brandenbürger Tor', waar de ambassades duidelijk maken hoe belangrijk en geladen de poort wel is: de Russische, Franse, Amerikaanse en Britse ambassades liggen hier allemaal vreedzaam in elkaars buurt. Daar staat dan ook nog prominent 'Hotel Adlon' te prijken, het opnieuw gebouwde luxehotel, waar de allergrootsten der aarde komen logeren, Bill Clinton bijvoorbeeld. De 'Pariser Platz' waar je al deze gebouwen vindt, doet in niets meer denken aan het kale, lege en desolate plein, dat ze was voor de val van de Muur en de hereniging van Duitsland. Dat is inderdaad een opvallend kenmerk van het 'nieuwe' Berlijn: je kunt eigenlijk nergens meer merken of je in Oost of West bent: dat moet je echt wel weten. Op bepaalde plekken is de plaats van de Muur aangegeven door een dubbele rij kasseistenen, maar daar loop je zo overheen: je moet er echt op letten. En Brandenbürger Tor is allang hersteld is zijn volle glorie, en is weer het symbool bij uitstek van Berlijn, voor alle inwoners en bezoekers.

Als je 'Unter den Linden' opwandelt, kom je voorbij een verrassende straatnaam, de eerste straat aan de linkerkant: die heet namelijk 'Niederlagstrasse'. De straat is eerder klein en onbeduidend, maar ze heet toch maar zo. In Turnhout ben ik de Victoriestraat en het Zegeplein gewend, en dit klinkt eventjes anders. Maar de oorlogen waarin wij gemengd waren en het veldslagje dat wij geleverd hebben zijn dan ook eventjes anders afgelopen. Iets verder; in het midden van 'Unter den Linden', staat een indrukwekkend ruiterstandbeeld van Frederik II de Grote: de verlichting als militair te paard.

Ga je in tegengestelde richting, dan kom je in de 'Strasse des 17. Juni'. Die heet zo ter nagedachtenis aan de opstand tegen de DDR van de Oost-Duitsers in 1953, en waarbij tientallen doden en gewonden zijn gevallen: 'Er verschenen Sovjet-tanks die de opstand bloedig zouden neerslaan' lees ik in mijn stadsgids. Geen wonder dat deze straat in West-Berlijn ligt. Nog zo'n wonderlijkheid: aan deze straat (in de toenmalige Britse sector) ligt ook het 'Sovjetisches Ehrenmal', ter herinnering aan de 300.000 Russische soldaten die in de slag om Berlijn gesneuveld zijn. Tweeduizend vijfhonderd van hen zijn bij het monument begraven.

Die Siegessäule

Het centrale monument in deze straat is de 'Siegessäule'. Het werd in 1873 onthuld als triomfzuil na de Pruisische overwinningen op Denemarken (1864), Oostenrijk (1866) en vooral Frankrijk (1871). Na de eenmaking van Duitsland en de stichting van het Tweede Rijk (1871)had de jonge staat natuurlijk behoefte aan nationale symbolen, die de macht en de kracht van het jonge keizerrijk moesten uitstralen, dus waarom geen triomfzuil? De nieuwe natie op zoek naar eenmakende verhalen en symbolen: in België hebben we dat in de negentiende net zo goed meegemaakt. Het pas overwonnen Frankrijk was duidelijk de inspiratiebron voor deze zuil: de 'Arc de Triomphe' in Parijs, waarvan de bouw werd begonnen in 1806, voltooid in 1834, staat op de Place de l'Etoile (nu Place Charles de Gaulle), die Siegessäule op de 'Grosser Stern', wat geen toeval kan zijn. De boog grijpt terug naar de triombogen uit de Romeinse tijden, de Duitse pendant naar zuilen uit dezelfde periode (denk maar aan de 'Zuil van Traianus', die zijn heldendaden verheerlijkt). De Duitsers hebben hun mosterd duidelijk in Frankrijk gehaald, zo van 'Zo'n monument moeten we ook hebben, wij zijn nu ook grote jongens.' Een boog was te veel imitatie (wij kunnen dat ook), dus maar voor de zuil gekozen. Een fallisch symbool van viriele kracht, met boven op de zuil (67 m) een met een kilo bladgoud beklede 'Victoria'. Overigens heeft dat Tweede Rijk maar tot 1918 standgehouden; dat het Duizendjarige Derde Rijk al na twaalf jaar te gronde ging, mag bekend zijn. Het eerste rijk was dan het 'Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie': dat heeft eeuwen meegegaan, maar dat was dan ook heilig en rooms.

