maandag 16 maart 2009

Een vleugjeThorn


Het witte stadje


De immuniteitspoort


De namen van de 25 gesneuvelde bevrijders

Herman en Mien zijn intellectueel en cultureel nieuwsgierige mensen: anders zouden zij op de eerste plaats de beelden van Keizer Qion niet willen zien hebben. Wat zij waardevol vinden en waar ze over gehoord of gelezen hebben, dat willen ze dan ook zien. Daardoor belanden we op de terugtocht van Maaseik in Thorn, het witte stadje in Nederlands-Limburg, nauwelijks over de grens: er moet wat te zien zijn, het stadje heeft een behoorlijke naam en aantrekkingskracht. Dat weet ook ik, maar verder is me over het plaatsje weinig bekend: ik was er ook nog nooit geweest.

Als je naderhand thuis wat probeert uit te pluizen ontdek je dat Thorn vroeger veel belangrijker en groter was: tot in 1794, met de komst van de Fransen, was het een miniatuur vorstendom, waar in een abdij (het Sitft), gesticht in de 10de eeuw, hoogadellijke dames werden opgeleid. Enige rijkdom en weelde zullen de plaats dus niet vreemd geweest zijn. De dood van het 'ancien régime' betekende ook de neergang van Thorn. De Fransen, die bleven tot in 1814, voerden een belasting in op de ramen en de open haarden in de woningen. De Thornenaren, ook niet echt dom, besloten hierop hun ramen dicht te metselen, en uit trots, lees ik, de 'bouwlittekens 'meteen met witte kalk te bepleisteren: zo viel de verminking minder op. In de vorige eeuw, de 20ste dus, werden veel meer huizen dan oorspronkelijk de bedoeling was geweest, wit geverfd, in feite om het stadje nog aantrekkelijker te maken 'to please the tourists. Uit de zeventiende eeuw al is de zegswijze bekend dat 'een Hollander niet pist waar iets groeit', wijsheid met de implicatie 'Waar iets groeit, daar is het vruchtbaar, daar zit wellicht geld'. Nu zijn Limburgers geen Hollanders, maar, zoals Multatuli in 1859 in Max Havelaar' al zei: 'Nederland is Nederland gebleven, omdat onze oude lui goed op hun zaken pasten (...). Dat is de zaak!' Het witte stadje heeft dus niets te maken met een zacht en mild micro-klimaat dat wit wel noodzakelijk maakte zoals in Torgny, waar dan weer een Provençaalse bouwstijl opgeld heeft gemaakt.

Wij bekijken Thorn dus eventjes, we draaien er niet elke steen om, we nemen 'een vleugje Thorn'. Er staat een voor zo'n kleine plaats enorme kerk, laatste restant van de ooit zo machtige abdij, de Sint-Michaelskerk. Ik vind er niet zo veel aan: Houten pilaren die met verf gemarmerd zijn, écru stenen muren die ook al van hout zijn: 'echt' vind ik het niet. Licht is de kerk wel, en dat vind ik voor zo'n ruimte ook belangrijk. Maar ik heb er al mooiere gezien. Ik ga zo graag kerken binnen omdat je in een kerk die zichzelf respecteert, in de geschapen ruimte, in het interieur de houding van de mens (de bouwer, de architect, de opdrachtgever, de tijd waarin hij leefde, de maatschappij) kunt terugvinden tegenover datgene wat hem overstijgt, tegenover het 'onzegbare'. Dan wordt zo'n interieur een 'sacrale ruimte', ook voor een vrijdenker. Want dat alles heeft helemaal niets met geloof te maken, voor mij niet althans. De kerk van Thorn biedt me dat aspect niet, maar ze is wel groot.

Buiten, vlak bij de kerk, zien we een monument ter ere van de 'Brigade Piron': onmiddellijk vraag ik me af wat deze gedenkplaats in Nederland staat te doen, want de 'Brigade Piron' was zoals bekend Belgisch. Het blijkt dan dat Thorn in de herfst van 1944 door de Belgen is bevrijd: 25 van hen zijn daar in de loop van twee maanden ( eind september- eind november) bij gesneuveld. Het monument is in 1982 opgericht: op de marmeren plaquette staan de namen van de 25 gesneuvelden, ter nagedachtenis aan hen die zowat 50 jaar van hun leven gegeven hebben voor het vrije leven van wie na hen kwamen. In die zin vind ik 'oorlogsmonumenten' echt zinvol: rustig, nederig, zonder heroïek en vals pathos, herinnering aan verlies waar nu weelde is.

Verder van de kerk weg lopen we naar beneden: Thorn ligt op een kleine hoogte. We staan voor de enige overgebleven 'immuniteitspoort'. Het stadje was vroeger omwald, en wie door zo'n poort binnenkwam, was aan de wereldlijke rechtsmacht onttrokken: Thorn was bij wijze van spreken een vrijhaven, heel de plaats was één asiel. Maar wij lopen in de verkeerde richting, naar de Maas of de Maasplassen. een enorme watervlakte ligt voor ons: opmerkelijk, zoveel water zo ver in het binnenland.

Eigen land bereiken we weer via buitenland Nederland. Bijna in België rijden we weer voorbij een zompige akker en een kanaal, dat we nog kenden van 's ochtends. Veel water hebben we gezien die dag, maar toch geen regen gehad, bedachten wij. Gezeild hebben Herman en Mien niet, dat is voor de volgende keer, ook in Nederland. In Kortgene, bij het Veerse Meer. Ik wens hen veel wind.

Geen opmerkingen: