zaterdag 29 augustus 2009

Dombergheidewandeling: heringericht naamloos vennetje


Het kleine ven: deze zomer zeer droog


Volop heide


Kleinere vegetatie

zaterdag 22 augustus 2009

Zes gerenommeerde vocale gezelschappen


Gerenommeerd vocaal gezelschap

Zaterdagochtend hebben wij ons zwemuurtje, Vic en ik: eens niet te overdreven bewegen kan nooit kwaad, ook en zeker niet voor een ms-patiënt zoals ik. Sta ik na onze beurt in de kleedcabine, de radio staat op 'Radio 2', 'de grootste familie van Vlaanderen', het loopt tegen de middag, en dan is er de obligate reclame. In principe te verwaarlozen boodschappen, maar ethervervuiling moet ook kunnen in deze moderne tijd. Een sensueel-erotische mannenstem heeft het over een muziekfestival waar 'zes gerenommeerde vocale gezelschappen' zullen optreden: allen daarheen! Eigenlijk bedoelt hij 'zes bekende koren', maar dat zegt hij niet, dat is te gewoon. De grootste familie krijgt een hogere taallaag geserveerd, waardoor het buitengewone, de meerwaarde van het aangebodene wordt gesuggereerd. Dat de betekenis een beetje duisterder wordt: een kniesoor die daarom maalt. Mensen voelen zich belangrijk als ze het vermeende 'hogere, betere' verstaan, en daar speelt de boodschap kennelijk op in. Daarvoor mogen rustig gekunstelde woordenschat en een onnatuurlijk stemtimbre ingezet worden: mensen bedriegen en beliegen mag kennelijk, maar met stijl dan, zelf opgelegde efficiënte stijl.

Mijn leraar Nederlands (in de jaren 60 zijn we dan) hield ons altijd voor: schrijf zoals je beschaafd zou spreken. Je zegt en schrijft 'hoe heet je', niet 'oenoemdegèè'. Hetzelfde heb ik mijn eigen leerlingen altijd voorgehouden: taal is in de eerste plaats een communicatiemiddel, dient mensen met elkaar in contact te brengen, niet om afstanden te scheppen. Woorden en taal zijn niet hetzelfde als de twee strepen om de mouw van de korporaal, of de drie - zelfs vijf - op de kraag van een generaal. Taal dient niet om hiërarchieën te vestigen, taal, zou je denken, is een middel tot democratisering. Dat wil niet zeggen dat er geen vaktalen ndig zijn en mogen bestaan, en evenmin dat we op het niveau moeten blijven steken van wat ik in het Engels noemde 'I open the door and I shut the window'.

Maar taal gebruiken door op schijnwaarden in te spelen en ze in feite te propageren vind ik een verwerpelijk procédé: taal moet duidelijk maken, onthullen, niet verhullen of de mensen afschrikken en doen reageren met 'Die kan het zo goed zeggen, dat zal dus wel waar zijn'. Waardoor en waarna ze er het zwijgen toe doen, en van enig contact geen sprake kan zijn. Maar dat is ook niet de bedoeling van reclame natuurlijk: verleiden is de boodschap, goed of minder goed verborgen.

vrijdag 21 augustus 2009

Doolhof- en Dombergheidewandeling


Schuur, minstens 150 jaar oud


Stoere balkenbrug: voor mij rechtsomkeer


Europa timmert mee aan de Kempen

Twee kortere wandelingen uit mijn mapje zijn de 'Doolhofwandeling' en de 'Dombergheidewandeling': de eerste bijna 5 kilometer lang, de tweede precies 4. Ze liggen overigens dicht bij elkaar: elk aan een andere kant van het kanaal.

