maandag 15 november 2010

Brugge: Van Eyck tot Dürer

De Vlaamse Primitieven liggen me na aan het hart, en als er dan weer een tentoonstelling over hen te bekijken is, dan wordt het ongeveer spoorslags ernaartoe rijden, zeker als het, zoals bijna altijd, in Brugge te doen is, want daar wil ik ook bijzonder graag komen. Als je dan een beeld kunt krijgen van Van Eyck tot Dürer, van de invloed van de Vlaamse schilders op de Duitstalige landen en verder op het oosten van Europa, dan wil je dat natuurlijk gezien hebben. Dat wil zeggen: ik toch.

Jan van Eyck stierf al in 1441, Hans Memling in 1494, maar dan een halve eeuw later dus. Maar de uitstraling van de Vlaamse Primitieven begint, volgens de naam van de tentoonstelling, al bij Van Eyck. Behoorlijk wat Duitse schilders hebben zich ingespannen om het niveau van hun Vlaamse vakgenoten te evenaren, zo van: dat moeten we ook kunnen. Onbekende namen blijken zeer verdienstelijke kunstenaars te zijn geweest. Een opsomming: Hans Multscher, Konrad Witz, Conrad Laib, Hans Pleydenwurff, Michael Wolgemut, Walter Schongauer. Van al die mensen is werk te zien, en dan stel je vast dat ze een grote inhaalbeweging gemaakt hebben, maar dat ze nog het laatste tikje talent of metier misten dat de Vlaamse Primitieven zo uitstekend maakte. Zo snel was het verschil (de achterstand?) niet helemaal te overbruggen. Tegen het eind van de vijftiende eeuw lijkt dat te veranderen: ik zie een prachtig 'Portret van een jonge vrouw' uit 1480 of daaromtrent. Zeer licht is dit vrouwenhoofd, tegen een donkere achtergrond, zeer fijn is ze geschilderd, helder en open kijkt zij, bescheiden glimlachend, zou ik zeggen: een beetje geïdealisereerd, foutloos, perfect. Een parel van een doek is het. Maar: schilder onbekend. Het schilderij komt uit Zwaben, misschien zelfs uit Ulm, maar dat laatste is niet zeker. Het belang van de kunstenaar als scheppend individu was kennelijk in die contreien nog niet doorgedrongen: in die zin is het echt middeleeuws. Maar daar komt verandering in.


Zwaben (Ulm): Portret van een jonge vrouw, ca. 1480

Want op het einde van de vijftiende eeuw komt Albrecht Dürer eraan, die moeiteloos het niveau van Van Eyck en andere Primitieven bereikt. En zijn realisme is nieuw: het is geen religieus realisme meer, geen godsdienstige taferelen naar de werkelijkheid geschilderd, maar eerder burgerlijk realisme: het 'Portret van een man' (1521 of 1524) is daar een prachtig voorbeeld van. Hier spreekt al een andere tijd: de renaissance heeft Duitsland al duidelijk bereikt. Hier is geen spoor van idealisme meer te bekennen, zoals in de tedere vrouw uit Zwaben: de man kijkt nors en vastberaden voor zich uit, kennelijk heeft iets of iemand hem best wel boos gemaakt of pijn gedaan. Gesloten, smalle mond heeft hij ook, en een beetje gefronste wenkbrauwen. Niet direct een schatje is hij, maar het doek wel een meesterwerk: hier spreekt een karakter, zonder twijfel. Maar die hand linksonder, die bijna rust op de lijst, dat deden de Primitieven ook al.


Albrecht Dürer, Portret van een man, 1521 (1524?)

