donderdag 12 augustus 2010

Bellevaux (Malmédy) - L'Eglise Saint-Aubin

Wie mij een beetje kent, zal weten dat ik een bijzondere voorliefde heb voor Malmédy en de streek er rond, en in die streek voor het kleine Waalse dorpje Bellevaux, deelgemeente van Malmédy. Dat dorpje ligt schitterend tegen een helling in de vallei van de Amblève, een beetje bijna echt pastoraal. En het heeft een merkwaardige kerk.


Bellevaux op zijn helling

Die kerk, gewijd aan Saint-Aubin  - Albien of Albinus in het Nederlands - dateert al uit 1435, is een mooi voorbeeldje van gotiek, maar heeft een romaanse toren. Ik heb dat altijd een mooi gebouw gevonden, en speciaal voor de kerk op die helling wil ik wel eens naar Bellevaux gaan als ik in de streeek ben. Je vraagt je af hoe het komt dat zo'n onooglijk dorpje al in het begin van de vijftiende eeuw kon bogen op zo'n kerk: hoeveel mensen woonden er toentertijd in Bellevaux? Geen honderden, zou ik aannemen. Maar het dorp hing af van de machtige abdij van Stavelot: erg dichtbij. En die abdij mocht wel eens graag investeren in de enige ware godsdienst, ter verspreiding en versteviging van het geloof, en tot meerdere eer en glorie en macht van zichzelf. Zo moet dat dus gekomen zijn.


De achterzijde van het schip: gotisch

Waar je een zeildoek ziet hangen, wordt 'le vitraille central' gerestaureerd: ook Wallonië laat zijn erfgoed niet verkommeren. Een gotisch venster zonder veel uitstraling vind je aan de zuidkant: het is al een hele poos geleden dichtgemetseld. Te veel frivoliteit was kennelijk ook niet goed. 



De massieve toren: romaans


Gotisch venster: dichtgemetseld

Die heilige Albinus is mogelijk een bisschop uit het Franse Angers , gestorven in 554: dat is echt wel iemand uit het vroege christendom.

Een tweede bezienswaardigheid van Bellevaux is 'La Maison Maraite', een vakwerkhuis uit 'Anno 1592', zoals uit een opschrift boven de voordeur moet blijken. Je zou zo'n vakwerkhuis in deze streek niet verwachten, maar de Eifel is natuurlijk niet echt ver weg. Volgens de overlevering was dit het verblijf van het personeel van de heren van Bellevaux, van wie het kasteel dan weer lager gelegen was. Als die overlevering klopt, zou het dorp vroeger wel eens veel meer belang en inwoners gehad kunnen hebben. Maar overlevering is nog altijd iets anders dan een betrouwbare historische bron. Zeker is wel dat sinds 1746 zeven generaties van de familie Maraite na elkaar eigenaar zijn geweest van dit huis.


La Maison Maraite

En laatste 'place to be' is de 'Rocher de Warche', die te vinden is zowat dertig meter boven de Amblève, en niet de Warche. Maar aan de oever van die Amblève lag in vroegere tijden het kasteel van de heren van Warche, en die plaats is nu een piepklein gehucht van het dorp. Vanaf die rots heb je een prachtig uitzicht over dat deel van de vallei.


Magnifiek uitzicht vanaf de 'Rocher de Warche'

Bellevaux heeft zijn naam echt niet gestolen. In Vlaanderen en Nederland zou het dorp 'Schonendale' kunnen heten. Ik zeg maar wat, maar die naam is even aantrekkelijk als het plaatsje zelf. Aan te raden noem ik het.