De Doolhofwandeling is de ruigste van de twee: ze voert door wat nu een bosreservaat genoemd wordt, en dat tot 1999 eigendom was van de bekende Turnhoutse familie Dierckx: helaas niet de naam van de moeder van mijn kinderen, wel die van - veronderstel ik - het Dierckxgeslacht dat ook de plaatselijke notarissen heeft geleverd. Je komt eerst wel voorbij een schuur die volgens mijn gidsje minstens 150 jaar oud is, en dat zie je ook wel aan het zadeldak. Maar in de Doolhof zelf begint pas de echte wandeling. Het is een gebied dat zelfs na deze droge zomer nog vochtig is, met hier en daar best wat slijk en moeilijk berijdbare wegen. Maar het gaat om een wandeling, geen promenade voor de argeloze rolstoeltoerist. Ik zet mijn vehikel op zijn laagste snelheid en laveer traagjes en behoedzaam tussen modderige resten van plassen, daarbij met mijn rechterbeen de rolstoel in evenwicht houdend, want ik wil me niet onverhoeds in die modder storten. Maar ik zit in de volle natuur, wat zou ik klagen? Ik moet naast een hooiland waar sporen van wandelaars het enige pad vormen. En over een beekje, maar gelukkig ligt er een bruggetje: vijf dikke stevige balken, erdoor zakken kan niet. Erop en erover geraken jammer genoeg ook niet: die balkenbrug is zo hoog dat mijn rolstoel met de beste wil van de wereld dat verhoogje niet aan kan. Wandelen is niet hetzelfde als rolstoeleren! Rechtsomkeer dan maar, en zo maak ik het circuit ook vol, en tenslotte langs de vaart kom ik aan mijn vertrek- en eindpunt.

De 'Dombergheidewandeling' is interessanter: in de Watertappingsstraat sla je rechts het bos in, en je komt zo aan een klein droog ven zonder naam. Rond dat vennetje wordt actief aan heideherstel gedaan: bomen zijn gekapt om de oorspronkelijke vegetatie weer een kans te geven. En dat lukt vrij aardig, zie ik: heide groeit en bloeit er alom.

Op dit ogenblik bouwt 'men' in het ruimere vennengebied een natuurinrichtingsproject uit. 'Men' dat zijn dan het 'Agentschap voor Natuur en Bos' en de 'Vlaamse Landmaatschappij'; de herinrichting kreeg ook de steun van het LIFE-fonds van de Europese Unie. Dit fonds erkent het Turnhouts Vennengebied als een uniek natuurgebied op Europese schaal: niet niks vind ik dat, te herstellen en herstelde natuur om trots op te zijn, hier zo vlakbij. Je komt zo wel tot de eigenaardige paradox dat deze nieuwe oude natuur ten slotte een product is van de huidige cultuur. Niet zo raar, en waar. En ik kan het alleen maar toejuichen.

De grafheuvels, foto's


Grafveld 'Het Heike': de uitleg


Grafheuvel met palenkrans


Eentje met greppel

zondag 16 augustus 2009

Tumulusjes, Ravels Kamp, de Congoster


De Baalse Hei: kleiput gepromoveerd tot zwemvijver


Kempisch reliëf


Ven krijgt eigenaar, wordt vijver en privé

Uit 'Wandelen in en rond Turnhout' is de Vennenwandeling de langste (15 km), de Kampheidewandeling misschien de interessantste, en het traject beslaat toch ook 10,5 km. Je vertrekt ook camping 'De Baalse Hei': zeer vaak al ben ik ,er voorbijgereden, maar nog nooit binnen geweest. Ik mag van alles zijn, maar geen kampeerder, dus heb ik er niet veel te zoeken, vind ik.

Dus scooter ik naar de Ravelse Bergen, een bosgebied dat ondanks de naam toch op Turnhout ligt. Het deels aangeplante bos ziet er toch natuurlijk uit: menselijk ingrijpen lijkt tot een minimuum beperkt. Je komt voorbij een vijver die vroeger een ven was, maar de eigenaar heft het 'jammer genoeg' omgebouwd. En meteen laar hij ook duidelijk merken dat dit deeltje natuur van hem en niemand anders is: het gebied is bij wijze van afschrikking assertief omheind, hier en daar zelfs met prikkeldraad. Iets verder kom je aan het 'Ravels Kamp': in de periode van het 'Verenigd Koninkrijk der Nederlanden' (1815-1830) bevond zich hier een militair kamp waarvan elk spoor ondertussen al lang verdwenen is, maar de plaats wordt nog altijd heeft zijn naam wel behouden. In mijn jonge jeugd heb ik die vaak horen noemen, maar ik was er nooit geweest. Veel meer dan de gewone Kempische begroeiing is er ook niet te zien. Maar het kamp moet zeer belangrijk geweest zijn: Koning Willem I is er in 1819, '21 en '23 op inspectie geweest, logeerde dan wel eens in Turnhout in het 'Huis metten Toren', 's avonds werd op het stadhuis (dat ook al verdwenen is) een groot bal georganiseerd en de vreugde was allicht alom. Maar in 1830 was die blijdschap over.