Nog zo'n portret van een echt ernstige man is het 'Portret van een onbekende man', (ca. 1510-1515) van Michael Sittow. Die kunstenaar werd in 1469 geboren in Reval, wat toen de naam was van Tallinn, toen hanzestad en nu de hoofdstad van Estland. (Ik heb een bijzondere voorliefde voor al wat Ests is, maar dat terzijde.) Die Sittow komt in de loop van de jaren 80 naar Brugge (niet zo moeilijk, hij reist naar een andere hanzestad) en gaat vermoedelijk bij Memling in de leer. Met enig succes: hij wekte voor Isabella van Castilië en Margareta van Oostenrijk, hij was niet zomaar een verver zou je zeggen. Ook in dit schilderij gaat alle aandacht naar het gezicht van de man, dat het licht vangt op een donkere achtergrond. Ernstig kijkt hij, zich van zijn belang bewust. En zijn handen ook op de lijst van het doek: handtekeningetje van de Primitieven. Ik heb begrepen dat Sittow in feite als een Vlaamse Primitief wordt beschouwd: je kunt spreken van een succesvolle carrière voor de Est.



Michael Sittow, Portret van een onbekende man

Twee zeer mooie objecten zijn geen schilderijen, maar beeldhouwwerken. Van Conrad Meit is er een 'Adam en Eva', maar niet bepaald na de zondeval, tenminste, zo ziet het er toch niet uit. Geen oneindige droefenis om de verbanning uit de Hof van Eden, de twee lijken een eerder vriendelijke wandeling te maken. Beiden hebben wel een appel in de hand, maar daar lijken ze over te spreken, zo van: wat doen we hierrmee ? Gods toorn is niet echt te bespeuren. Die Conrad Meit is in 1480 in Worms geboren, maar werkte al vanaf 1514 als officiële beeldhouwer aan het hof van Margareta van Oostenrijk - weer zij! Met deze man zijn al wat verder opgeschoten in de renaissance, en de beeldjes van Adam en Eva uit 1520 lijken me eerder een alibi om de aardse en menselijke schoonheid gestalte te geven. Bloot mag, maar liever met min of meer religieuze figuren. De kunstenaar zelf is best succesvol geweest: Meit koopt in 1534 een huis in Antwerpen en wordt als beeldhouwer lid van de Sint-Lucasgilde. Hij is in 1550 in de Scheldestad gestorven. De Zuid-Nederlandse kunstscene was in die tijd behoorlijk aantrekkelijk, mag je wel zeggen.

Conrad Meit, Adam en Eva, 1520

Een laatste zeer opmerkelijk werk is het middenstuk van een altaarstuk, een houten beeldhouwwerk, nu in het Nationale Museum van Warschau, dat Sint-Lucas voorstelt terwijl hij de Maagd schildert. Dat was een geliefd onderwerp bij de Vlaamse Primitieven - ik heb het twee jaar geleden in Gent ook op een wandtapijt gezien - het was een soort van evergreen die iedereen die een beetje kunstenaar was probeerde te schilderen of uit te beelden. Natuurlijk deden de schilders dat met voorliefde: Sint-Lucas was immers hun patroonheilige, en zodoende konden zij zichzelf bij wijze van spreken afbeelden in het gezelschap van de Heilige Maagd. Maar dit tafereel is ook een scene uit het dagelijkse leven: Maria is met een hemd bezig en de kleine Jezus zit ongestoord en kinderlijk op de grond te spelen. Maria en de Heilige Lucas zorgen voor de nodige sacraliteit, en er is nog een leuk detail: onder de stoel van Lucas ligt een stier, het symbool van deze evangelist. Het algehele middeleeuws godsdienstige sérieux wordt zo langzamerhand doorbroken. Merkwaardig ook is dat dit altaarstuk al in het begin van de zestiende eeuw in een Poolse kerk te vinden was, toch een eind naar het oosten. Vlaanderen zond zijn zonen uit heet dat ouderwets, of tenminste de invloed van die zonen. Je staat te kijken van wat er hier 500 jaar geleefd heeft, je zou er vandaag nog een soort van vaderlandse fierheid aan overhouden.