zondag 8 augustus 2010

Merksplas: het Pannenhuis

Op de Romeinse wandeling in Merksplas kun je het oudste gebouw van het dorp zien: geen prachtig geconserveerde villa, geen tempeltje van Diana of een of andere sater die ook op konijnen jaagde, wel het Pannenhuis uit 1654. Het is te vinden op het Hoekeinde, vlak bij de Mark. Waarom dat Pannenhuis zo heet, vraag ik me dan af: niet alle huizen toentertijd hadden een strooien dak, er moeten toch meer pannendaken geweest zijn. En dan vind je het volgende: 'pannenhuis' is in feite een volksetymologie: het oorspronkelijke woord voor zo'n huis was 'paanhuis'. En 'paan, of  'panne' is de Middelnederlandse benaming voor brouwketel. Volgens het 'Middelnederlandsch Handwoordenboek' van Verdam is een 'panhuus' een brouwerij of een brouwhuis. In die tijden waren de dorpelingen verplicht hun bier in het paanhuis te brouwen, zodat de heer van het dorp of het gebied meteen wist hoeveel belastingen de mensen verschuldigd waren en moesten betalen. Want, laten wel wel wezen, ook in vroegere tijden ging alleen de zon voor niets op. Overigens zijn de namen 'Panis' en 'Impanis' zijn van dergelijke paanhuizen afgeleid: ze betekenen letterlijk 'uit het paanhuis'.


Het Pannenhuis, lichtjes achterover leunend

Ons Pannenhuis, oorspronkelijk een afspanning annex brouwerij, staat dus vlakbij de Mark: toen daar nog geen brug lag, was het ook de bedoeling de postkoets te helpen de doorwaadbare rivier te over te steken: een soort van dienstencentrum was het met andere woorden. De herberg heette 'De Zwaan', en daar hielden ook rondtrekkende rechters geregeld zitdag om vonnissen te vellen. In de zuidelijke zijgevel zit een geveltopteken van gesinterde baksteen, een kruis, symbool van die rechters en hun zitdagen.


Herberg 'De Zwaan', raam boven de voordeur


1654 en het kruis van de rechters

Toen de weg Hoogstraten-Merksplas een ander tracé ging volgen, verloor het huis zijn functie en werd het een hoeve. Daarvan getuigt nog de solide schuur naast het huis.


De solide, gerestaureerde schuur

Als je het Pannenhuis en de schuur ziet staan, merk je gelijk dat het om iets speciaals gaat. Dank zij toeristische gidsjes en het internet begint het gebouw zijn verhaal dan te vertellen. Tegenwoordig woont Raf Huet er, dat is de kunstenaar-glazenier van de bazuinende engel in de kerk van Hoogstraten: zonder twijfel heeft hij bijgedragen aan het behoud van dit stuk Kempisch erfgoed. De gemeenschap mag er onder anderen hem dankbaar voor zijn.

vrijdag 6 augustus 2010

Openbaring: andere schatten (IV)

Het koorgestoelte heb ik nu uitgebreid toegelicht en in het zonnetje gezet, maar de Sint-Katharinakerk heeft nog andere schatten in petto. In de doopkapel - onmiddellijk links bij het binnenkomen -  staat een beeld van de heilige aan wie de kerk is toegewijd. Het ziet er redelijk oud uit, maar is het niet echt: deze 'Heilige Katharina van Alexandrië' uit witte steen dateert van 1932 en is van de hand van Karel Seuntjes. Ik vond het toch een merkwaardig werk.


De Heilige Katharina van Alexandrië

Eventjes verder zie je dan het beeld van de 'Gulden Lieve-Vrouw' uit de zeventiende eeuw, kunstenaar kennelijk onbekend. Maria heeft een scepter in de rechterhand en op haar linkerarm zit een zegenend Kindje Jezus dat in zijn linkerhand de wereldbol draagt: op eerder tedere manier wordt de gelovigen duidelijk gemaakt bij wie de macht ligt en van wie het heil te verwachten is.


