woensdag 20 mei 2009

Dam tegen exoten


Canadese gans: onbeschaamde exoot in Vlaanderen, ook in de Kempen


Reuzenbalsemien: overvloed in Wallonië


Halsbandparkiet: te talrijk rond Brussel


Ik heb het een tijd geleden - verleden jaar in september - eens over de reuzenbalsemien gehad, plant die ik met mijn wankennis toen aanzag voor rozemarijn. Inmiddels ben ik mijn plantenkennis bij aan het spijkeren: ik zie al het verschil tussen smeerwortel en herderstasje, en vanmiddag heb ik stijve klaverzuring geïdentificeerd, gedetermineerd, zoals dat in vaktermen heet. Die groeide onbeschaamd en onschuldig onder mijn neus, op mijn terras, dicht bij wat ik 'mijn landerijen' noem: een strook grond van zo'n 30 cm breed en 5/6 m lang.

Maar vandaag kwam ik de reuzenbalsemien tegen in mijn krant, in een artikel getiteld 'Dam tegen exoten'. Wat blijkt immers? Vooral sinds WO II zijn een aantal uitheemse planten en dieren in onze streken terechtgekomen, ze tieren er welig of planten zich vrolijk en vlijtig voort, zo een bedreiging vormend voor inheemse soorten. Maar, volgens het bericht: 'Uitroeien is ook duur. Het Waals gewest verwijdert langs de Ourthe over 150 kilometer de reuzenbalsemien en de reuzenbereklauw. Dat kost respectievelijk 709 en 256 euro per kilometer. En het moet herhaald worden om effectief te zijn'.

Ik kan me daar iets bij voorstellen: verleden jaar in augustus heb ik met mijn zoon een rolstoelwandeling langs de Warche gemaakt (Malmédy, richting Robertville) en die reuzenbalsemien stond daar overvloedig prominent te groeien en te bloeien. Ze zullen er een hele klus aan hebben, onze Waalse landgenoten. In Vlaanderen heb ik de plant nog niet gezien, maar dat hoeft niets te willen zeggen.

Ook de Canadese gans is zo'n ongewenste gast: ze hebben het dier 'aangepakt' en proberen uit te roeien, met verontwaardigde reacties van publiek, Vogelbeschermng en Gaia. Die vechten niet voor 'Eigen natuur eerst'. Mooi is ook het geval van de halsbandparkiet. Uit een Brusselse volière werd in 1974 een groep losgelaten, en die plant zich in de parkbossen rond de hoofdstad voorspoedig verder.'De krijsende holenbroeder pikt de nestgelegenheid van 'autochtone' (sic) vogels in' alarmeert het artikel. De toestand lijkt om een weldoordachte en maatschappelijk gedragen vogelpolitiek te vragen! Onze eigenste mus tsjilpt een zucht van verlichting. Heel grappig toch: de halsbandparkiet, van oorsprong uit Australië, is in België de Marokkaan in onze vogelfauna. Maar de beestjes laten het er niet bij zitten: ze komen op tegen discriminatie en vragen stemrecht. Problemi, problemi!! Misschien ruimt de winter, als die eens zeer streng is, ze wel op.

Eigenlijk heb ik het voor de halsbandparkiet: samen met mijn broer heb ik ze nog gekweekt toen wij op gewone grasparkietjes uitgekeken waren: wij wilden het grootser en 'excelsior'. Wij hebben ze ook nooit losgelaten: als er in Turnhout nog rondvliegen, komen ze niet van ons.

Aan ons zal het niet gelegen hebben dat 'de opmars van uitheemse soorten die schade aanrichten (de zogenaamde 'invasieve exoten' of 'aliens') de Belgische mens nu zorgen baren. Met het oog op de verkiezingen een strijd: vogels, zeker vreemde, buiten!

dinsdag 19 mei 2009

Turnhout en de verlichting


Lijdend voorwerp van heiligschennis

Niet de verlichting op de terreinen van KVK Turnhout, ook al zal die in de tweede klasse van de nationale voetbalcompetitie ongetwijfeld de Kempen met volle kracht voor diepe duisternis behoeden, niet de verlichting van Philips Lighting, want daar zijn de laatste maanden meer dan een paar lampjes uitgegaan, wel het verlichte Turnhoutse denken van tegenwoordig.