Jacob Beinhart, De heilige Lucas schildert Maria, 1506

Voor een tentoonstelling van dit niveau zou ik elke jaar naar Brugge rijden: maar dat is wat hoog gegrepen, denk ik.

zondag 14 november 2010

Rik Poot: De vier ruiters van de Apocalyps

Soms loop je achteloos voorbij een kunstwerk, je besteedt er geen aandacht aan omdat je andere doelen voor ogen hebt, je kunt niet alles even geconcentreerd in je opnemen en je mist iets dat echt wel zeer belangrijk is. Later kom je op dezelfde plaats, en dan word je geraakt en getroffen door 'De vier ruiters van de Apocalyps' een beeldengroep van Rik Poot. De groep staat in Brugge in het Arentshof, tussen het Groeningemuseum en de achterzijde van de Onze-Lieve-Vrouwekerk, in een eerder besloten omgeving, in de luwte, zeg maar. Een uitstekende plaats, vind ik.


De hologige dood op zijn lijdend paard

In de Openbaring heeft God, zittend op zijn troon, een boekrol met zeven zegels vast die alleen kunnen gebroken worden door het Lam, dat wil zeggen Christus. Het Lam opent het eerste zegel en tevoorschijn komt een wit paard, 'en die erop zat, had een boog en hem werd een kroon gegeven, en hij trok uit, overwinnende en om te overwinnen' (Openbaring 6:2). Het paard staat voor de valse vrede, de ruiter zou de Antichrist zijn. Het tweede paard is rossig, 'en die erop zat werd gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, en dat zijn elkander zouden slachten, en hem werd een groot zwaard gegeven' Openbaring 6:3). Het derde paard is zwart, de ruiter heeft een weegschaal, maar correct weegt hij niet: hij brengt honger en oneerlijke handel. Ten slotte volgt het vale paard, 'en die daarop zat, zijn naam was de dood, en het dodenrijk volgde achter hem' (Openbaring 6:8). Een werkelijk apocalyptisch beeld wordt in deze passage opgeroepen: algemene ondergang wordt opgeroepen: valse vrede met een overwinnende Antichrist, oorlog, honger en dood maken het plaatje compleet. Een bijbelse maar een veel wredere 'Doos van Pandora' is het: gelukkig zal het Lam ook het zevende zegel breken en zo verlossing brengen.


Een soevereine Antichrist

Die vier ruiters heeft Rik Poot gebeeldhouwd: het werk dateert uit de periode 19891-1987. Alle rampspoed die de wereld kan treffen heeft de kunstenaar op een bijzonder expressieve manier neergezet. Geen van de vier paarden staat er enigszins rustig bij, wel integendeel. Een stampt met het achterbeen, dat van de 'Honger' lijkt als een wanhopige wolf ten hemel te huilen, dat van de Antichrist (als hij het is) zet zijn achterbenen schrap en hinnikt ten strijde, dat van de dood lijkt stilstaand klaaglijk te huilen. De vier dieren bewegen, stellen net zo goed voor wat hun ruiter beweegt. Kleuren hebben de dieren niet: ze zijn in brons waarop alleen het weer natuurlijk nuances aanbrengt. Overigens: een kleurrijke kermis zou hier helemaal niet thuishoren.


De honger

Die ruiters hebben afstotelijke, grimmige en meedogenloze gezichten: zeer opvallend is dat bij de ruiter met de weegschaal. Bij de 'Honger' kun je de ribben tellen en zie je zijn moedeloze kop, de 'Dood' heeft een afschuwwekkend doodshoofd zonder meer. Zo krijg je een plastisch zeer indrukwekkende groep die huiveringwekkend het lijden, de gebreken en tekortkomingen van de 'condition humaine' duidelijk maakt. Een ongelooflijk en efficiënt kunstwerk is het: dat ik het voordien nooit zo gezien heb!