De Gulden -Lieve-Vrouw in een renaissanceportiek

In het hoogkoor springt het praalgraf van Antoon de Lalaing en Elisabeth van Culemborg, de bouwers van de kerk , in feite hun grafkerk, in het oog. Het komt uit 1528-29. Het is niet dadelijk een bewijs van nederigheid: de graaf  ligt er in volle wapenuitrusting en met zijn ketting van de Orde van het Gulden Vlies, de gravin draagt een hermelijnen mantel. Een leeuw, symbool van moed, waakt aan de voeten van de graaf, een hond, symbool van trouw, aan de voeten van de gravin. Die stenen dieren - diertjes - mogen dan wel stereotiepe symbolen zijn, ze geven voor mij heel het gepraal en gepronk toch iets menselijks: graaf en gravin voelen zich kennelijk niet zo oppermachtig dat ze niet beschermd moeten worden. Al kan het zeer betwijfeld worden of het paar dat zo ook zag, of bedoeld heeft.


Het praalgraf met leeuwtje en hond


Elisabeth van Culemborg en Antoon de Lalaing

Een recent en zeer mooi kunstwerk is het glas-in-loodraam uit 2004 van Raf Huet, telg uit een meer dan beroemd kunstenaarsgeslacht uit het Hoogstaatse. Hoofdzakelijk in vooral lichtere tinten van blauw laat hij een engel op een bazuin blazen, en links is een tekst te lezen: Laat de engelen zingen / Dit kind blijft ongedeerd. Heel erg mooi en de moeite waard.


Laat de engelen zingen / Dit kind blijft ongedeerd

In de grafkapel - die vind je dan weer onmiddellijk rechts bij het binnenkomen, tegenover de doopkapel; wat een symboliek! - zie je dan weer een kopie in spiegelbeeld van Rubens' 'Kruisafneming'. Het doek zou uit de zeventiende-achttiende eeuw dateren. Wat je waar nog niet tegenkomt! Overigens moet ik zeggen dat die grafkapel er eigenlijk niet uitziet. Het is niet echt een berghok, maar het heeft er toch meer dan iets van weg.


Kruisafneming in spiegelbeeld

Ten slotte: als je naar buiten gaat zie nog een modern werk: het is het beeld van de 'Verrijzende Christus' uit 1952 van de hand van Clara Sheridan, een nicht van Winston Churchill. In de gids kun je lezen dat het werk bij de heropening van de gereconstrueerde kerk door de familie de Lalaing geschonken werd; het staat symbool voor de toren die uit het puin herrezen is.
 

Clara Seridan: Verrijzende Christus

Omdat Elisabeth van Culemborg zelf geen kinderen wordt de kerk, die ze samen met haar echtgenoot gebouwd heeft, wel eens haar 'Stenen Kind' genoemd. Dat stenen kind zit vol rijkdom en cultuurschatten: het zijn niet altijd topwerken, maar toch, een het koorgestoelte is zonder meer het nec plus ultra. Ik heb het gevoelen, dat er in Hoogstraten, met de Katharinakerk, het begijnhof, Onze-Lieve-Vrouw van den  Akker in Minderhout en de Sint-Salvator in Meerle meer waardevols aanwezig is dan in heel Turnhout. Het begijnhof vind ik in ieder geval aantrekkelijker dan dat van ons. Ik zou ook nog wel eens goed in de Sint-Pieterskerk rond moeten gaan neuzen: mijn gevoelen kan verkeerd zijn.

Laatste schuifje: als we de kerk verlaten, zijn we meteen op de Vrijheid met haar vele zomerse terrasjes. En daar genieten we dan ook van: we gaan voor een tripel, gebrouwen door de cisterciënzers van Westmalle. Na een dergelijk kerkbezoek kan dat geen zonde zijn, wel integendeel. Het is eigenlijk nog eens thuiskomen.