De oudste sporen van menselijke activiteit vind ik an het 'Klein Ravelspad': gerestaureerde prehistorische grafheuvels die dateren van ca. 700 tot ca. 250 voor Christus (de vroege en midden- ijzertijd noem je die periode). De mensen die deze grafheuvel(tjes) oprichtten, behoorden tot de Urnenveldencultuur. DDie lage tumuli werden afgezoomd met een greppel of een palenkrans, die door de restauratie dus te zien zijn. Op het Looypad, op het domein 'Flipkensvijver' is nog een prehistorische grafheuvel ontdekt, en die komt zelfs uit de bronstijd, en is dus ouder dan die an Ravels. Maar Flipkensvijver is privé domein, de grafheuvel krijg je dus niet te zien.

Je komt dan via een lange rechte weg aan het kanaal uit, je neemt richting Turnhout en je bent eigenlijk zo weer aan de Baalse Hei. En daar steek ik weer iets op: die Baalse Hei is uitgebouwd op de vroegere terreinen van steenbakkerij 'De Congoster'. Nog zo'n toponiem uit mijn jeugd: ik heb wel eens over 'De Congoster' gehoord maar eigenlijk nooit geweten waar die ster stilstond. Nu dus wel. De steenbakkerij ging in de jaren 50 failliet. Een kamping is het nu, volgens mijn gidsje een 'rustig en groen weekendverbijfpark. De oude kleiputten van de Congoster zijn nu zwem- en speelvijvers: het nuttige aan het aangename paren, noem je dat. en ik ben tenslotte op de camping geweest: beetje drinken, beetje eten, de grote zwemvijver bekijken. Het ziet er allemaal best mooi en aangenaam uit, moet ik zeggen.

woensdag 12 augustus 2009

Het enige echte Koeven


Het Koeven, gezien vanaf de bosweg



Gerestaureerd heidelandschap

alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5370117889445188866" />

De natuur kan gecontroleerd haar gangen gaan

Het Ezelsven is nu wel in de plaats gekomen van het Koeven, maar de verenigde runderstand hoeft zich niet onmiddellijk gediscrimineerd te voelen: het ven dat hun naam draagt, ligt vlakbij, nog op grondgebied Turnhout, zo'n vijfhonderd meter rechts van de Langvenstraat. Je kunt er komen via een brede bosweg. Aan het begin daarvan staat een bord dat je meedeelt dat hier gewerkt wordt: een paar jaar geleden lagen er stapels op maat gezaagde boomstronken, het bos werd kennelijk uitgedund. Mijn gidsje vertelt me dat het heidegebied Koeven en Zandven, dat nog verder ligt, in 2007 door 'Natuurinrichting' hersteld werd. Optimistisch deelt de tekst nog mee dat je vanaf een 'kijkplatform' 'een overzicht krijgt van een uniek stuk vochtige heide'. Ik heb helaas geen platform gezien, ik ben dan maar recht gaan staan in mijn 'Harley-Davidson voor gehandicapten' en het moet gezegd: het zicht is best indrukwekkend. Zo ruig als daar heb ik de Kempen nooit gezien: wildernis op zijn Belgisch is het daar. Van het ven zelf zie je niet zoveel, maar van de begroeiing keek ik toch wel op. Het Zandven ligt nog eventjes verder, maar daar ben ik niet geraakt. De brede bosweg ligt er op sommige plaatsen nog flink modderig bij, en mezelf hopeloos in het slijk rijden, daar pas ik liever voor.

Opmerkelijk is ook dat dit gebied de waterscheiding tussen Schelde- en Maasbekken vormt: het water van het Zwart Water en het Zandven vloeit bij hoge stand deels af naar de Aavallei en zo naar de Schelde en deels naar de Markvallei en zo naar de Maas. Dat geeft mijn wandelgids me tenminste mee.