Das Holocaust Denkmal

Op bepaalde plaatsen doet Berlijn erg militair aan: de Pruisen waren geen rustig volkje, en de Tweede Wereldoorlog en zijn nasleep heeft zijn sporen in de stad duidelijk achtergelaten. Veel serener en ingetogener wordt dat ook geïllustreerd door het 'Holocaust Denkmal', ook vlak bij de 'Brandenbürger Tor. Het ontwerp is van de Amerikaanse postmoderne architect Peter Eisenman: op een glooiend terrein staan 2711 betonnen stèles (hoge en lage zuilen), netjes in rijen gerangschikt. Die lage zuilen deden mij denken aan grafzerken, de hogere lijken we tombes die ten hemel schreien. Ik voelde bij dat monument dat alleen zwijgen en ingetogen gedrag daar past, maar tussen de lange rijen en op de lagere stèles spelen kinderen en jongvolwassenen die op en af de 'graven' springen, en tussen de lange rijen wordt vrolijk verstoppertje gespeeld. Ik vond dat tenminste 'eigenaardig', vooral als je weet dat het motto van het monument is: 'Het is gebeurd, en daarom kan het weer gebeuren. Dat is de kern van wat wij te zeggen hebben'. Aldus Primo Levi, de Italiaanse jood die zelf de kampen overleefde. Wat wel een beetje navrant is: het mnument is alleen gewijd aan de joodse slachtoffers van de 'Endlösung', alsof zigeuners, homo's en anderszins afwijkelingen van de nazinorm niet geleden zouden hebben of gedood zijn.

Der Reichstag

De 'Reichstag' sluit onze dag af: pas sinds 1894 doet het als parlementsgebouw dienst. Zeer democratisch prijkt onder het timpaan vlak boven de hoofdingang de korte maar trotse tekst 'Dem Deutschen Volke', die echter een ietwat nare bijklank krijgt als je leest dat keizer Wilhelm II die in 1916 liet aanbrengen om het oorlogsmoreel weer wat op te peppen. De bronzen letters zijn van buitgemaakte Franse kanonnen gegoten. We zijn het gebouw met de nieuwe koepel van Sir Norman Foster niet binnengegaan, maar ik moest heel de tijd denken: 'Dit zou ik aan vader moeten vertellen, dat ik in Berlijn geweest ben.' Want hij heeft als opgeëiste in Potsdam gezeten, in '43, en Berlijn was hem ook niet onbekend. En de namen 'Hitler en Himmler, Goebbels en Goering' heeft hij in de jaren vijftig ook redelijk vaak genoemd. Als je die vier namen zo na elkaar ziet staan en leest: ze lijken wel het begin van een gedicht. Maar dat hebben ze ongetwijfeld zelf nooit gedacht, de meesters van het 'Herrenvolk'. Vader is in 2005 gestorven; geboren was hij op 20 juli 1914, twee weken voor het begin van de Blitzkrieg, die dus de aanleiding was van 'Dem Deutsche Volke'.

Voor de Reichstag staat een klein monument: een rij van 93 leistenen, gerangschikt zodat het wel een fietsenstalling lijkt, wat het uiteraard niet is. Wel is het een 'Denkmal' voor de 93 democratisch verkozen volksvertegenwoordigers die tussen 1933 en 1940 door het regime de dood zijn ingejaagd. Klein, maar niet onopvallend en zeer betekenisvol als je de tekst leest die uitlegt wat die dunne stenen platen daar staan te doen.