Bronnen, partim geraadpleegd:

Elke Aerts, Leslie Brosens, Piet van Deun, De Sint-Katharinakerk van Hoogstraten, 2008
A. Polé, De koorbanken van de Sint-Catharinakerk in Hoogstraten

dinsdag 3 augustus 2010

Openbaring van Sint-Katharina (III)

De zittertjes vormen vooral een goed gestoffeerde 'comédie humaine': Albrecht Gelmers hekelt op eerder milde wijze allerlei gebreken van de menselijke soort. Maar de stand van de wereld gaat hem evenzeer aan: Een monnik en een rederijker - ontwikkelde mensen - proberen bezorgd en angstig een omgekeerde wereldbol op stelten op zijn plaats te houden: de wereld staat op stelten, er gaat van alles verkeerd. Mogelijk is dat een echo van de godsdiensttroebelen in de zestiende eeuw: de aanwezigheid van de monnik lijkt mij daarnaar te verwijzen. Breughel gebruikt overigens dezelfde voorstelling van de globe in zijn 'Spreekwoorden': de evenaar wordt uitgebeelde door een metalen band, het noordelijk halfrond wordt ook overspannen door een metalen band en boven op het halfrond prijkt dan een kruis: Christus als rechter bij het laatste oordeel draagt deze wereld vaak in zijn linkerhand, het is de obligate voorstelling uit de tijd.


Rederijker en monnik bang en bezorgd over 's werelds loop

Met die monnik komen we een eerste duidelijke verwijzing naar kerk en godsdienst tegen. Er zijn ook taferelen die uit het Oude Testament komen: Jozua en Kaleb die met de druiventros uit het Beloofde Land terugkomen bij Mozes. Het verhaaltje gaat zo: op het einde van de terugtocht ui Egypte had Mozes een aantal verspieders vooruitgestuurd: ze moesten te weten komen of het land waar ze aankwamen geschikt zou zijn om er zich te vestigen. Jozua snijdt er een druiventros af, en samen met Kaleb brengt hij die tot voor Mozes en zij getuigen: 'Wij kwamen in het land, waarheen gij ons gezonden hadt, en ja, het vloeit van melk en honig, en dit is zijn vrucht.' (Numeri 13:27) De Israëlieten trekken dan, niet zonder slag of stoot, het land binnen en blijven er. De terugtocht uit Egypte had veertig jaar geduurd, de spionageopdracht van Jozua en zijn makkers veertig dagen.


Jozua en Kaleb met hun bewijs van het vruchtbare Beloofde Land

De krachtpatser uit het Oude testament, de Hercules van de Joodse mythologie is ook twee keer te vinden: Samson is de naam. Uit mijn verre jeugd herinner ik mij nog de indrukwekkende verhalen over het ezelskaakbeen, over de kracht die zijn haar zat, over de tempel die hij deed instorten: hij sprak wel tot de verbeelding, deze Samson, heel anders dan de neptelevisiehond die zijn naam draagt. Maar dat terzijde.

Op het eerste zittertje met Samson zie je hem een stuk van de stadspoort wegdragen, 'naar de top van de berg, die tegenover Hebron legt' zegt de Bijbel. Hoe hij in zo'n vernielzuchtige bui was geraakt? Volgens Richteren 16:1: 'Eens, toen Simson naar Gaza ging, zag hij daar een hoer en kwam tot haar.' De inwoners van Gaza, die meer dan een appeltje met hem te schillen hadden, waren van plan hem te doden, maar slaagden daar niet in. 'Te middernacht stond hij op, greep de deuren van de stadspoort en de beide posten, rukte ze met grendel en al los, legde ze op zijn schouders en bracht ze naar de top van de berg, die tegenover Hebron ligt'. De streek is kennelijk altijd conflictueus geweest.