Het gaat zo: na een nachtje stappen is een leerling van het Atheneum redelijk geladen, en hij wil een en ander lossen. Vraag echter is: waar in godsnaam? Gelukkig is hij vlak bij de Sint-Pieterskerk, en hij geeft zich over aan een partijtje wildplassen, zodoende eeuwenoude kerkmuren en dito patrimonium besproeiend. Helaas, hij wordt op heterdaad betrapt, en het gedeeltelijk vloeibare incident bereikt de stedelijke goegemeente, die geschokt reageert. Kreten als heiligschennis, gebrek aan opvoeding en beschaving zijn niet van de lucht, maar de oorzaak is even snel gevonden: 't is er natuurlijk weer een van Tattenejem, vroeger bekend als de 'Commejèn', de Ecole Moyenne. De verlichting komt wel uit Frankrijk, maar de taal is niet helemaal meegekomen. Maar ondertussen: een schande is het toch wel, als je je zo laat gaan, zoveel zal duidelijk zijn.

Een week later overkomt een leerling van het Sint-Jozefscollege krek hetzelfde, de goegemeente hoort er weer van en is weer klaar met gevat commentaar: 'Tja, de jongen zal het niet op kunnen houden hebben'. En de wildplas wordt met de mantel der liefde bedekt.

En mop natuurlijk, maar zoals Luc de Voldere het ooit stelde: literatuur liegt de waarheid. Goede verhaaltjes ook.

zondag 10 mei 2009

De pilaarbijter


Lees ik eergisteren een artikel in het Nederlandse 'Trouw' over 'De pilaarbijter'. De journalist ziet in het houtsnijwerk van de Bavokerk in Haarlem de voorstelling van een eigenaardig mannetje, hij weet echt niet wat of wie er uitgebeeld wordt. Gelukkig komt er een vrouw naar hem toe die hem vertelt dat het om een pilaarbijter gaat. De man kent ook het woord niet, kan ook nog 'kwezel' aan zijn 'vocabulaire' toevoegen - zo noemt hij dat, woordenschat is allicht te gewoon en te duidelijk - en wordt zowat lyrisch: wat kan taal mooi zijn, bedenkt hij euforisch. 'Het lijkt wel of ze, om extreme situaties uit te kunnen drukken, over haar eigen grenzen reikt, diep in het onderste van de kan' holt hij verder.

Rustig rustig, schrijverd, denk ik dan. Want de woorden 'pilaarbijter' en 'kwezel' zijn bij ons gewoon gemeengoed. Dat ze dat in het Nederland van boven de grote rivieren niet meer zijn, is jammer, maar alleen maar logisch. Want die pilaarbijter uit Haarlem dateert zeker uit de tijd toen de Bavokerk nog katholiek was: het gaat ten slotte om een middeleeuws gebouw dat pas later, maar toch ook al in de 16de eeuw aan de nieuwe godsdienst gewijd werd. En protestantse kerken hebben niet de traditie van weelderige versiering, laat staan van een mannetje dat letterlijk in een pilaar bijt. Dat kan alleen van katholieke oorsprong zijn: protestanten zijn veel ernstiger, in de kerk wordt niet gelachen. Gewone katholieken lachen al wel eens met zichzelf, die nemen de godsdienst niet tot 'over de grens' au sérieux, het mag zeker geen manie worden. Vandaar dat komische mannetje, met een nadrukkelijke paternoster bungelend aan zijn zij, zijn tanden letterlijk stuk bijtend op een steenharde zuil. Ik krijg helaas de afbeelding niet gedownload.

Een pilaarbijter is ook terug te vinden op 'De spreekwoorden' van Brueghel: helemaal links onderaan vind je hem. In het Duits heet hij 'ein Pfeilerbeisser', en de verklaring bij het figuurtje luidt 'ein bigotter Mensch', een schijnheilige huichelaar.


Pieter Brueghel: Nederlandse spreekwoorden

Het doek hangt in de 'Gemäldegalerie' in Berlijn, vandaar dat Duits. - Het begrip 'pilaarbijter' doet me danken aan de Farizeeër die vooraan in de synagoge God staat te danken omdat hij niet is zoals de tollenaar achteraan in dezelfde ruimte, zich bewust van zijn tekortkomingen.


'De pilaarbijter' in een kopie van Pieter Brueghel de Jonge

Dat Nederlanders dit woord niet meer kennen duidt op cultuurverschil: Vlaanderen is tot voor kort overwegend katholiek gebleven, en de woordenschat van rijke Roomse oorsprong is hier nog niet vergeten. Wij doen dan ook niet spetterend enthousiast over woorden die we nog kennen. In Nederland zijn die sinds de invoering van het protestantisme verloren gegaan, terwijl de nieuwe godsdienst zelf, om eventjes kort door de bocht te gaan, in oorsprong een uiting van purisme is die vaak tot geïnstitutionaliseerde pilaarbijterij heeft geleid.