In de buurt van het Koeven en omgeving kom weinig mensen tegen: enerzijds een beetje zonde, want het is er best mooi, anderzijds al maar goed, want het landschap wordt niet verstoord en blijft zo authentiek, al is het een voorbeeld van natuurrestauratie.

maandag 10 augustus 2009

Vermeend Koeven wordt Ezelsven


Zomers Ezelsven


Riante flora: lisdodde


Het Ezelsven in volle bedrijf

Ik toer nu toch al een jaar of vijf op het Kempische platteland rond, vooral in de driehoek Turnhout - Merksplas - Weelde-Statie, maar ik doe nog altijd nieuwe ontdekkingen. Je moet er soms eerst wel wat lectuur bijhalen, bijvoorbeeld een mapje met de beschrijving van 7 wandelingen: 'Wandelen in en rond Turnhout'. Er staat een Dombergheidewandeling in, een Kampheidewandeling, en ook de Vennenwandeling. Die wandelingen doe ik dan ook, met mijn onvolprezen 'scootmobiel' wel te verstaan. Niet helemaal perfect te been mag ik mezelf noemen, en toch kom ik overal, of zeer bijna en nabij.

Maar ik wilde me wel eens, met het gedrukte woord van de routebeschrijving in de hand, laten begeleiden op die 'Vennenwandeling'. Je komt allerlei te weten over het verleden van het gebied: steenbakkerijen, pannenfabriek, blekerijen en de stabiele zuurtegraad van het venwater, rijkdom van fauna en flora, best interessant allemaal.

Waar de Langvenstraat (Turnhout) van naam verandert en de 'Geheulse Dijk' (Merksplas) begint, zit je vlak bij bossen en in cultuur gebracht heidegebied: akkers en weilanden bepalen het landschap, en van de oorspronkelijke heide is er geen spoor meer. In de 18de eeuw werd de ontginning ervan gestimuleerd door keizerin Maria-Theresia: ontginnen van de heide betekende belastingvermindering. De routebeschrijving vertelt dat de laatste ontginningen dateren van tijdens en na de Twee Wereldoorlog. Dat is dus nog mar kort geleden. En dan staat er iets moois in mijn gidsje: 'Toch merk aan je rechterzijde een ven op dat pas onlangs heraangelegd werd. In de zomer kan je hier steeds vissende blauwe reigers observeren. Dit ven is ook de enige broedplaats uit de buurt voor grote groepen kieviten.' Dan wordt de tekst poëtisch: 'Gezellig keuvelend komen ze er drinken en hun verenkleed herschikken in de zomermaanden.' Ik heb altijd gedacht dat deze plas 'Koeven' heette. Maar nee dus. In de voorbije 5 jaar heb ik het wel steeds zien groeien. Aanvankelijk leek het niet meer te zijn dan een beetje grote plas in een weiland, maar die plas nam jaar na jaar toe. Ik heb er kieviten gezien, snippen, Canadese ganzen, maar geen vissende blauwe reigers. In dat weiland rond het nieuwe ven staan vaak een paar ezels, soms meer dan twee, en daarom - ook al omdat mij geen naam bekend is - noem ik het vanaf nu 'Ezelsven': het Koeven is eventjes verder, het Peerdsven ligt nog meer richting Turnhout. Na de paarden en de koeien mogen de ezels best eens aan de beurt komen, vind ik.

Er is dit jaar nogal vaak over een typisch Belgische zomer gesproken: dan weer voor een paar dagen zon, dan weer grijs, dan weer warmer en dan weer frisser. Maar droog is deze zomer tot op vandaag zeker geweest: het Ezelsven ligt er in ieder geval bijna volledig uitgedroogd bij, en behalve het ezelspaar en de twee honkvaste Canadese ganzen is de fauna weggetrokken, elders op zoek naar voedsel. Maar voor mij is het vaste stek geworden: vol water en bijgevolg in volle glorie is het in de lente meer dan de moeite waard. Je ziet alles weer groen worden, de bloemen steken massaal de kop weer op en de vogels bieden een onuitputtelijk schouwspel. Een steeds voortdurende attractie, mijn Ezelsven, zelfs wanneer het in de zomer van dit jaar droog staat: afwisseling zie je er altijd

zaterdag 1 augustus 2009

Dakket nie en weet

'Dakket nie en weet': correct Turnhoutse volkstaal is dat, ook al hoor je die formulering niet meer zo vaak. Andrea Caethoven, die ons dialect perfect beheerst, zorgde door die zegswijze voor lachbuien bij een collega van haar, die ook perfect Turnhouts kent, maar iets minder. Dat moest ze mij toch eens vertellen, en meteen vragen of ze dan verkeerd zat. Waarop ik: 'Maar nee, Andrea, dat is perfect juist, het gaat om een versterkte ontkenning, zoals in het Frans met 'je ne suis pas'. Ik heb er Gezelle nog bijgehaald met de eerste regels van zijn gedicht 'Moederken': 't En is van u/hiernederwaard/.../mij, moederken,/geen beeltenis,/geen beeld van u/ gebleven.' Maar die verzen komen uit 1891, en dat verklaart de lach van Andrea's collega: het gaat om oude taal, en niet iedereen kent die nog, of gebruikt die nog. Maar 'Dakket nie en weet' leeft nog, niet meer bij de jongere generatie allicht, maar leeft nog.