De bedriegende weger


Ets van Dürer over hetzelfde onderwerp, uit 1497-98

zondag 7 november 2010

125 jaar socialistische partij

De socialistische beweging in België bestaat in 2010 125 jaar. Je kunt niet zeggen de 'Socialistische Partij', want na de Belgische WerkliedenPartij, die tot 1940 bleef bestaan, kwam de Belgische Socialistische Partij (tot 1978, en beide unitair, zoals dat in het vaderlandse politieke jargon heet), dan de PS en aan Vlaamse kant de SP, die er ondertussen ook al een a'tje bijgekregen heeft: Sp.a heten we nu, vanaf 2001. Je kunt het jammer en betreurenswaardig vinden dat de Internationale, de socialistische beweging, in onze 'natie' alleen uit gewestelijke monden kan spreken, maar het is niet anders. En dat zal nog wel een hele tijd zo blijven, vrees ik. Solidariteit wel (dat is toch bij uitstek een socialistisch parool), maar eerst met het eigen volk. De mensen van het Charter van Quaregnon gaan in hun graf eventjes anders liggen, dat is het minste wat je zou kunnen veronderstellen.

Maar goed, het gaat hier over de tentoonstelling die '125 socialistische partij' heet, en een zeer treffende onder (of boven-) titel heeft: De droom van een betere wereld. Met foto's wordt een geschiedenis opgeroepen van die lange strijd: er zijn gravures te zien uit 1868 en 1886: twee keer gaat het over het leger dat ingezet werd tegen stakers en de orde herstelt. Uit die tijd (eind negentiende eeuw, aan de stijl te zien) komt ook een prachtige spotprent in het Frans; 'Pyramide à renverser' heet die (omvergooien het boeltje): helemaal boven zit de koning (duidelijk Leopold II) die heerst over u, daaronder twee geestelijken die bidden voor u, dan drie militairen die schieten op u, dan vier kapitalisten die eten voor u, en helemaal van onderen, aan de basis, staat het volk dat werkt voor u. Alleen is 'u' niet altijd dezelfde.


In een vitrine ligt 'De Beginselverklaring of Charter van Quaregnon' met het commentaar: 'De jonge Brusselse advocaat Emile Vandervelde schreef een ideologisch manifest dat zowel qua inhoud als qua werfkracht tot vandaag niet is overtroffen'. Het waren niet de minsten, de eerste dromers van een betere wereld. Belangrijke thema's uit de geschiedenis van de beweging komen op chronologische wijze aan bod: de strijd voor algemeen stemrecht, de strijd voor de achturendag, het Plan van de Arbeid van Hendrik de Man (die in de tweede wereldoorlog dan weer eerder donkerbruin dan rood was, heiligen zijn we niet), stemrecht voor vrouwen (affiche voor de wetgevende verkiezing van 1949, de eerste met stemrecht voor vrouwen - dat is dus nog maar pas geleden), de koningskwestie, de schoolstrijd, de eenheidswet uit 1960-61 met een affiche 'Eyskens buiten', die met een trap op diens achterste naar andere oorden wordt gelanceerd (overigens: in december 1960 trouwde Boudewijn met Fabiola, toen voor velen een lichtpuntje in donkere tijden). Uit recentere tijden zie je enkele jonge turken van de SP (Marcel Colla, Luc van den Bossche, Norbert de Batselier, en Freddy Willockx - ong. 1980), de teletubbies in 2003 (J. Vande  Lanotte, Frank Vandenbroucke, Steve Stevaert, Freya van den Bossche en Patrick Janssens). Caroline Gennez sluit het rijtje af met een foto van de 1-meiviering van 2008 in Antwerpen. Zo krijg je een goed overzicht van de strijdpunten, de kameraden van vroeger, toen de strijd nog om de echt fundamentele zaken ging en de aanhang groeiend was en zeer groot werd, en de kopstukken van nu, die de boodschap van 'niets is voor altijd verworven' moeten brengen, een boodschap die niet als 'sexy' wordt ervaren, want wij hebben het toch allemaal goed, meneer! Daarom:socialisme is altijd herbeginnen, zoals Caroline Jos van Eynde citeerde.