We eten in 'Tacqueria Florian', wat volgens Maartje , die Spaans kent, gewoon 'snackbar' betekent. Dat herinnert ons aan 'Snackbar de Snack' op de Antwerpse Steenweg in Vosselaar: die totaal inspiratieloze naam doet ons denken aan de even onnozele parodiërende naam die schrijver dezes toen te binnen schoot, en die van een even bedenkelijke kwaliteit was, en daardoor eigenlijk niet voor publicatie vatbaar. 'Kakbar de Kak' was ons alternatief, en in deze 'tacqueria' kunnen we er met zijn tweetjes nog altijd smakelijk om lachen. Haar kindertijd is eventjes terug, en mannen, ja mannen blijven altijd kinderen. Een algemeen door vrouwen aanvaarde mening is dat. Nietzsche zei ooit: 'Öffentliche Meinungen, private Faulheiten.' Er is altijd wel een denker te vinden die een troostend idee biedt.

Dat was het einde van een rijk gevulde eerste verkenning van Berlijn. Maartje kent Berlijn best goed, en heeft zich ontpopt tot een gids die goed weet wat er in de stad te doen is, wat er belangrijk is. Ik heb ervan genoten.

woensdag 11 februari 2009

Berlijn - dag 1


Het station van Turnhout: vertrekpunt


Berlijn: aankomst, met Schönefeld in het zuid-oosten

Donderdag 5 februari vertrek ik voor een paar dagen naar Berlijn, waar mijn dochter Maartje op Erasmus zit: einde van deze maand komt ze terug, en nu heb ik dus nog de prachtige gelegenheid om de stad waar ik nog nooit geweest ben - en ik ben germanist, shame over me - te bezoeken en ervaren. Berlin ist immer eine Reise wert, heet het in het Duits: vol verwachting klopt ons hart, bij wijze van lichte overdrijving.

Het is ook de eerste reis die ik als ms-patiënt alleen en zelfstandig onderneem, hoewel 'alleen' een groot woord is. Vriend Vic brengt mij naar het station van Turnhout, en vanaf daar heb ik als rolstoelgebruiker assistentie tot in Berlijn-Schönefeld. En ik kan het getuigen: die hulp van de Belgische spoorwegen en in Zaventem is onberispelijk, tadellos zeggen de Oosterburen. In Berlijn-Schönefeld moet ik wel een eind lopen om mijn bagage op te kunnen halen, maar een kniesoor die daarom maalt. The exerccise will do me good, denk ik dan maar. Maartje haalt me daar op, en met de S-Bahn (de metro) gaat het richting centrum van deze behoorlijk uitgestrekte metropool. Eerste eigenaardigheid: op sommige ramen van de treinstellen zie je afbeeldingen van fietsen: in die wagons kun je makkelijk je fiets mee op de trein nemen, en zo doen ze dat ook in Berlijn. Voor rolstoelen, kinderwagens en buggy's is er ook plaats gereserveerd: heb ik in België nog niet gezien, laat staan dat het er überhaupt zou zijn.

Na een uurtje bereiken we de Naunynstrasse in Kreuzberg: dat is het deel van de stad waar mijn dochter voor vijf maanden woont. Het is ondertussen zowat half negen, en we moeten nog gaan eten: in de Markthalle doe we dat. 'Restaurant' is voor dit etablissement een te pretentieuze naam: het is best wel groot genoeg, maar eerder een redelijk fantasieloze eetgelegenheid. Ze serveren er onder andere nogal dunne, maar zeer uitgestrekte schnitzels: je krijgt tenminste veel voor je geld. We gaan naspoelen in de 'Bierhimmel': en na twee horeca-zaken snap je waarom ze die in Duitsland 'Lokal' noemen: wir sind in einem Lokal. Niks geen decoratie, een dikke verwarmingsbuis zweeft een meter onder het plafond, drie meter boven onze hoofden: gezelligheid kent geen interieur, zeg maar.

En we maken plannen voor de volgende dagen: ik wil de vierdaagse 'ganz völlig ausnützen', Berlijn ligt tenslotte niet in mijn achtertuin. De reisgids vertelt ons dat er legio mogelijkheden zijn om dingen te zien en te beleven: het beloven zinnige drukke dagen te worden. En daarvoor ben ik onder meer gekomen.