Dialect evolueert ook, oude vormen worden minder gebruikt, verdwijnen, sterven weg. Wie zegt nog 'Nènik' voor 'Nee, ik niet'? Oude mensen hoorde ik dat in mijn jeugd nog wel eens zeggen, waar tegenwoordig, wie nog? Of de oude Turnhoutse uitspraak van de lange 'a': dat werd dat zoiets als 'èè'. Die klank was al in de jaren 50 verouderd, en werd als te plat aangevoeld om nog gebruikt te worden. Onze buren in die tijd zegden dat nog, wat aanleiding gaf tot spottende regeltjes als "'k Heb me nèènd verbrèènd aan de kèènt van 't lèènd bè Mietèènt in Ollèènd." Die klank is kompleet weg, dat is geen Turnhouts meer. Een van mijn tantes - ze woonde in de Voorzorgstraat, waar een speciaal soort Turnhouts gesproken werd - gebruikte het woord 'bedieëmer'. Ze zou dat 'bedieëmer' wel doen: straks, een beetje wachten en dan, 'seffens' in 't schoon Vlaams.
Nooit heb ik geweten waar dat woord vandaan kwam, wat daar in het Algemeen Nederlands tegenover staat. Twee dagen geleden redt vriend Herman mij uit de nood: het zou komen van 'bij deemstering': ik ben 'bij deemstering' thuis, voor het echt donker wordt, 'seffens' dus, straks. Nog zo'n probleempje: vorig jaar verklaarde iemand voor vast en zeker dat 'zekske' (een zakje dus) echt Turnhouts is. Ik had dat nog nooit gehoord, en zei dus dat het niet klopte. Toch toch, zei zij, en 'pekske' ook. Wat ik ook nooit gehoord had, dus geen Turnhouts was. Tot ik aan een 'tekske' dacht: dat zeg ik ook. Een gewone tak is in ons dialect ook 'nen tek'. Zo zie je maar: je leert alle dagen bij, je stuurt alle dagen bij, ook de kennis van je dialect, je moedertaal, dat je denkt volledig en kompleet te kennen. Het is een vaststelling die aanspoort tot nederigheid.

Mensen die van taal houden, zijn vaak ook erg aan hun dialect gehecht, ook al spreken ze dat niet meer geregeld. Maar zoals ze de algemene taal bij voorkeur correct proberen te gebruiken, vinden ze dat dat bij de streektaal ook zo hoort. Zo iemand ben ik ook: als je dan Turnhouts gebruikt, gebruik het dan correct, anders kom je terecht in een tussentaaltje dat door Geert van Istendael zo plastisch 'Verkavelingsvlaams' is genoemd.

De vraag is dan natuurlijk: wat is correct dialect, want een spraakkunst en een woordenboek van die taalvorm(en) bestaan niet, de spelling is niet geregeld, literatuur is onbestaande. Je kunt je alleen op het gebruik richten, maar wat voor mijn generatie nog best goed Turnhouts is, vindt in de ogen van jongeren geen genade meer, gesteld dat ze nog betrouwbare streektaalbronnen zijn. Of ze zijn door hun studies het dialect voor een groter of kleiner deel verloren, of ze komen van de andere kant van de stad, waar bijvoorbeeld een lichtjes andere woordenschat gebruikt wordt. Of mensen horen tot andere standen, wat ook weer verschil geeft. In een woord: correct dialect is niet zomaar te definiëren.

Misschien is het toch veel eenvoudiger correct Nederlands na te streven, want Nederlands is een mooie taal, vind ik. Maar ik ben bevooroordeeld: ik ben heel mijn leven Leraar Nederlands geweest. Zo komt het dat mijn kinderen geen Turnhouts kennen, en als ze dat taaltje dan toch eens proberen, draait mijn maag om: ze hebben de streektaal niet in de mond, het klinkt gemaakt een onnatuurlijk, ze hebben het niet, mijn kinderen.