'Pilaarbijter' is ook de naam van een Belgisch bier dat zichzelf afficheert als 'bier met een ziel': de brouwer heeft de essentie van het woord met enige humor volkomen begrepen. Overigens staat Brueghels pilaarbijter op de affiche duidelijk te pronken. In 't Vlaams: schol!

zondag 3 mei 2009

Hugo van der Goes - De dood van Maria


Hugo van der Goes: De Dood van Maria


De Aanbidding der Wijzen

Op dit ogenblik loopt er een fantantische tentoonstelling over Karel de Stoute in het Groeningemuseum in Brugge. De man was de laatste hertog van Bourgondië: zijn dochter Maria heeft hem opgevolgd, maar als zij in 1482 op 25-jarige leeftijd sterft, is het ook gedaan met de droom van een groot Bourgondisch rijk: wij komen vanaf dan onder Habsburgse heerschappij. Vijf jaar heeft Maria geregeerd, een zwakke nabloei van wat haar vader Karel voor ogen had. In 1477 sneuvelt hij voor de poorten van Nancy in een veldslag die zijn raadgevers hem afgeraden hadden: de hertog wilde niet op de nodige troepenversterkingen wachten, trok toch ten strijde, de overstoutmoedige, en hij schiet er het leven bij in. De wolven hebben zich naar het schijnt nogal aan zijn lijk te goed gedaan: een eerder onterend einde voor de Napoleon van zijn tijd. Maar stinkend rijk was hij bij leven wel: al die 'Pracht & Praal in Bourgondië' is nu dus in Brugge te zien, met daarbij de 'Burgunderbeute', de fabelachtige schat aan kunstwerken die de Zwitserse eedgenoten in 1476 de hunne mochten noemen na de veldslag bij Grandson, aan het meer van Neuchâtel. Getuigen van en 'producten' die het gevolg zijn van een ongelooflijke, niet te vatten rijkdom: onvoorstelbaar, als je het zelf niet gezien hebt. Verbluffend gewoon.

Een schilderij dat je op die tentoonstelling ook kunt zien, is 'De dood van Maria' van Hugo van der Goes. Het hangt trouwens permanent in het Groeningemuseum, en nu is het in de tentoonstelling opgenomen. het is een werk waar ik een bijzondere voorliefde voor heb, het trekt me letterlijk aan, het zuigt telkens mijn aandacht naar zich toe. Dat komt vooral door het kleurgebruik: centraal op het doek ligt Maria in een blauw kleed op haar sterfbed, boven haar verschijnt in een aureool Christus, die een lichter blauw kleed draagt, de twee engelen naast hem zijn ook in het blauw, en de apostel links vooraan heeft net zo goed een blauw kleed: de hemelkleur is zowat overal. Die drie blauwe vlakken (boven,midden, onder) vallen zo op dat ze als magneten werken. Het is natuurlijk geen eentonig werk: het hoofd van de stervende Maria ligt op een wit kussen, haar hoofddoek is wit, haar gezicht daarin natuurlijk bleek, en aan haar linkerhand staat Petrus als priester uitgedost, ook in het wit, alles centraal op het schilderij. Rood is in de kapmantels van Christus en een aantal apostelen redelijk prominent zichtbaar, zodat je zou kunnen zeggen: het is een blauw-wit-rood werk, hoofdzakelijk toch. Afgezien van het sterke coloriet is er behoorlijk wat emotie te merken: de apostelen verslagen en verdrietig, de ernstige Petrus die een kaars laat aansteken om ze aan Maria te geven, Christus die met open armen de ziel van zijn moeder te ontvangen, Maria zelf die verlangend naar boven lijkt te kijken.

In februari ben ik in Berlijn in de 'Gemäldegalerie' geweest, en daar hangt een verwante Van der Goes: De Aanbidding der Wijzen. Heel herkenbaar is dezelfde meester aan het werk: Maria centraal weer in het blauw met wit hoofddoek, het bleke Christuskind op een wit doek op haar schoot: Van der Goes wist waar hij mee bezig was, wist hoe hij de aandacht moest trekken. Andere dan religieuze schilderijen ken ik van hem niet, maar in de vijftiende eeuw zijn dergelijke onderwerpen natuurlijk niet echt ongewoon. Bovendien lees ik in de catalogus van de tentoonstelling dat de schilder zich op het hoogtepunt van zijn carrière aansloot bij een kloostergemeenschap die nauwe banden had met de 'devotio moderna', en dat hij zijn laatste jaren doorgebracht heeft in het 'Rooklooster' in de nabijheid van Brussel.

Die catalogus stelt wel eventjes iets voor: je haalt er de hele 'Burgunderbeute' mee in huis, en je steekt nog eens wat op. Niet te missen, de tentoonstelling en de catalogus.