Samson brengt de stadspoort van Gaza naar de berg tegenover Hebron


Vlak 'daarna vatte hij liefde op voor een vrouw in het dal van Sorek, Delila genaamd'. De Filistijnen, die toen Israël bezetten en die een heilige schrik hadden van verzetsheld-superman Samson, haalden Delila over hem het geheim van zijn kracht te ontfutselen, ze slaagt daarin, en wanneer hij op haar schoot in slaap valt, roept zij iemand en laat hem 'de zeven vlechten van zijn hoofd afscheren'. Op dat ogenblik is hij zijn kracht kwijt, maar zijn wraak zal verschrikkelijk zijn: hij doet toch de tempel van de Filistijnen instorten, waarbij drieduizend Filistijnse slachtoffers (m/v) vallen: 'De doden die hij in zijn sterven gedood heeft, waren talrijker dan die hij in zijn leven gedood had'. (Richteren 16:30)



Delila knipt zelf de haren van Samson af: niet echt bijbelvast

Nu moet ik alleen nog de armleuningen en de zijwanden onder de loep nemen, dan kan ik  de echt katholieke kant van de zaak ook eens van dichterbij bekijken. Ondertussen vraag ik wel me af waarom Hoogstraten dit koorgestoelte niet veel nadrukkelijker uitspeelt als een van de grootste en belangrijkste troeven van zijn patrimonium: ik vind het fenomenaal, ik wist niet dat het er was, en het was me een echte openbaring. Misschien ben ik een te fervente Hoogstratensupporter, dat kan zijn, maar ik heb op twee middagen koorgestoelte toch meer liefhebbers gezien. Gelijk hadden zij daar, overschotten van.

maandag 2 augustus 2010

Openbaring in het koorgestoelte (II)

Het koorgestoelte staat prominent in het hoogkoor van de kerk, maar opvallend is dat die 'zittertjes' weinig religieuze taferelen of godsdienstige handelingen uitbeelden. Dat zal zo wel zijn oorzaken hebben: als de kanunniken op de zitbankjes zaten, of er vlak voor stonden, was er van het beeldhouwwerkje niets te zien, en bijgevolg kon de kunstenaar zich vrijer voelen en zich eens laten gaan als hem dat zinde. Religieuze inspiratie of opdrachten kon hij nog altijd kwijt in de armleuningen en in de zijwanden van het gestoelte: daar zijn de onderwerpen en beeldjes dan ook vromer, die waren veel beter zichtbaar. Maar onder de banken, in de misericordes kon hij het dagelijkse leven weergeven, kritiek uitoefenen op jan en alleman, geestelijkheid incluis. Waartoe Albrecht Gelmers zich overduidelijk geroepen voelde.


Een paar illustraties daarvan zijn 'zijn huik naar de wind hangen' en 'de pilaarbijter'. Breughel toont beide uitdrukkingen ook in zijn 'Spreekwoorden'. Jammer is dat ik er geen goede foto's van heb: je zou wensen dat je beroepsfotograaf was en alles wat je ziet feilloos kon fotograferen. Helaas... Het volksleven dan maar.




Twee zittertjes naast elkaar: de eerste man scheert een schaap, de tweede een varken, met andere woorden: de eerste heeft alle voordeel, de tweede alle nadeel, oftewel niets. Het verschil tussen arm en rijk is ook duidelijk te zien aan de kleding van de scheerders. Het tweede zittertje is natuurlijk ook een illustratie van 'Veel geschreeuw en weinig wol'. Hetzelfde onderwerp komt alweer voor op Breughels 'Spreekwoorden'.


Hier krijg je twee zittende mannen naast elkaar, en kijk ze met open mond trekken en sleuren om alles aan eigen kant te krijgen.

Leuk is ook de scène waarin twee bakkers elkaar bestoken met hun ovenpalen: de concurrentie is kennelijk zo groot dat ze elkaar de zon niet in de ogen gunnen, het is een letterlijk voorbeeld van broodnijd.



 Broodnijd

Een ander gevecht met min of meer gelijkaardige wapens, maar eerder satirisch, donquichotachtig zonder meer wordt geleverd door twee wannabe ridders op hun stokpaardjes. Klein wil ook wel eens groot zijn.


Steekspel met allure

Als je dat koorgestoelte van dichtbij bekijkt, kun je best wel eens lachen. De lachende kerk als het ware, bijna vijfhonderd jaar voor Fons Jansen. Moet u echt eens gaan bekijken.