Voor liefhebbers van de Voorzorgstraat: in de jaren 50 werd die straat de 'Kwikstraat' genoemd, omdat er zoveel kinderen rondliepen. 'Kwikken' voor 'kweken' dus. Maar 'kwikken' betekent ook 'wegen', voelen hoe zwaar iets is: 'Kwikt dat eens efkens'.

'Seffens' is ook zo'n leuke: altijd wordt dat geschreven met een dubbele 'f', maar ik heb het nooit anders gehoord dan als 'sèvves'. Met dubbele 'f' ziet er beschaafder uit denk ik. Als de schijn maar gered is, want we willen hogerop, ook in Turnhout. Wij noemen Jef, Jan of Mie, zeggen ze dan. Ik noem Jef, Jan en Mie dan kwibussen.

Correctie van alle correctheid:
Andrea kent die uitdrukking over de lange 'èè' ook, meldt ze mij. Maar met een variant: niet 'aan de kant van 't land', maar 'aan de kèènt van de lèèmp'. Natuurlijk: het is veel logischer en comfortabeler je hand te verbranden aan de kant van een olie- of petroleumlamp. Andrea weze bij deze bedankt.

The Lambeth Walk


Dancing the Lambeth Walk


München 1938: Chamberlain, Daladier, Hitler, Mussolini

Het is soms wonderlijk wie er je woonkamer binnenkomt als je gewoon maar tv zit te kijken.

Een paar dagen geleden kijk ik naar de CanvasCrack, zoals wel eens vaker, wordt er een vraag gesteld over een liedje uit Engeland, een hit uit 1937 die erg populair geworden is, en die de naam had van een wijk in Londen: je kunt dan kiezen uit drie mogelijkheden, maar voordat ik de eerste nog maar gehoord had, wist ik: dat is de Lambeth Walk en niets anders. Mijn geheugen liet mij niet in de steek! Niet dat ik een directe herinnering heb aan 'hits' uit het jaar waarin mijn ouders getrouwd zijn: de oorlog heeft mij nog 10 jaar uitstel van geboorte gegeven. Die herinnering gaat terug tot in de late jaren 50: toen zong vader het deuntje nog wel eens. Maar hij had er een andere tekst bij, die wel in heel Vlaanderen bekend zal geweest zijn, vermoed ik. De woorden gingen zo:

'Hitler deed een varken dood,
Mussolin' die kreeg een poot,
En Chamberlain die nam het staartje mee!'

Waarop dan in het dansliedje luidkeels 'Hoi!' geroepen werd. Daladier komt niet voor in het tekstje dat ik overigens nooit anders dan in het Turnhouts gehoord heb.

Die satirische woorden slaan terug op de 'Conferentie van München' van 30 september 1938. De oorlog zat er in feite al aan te komen, en de leiders van Frankrijk en Groot-Brittannië vonden dat ze Hitler beter rustig konden houden door hem af en toe zijn zin te geven, waardoor de vrede bewaard zou worden. Tenminste, dat was de bedoeling. Helaas, het pakte anders uit. Op die Conferentie, waaraan naast twee premiers - Daladier van Frankrijk en Chamberlain van Groot-Brittannië - ook twee dictators deelnamen - Hitler en Mussolini - werd over het lot van Tsjecho-Slowakije beslist, zonder dat dat land aanwezig was. Hitler wilde Sudetenland - daar woonden etnische Duitsers - en hij kreeg het ook: Daladier (beslist tegen zijn zin) en Chamberlain stootten de Tsjechen een dolk in de rug, en klaar was Kees. Chamberlain zei na de conferentie thuis dat 'Peace for our time' bereikt was, Churchill meende dat 'we een onmiskenbare nederlaag geleden hebben'. Daladier zou in Parijs enkele vertrouwelingen toegefluisterd hebben: 'De idioten. Ze beseffen niet waarvoor ze juichen.' Hij werd eerder feestelijk onthaald bij zijn thuiskomst. Nog geen jaar later zou Duitsland Polen binnenvallen, en de Tweede Wereldoorlog was begonnen.