Zeer interessant op de tentoonstelling vond ik ook de grote panelen (helaas niet gedateerd) uit einde negentiende-begin twintigste eeuw, waarop duidelijk te zien is hoe de nieuwe beweging ook naar een nieuwe beeldtaal zocht, maar daarbij duidelijk onder invloed stond van laten we maar zeggen de katholieke traditie. Op een wijze die wij nu zouden ervaren als 'pathetisch' worden gevoelens van solidariteit, vooruitgang en verheffing uitgebeeld, zoals in een paneel (ik zou zeggen bijna een doek) voor 'De Werker, socialistisch dagblad'. Een engel zweeft boven de gewone mensen: een kunstschilder, een man van de wetenschap, een filosoof, en een metaalbewerker die eendrachtig elkaars handen verenigen,  terwijl de symbolen van hun emplooi net zo goed worden voorgesteld: lier en bazuin, palet en penseel, anker en wereldbol, aambeeld en tandrad. Links staat een jonge boom al flink in de blaren: maar hij zal nog groeien, daar mag je zeker van zijn. De engel laat ondertussen ook zien wat de werkers wensen: 'acht uren werk, acht uren uitspanning (sic) en acht uren rust'. Voor wie het dan nog niet begrepen zou hebben: van onderen op de sokkel staat 'De eerste mei is het wereldfeest van den arbeid'.


Socialistisch hoogaltaar

Dezelfde beeldtaal zie je in  een prent van Jacob Wahre uit Berlijn: een jonge, uitgeputte arbeider, een kind nog, wordt letterlijk uitgezogen door een meedogenloze vampier (je kunt er ook een verschrikkelijke duivel in zien) die 'capitalisme' heet. Maar een beeldschone vrouw komt hem troosten en helpen: bij zich heeft zij een boek dat 'science' en travail' aanprijst: daar zal de redding vandaan komen. Je moet niet echt een fantast zijn om in die schoonheid een engel te zien, hoewel zij het hoofddeksel van de Franse revolutionairen draagt; maar dat is natuurlijk ook een deel van de boodschap.


De duivelse vampier, de maagd van wetenschap en werk en het nog lijdende kind

In Jugendstil en iets optimistischer is de prent 'Solidarity of Labour'. Maar weer beginnen we met een engel: zij draagt de kroon van de vrijheid (Freedom), spreidt haar armen over heel de wereld en haar bevolking (alle continenten worden genoemd), en laat duidelijk zien dat het om 'Fraternity' en 'Equality' gaat. Onderaan is te lezzen dat 'Labour's May Day' is 'dedicated to the workers of the world'. Jugendstil is een soort 'l'art pour l'art' heb ik altijd geweten: ik had nog nooit gezien dat die stijl voor politieke doeleinden werd gebruikt. De tekenaar was natuurlijk ook een kind van zijn tijd.


Met Jugendstil naar het feest

Een affiche uit het begin van de jaren zestig is net zo goed tijdsgebonden: de overdreven boodschapperigheid is verdwenen, alleen de gelijkheid 'De Toekomst - Het Socialisme' blijft over. Begin jaren zestig zeg ik: dat zie je aan de kleren de kapsels van man en vrouw, het beetje stadsgezicht op de achtergrond lijkt mij ook naar die tijd te verwijzen. Maar de twee mensen lijken mij niet dadelijk dompelaars of sukkelaars te zijn: veel leek al verworven te zijn, we hadden 'Expo 58' al achter de rug, de tijden waren optimistisch en de eerste oliecrisis kon men nog niet vermoeden (1967). Toch blijft voor het paar naar de toekomst kijken omhoog kijken, nog altijd naar de hemel. Eigenaardig dat daar het heil toen nog altijd van verwacht scheen te worden. Nu nog?


Begin jaren 60: we hebben er vertrouwen in

Ik moet eerlijk zeggen: ik heb genoten van '125 jaar socialisme', van de historische hoogtepunten van de beweging, en van de affichekunst die er te zien was. En de tentoonstelling mag een bescheiden succes genoemd worden: de afwezigen hadden eens te meer ongelijk. Ze hadden kunnen zien dat wij allang ontwaakt zijn, veel verwezenlijkt hebben en nog altijd niet staan te slapen.