Vader had dus een satirische tekst van de 'Lambeth Walk', en twintig jaar later zong hij die nog. Als hij goed gehumeurd was bijvoorbeeld, of als de ernst hem te veel werd: dat heeft hij in feite nooit echt goed verdragen, het moest bij voorkeur een beetje prettig blijven. En hij was ook kwaad op die oorlog denk ik: in 37 was hij 23, pas getrouwd, en voorlopig geen kinderen, want hij wilde met moeder nog wel wat van het leven profiteren. Eind 39 was het oorlog en zij tweeën voorzichtig: je stelt je je jonge beginnende leven wel anders voor. In 43 heeft hij bij een bombardement in Brunswijk nog zijn halfbroer verloren - Karel v. B., 20 en nog geen leven gehad - hij en de mensen van toen hebben wel wat te verhapstukken gehad.

Maar toen ik de vraag over de Lambeth Walk hoorde, zat vader - hij is 16 september 2005 overleden, 91 jaar oud - plots naast mij in de zetel: 'Ha, dag va!' heb ik in gedachten en ontroerd gezegd, 'komt erbij zitten'. Kennelijk is hij hier nu al een paar dagen, want hij ziet natuurlijk ook wel dat ik geen 14 meer ben.


Een toemaatje
: the Lambeth Walk Lyrics by Russ Morgan

Any time you're Lambeth way
Any evening, any day,
You'll find us all
Doin' the Lambeth walk.
Ev'ry little Lambeth gal
With her little Lambeth pal,
You find 'em all
Doin' the Lambeth walk.
Ev'rything free and easy,
Do as darn well pleasey,
Why don't you make your way there?
Go there, stay there,
Once you get down Lambeth way
Ev'ry evening, ev'ry day,
You'll find yourself
Doin' the Lambeth walk.

Het is een dansnummer, een feel good hit, redelijk verwant met de charleston uit de jaren 20 en de macarena van onlangs. Pretentieloos plezier maken was de bedoeling, afreageren van de sombere periode eind jaren 30. De mensen mochten iets hebben.

Het kwikstaartje


Flora in Estland: muurpeper


Ests kwikstaartje

In Tallinn heb ik een paar keer een gevleugeld vriendje uit mijn kindertijd ontmoet: het kwikstaartje. Ik heb dat vogeltje in de Kempen al jaren ongeteld niet meer gezien, en ik toer toch zeer vaak rond op het platteland en in de natuur. Maar: geen kwikstaartjes meer. Maar in Tallinn, in parken, zie je hem nog wel. Jasper kende het vogemtje ook niet: nogal wiedes, hij had het nog nooit gezien. Maar de naam moest hem echt niet verklaard worden: we zagen een rasechte 'staartkwikker', uitleg overbodig.

Mijn kinderen en die van hun generatie zijn nog meer stadskinderen dan hun ouders: wij gingen nog in de bossen spelen of op de bedding van de nog niet aangelegde 'ringelaan', we zagen toch nog wat er liep en vloog en groeide, de samenleving was voor de jeugd nog niet zo beveiligd en gestructureerd, er reden nog niet zoveel auto's rond, onze leefwereld was zeker kleiner dan die van kinderen en jeugd van vandaag, maar in die kleinere wereld was net zo goed behoorlijk wat te ontdekken. Ik heb het gevoelen dat wij toch iets dichter bij de natuur stonden, hoewel dat ook relatief is: toen ik rond mijn dertiende eens een paar dagen bij mijn jeugdvriend Marcel in Meerle bleef logeren, had zijn vader het onmiddellijk in de gaten: 'Da's een stadsmus, geloof ik', zei hij: de nagel op de kop.

Ik vroeg vanochtend vriend Vic, die van Hoogstraten is, of hij onlangs nog kwikstaartjes gezien heeft, en 'Neen', antwoordt hij, 'die zijn ongemerkt verdwenen'. Hij mist ze ook, maar had het nog niet door. Hij meent dat de vogel, die vroeger hier toch allesbehalve zeldzaam was, verdwenen kan zijn door het gebruik van pesticiden in de landbouw. Zou best wel eens kunnen: van vooruitgang wordt lang niet alles beter.

Herinnering uit de kindertijd: voor mij is het kwikstaartje verbonden met onze fietstochten naar Hoogstraten, naar nonkel Rik, broer van moeder. Aan de weg naar Merksplas staat een kapelletje, in de buurt van de 'Wieltjes', en daar zie ik die vogeltjes nog altijd wegvliegen, op- en neergaand, zoals het die diertjes past. In onze streek lijken ze mij nu toch te diep neergegaan.