dinsdag 16 augustus 2011

Het Zwin

Je wilt in deze streek natuurlijk ook van de natuur genieten, niet alleen van de torens en de kerken, de sporen van vergane middeleeuwse glorie. En voor de natuur ga je dan naar Het Zwin. Nu is het wel juist die zeearm die de oorzaak was van dat rijke leven in de dertiende en veertiende eeuw: geschiedenis en natuur gecombineerd hier. In 1134 heeft hier kennelijk een zware stormvloed gewoed, met het gevolg dat men dijken is beginnen bouwen: veiligheid en zekerheid voor alles, ook toen. Het gevolg daarvan weer was dat de zeearm al op het einde van de twaalfde en in het begin van de dertiende eeuw begon te verlanden en verzanden. Brugge werd voor de schepen steeds moeilijker bereikbaar, en er werden voorhavens aangelegd: eerst Damme, dan Hoeke, Sint-Anna-ter-Muiden, ten slotte Sluis. Maar ook daar bleef het niet duren, en Brugge verhuisde naar Antwerpen. Al wat van die voor het graafschap ooit zo belangrijke levensader overschiet, is een smalle, ondiepe geul, die bij laag water maar tot aan de enkels schijnt te reiken.


Het Zwin: de smalle geul, kennelijk bij hoogwater

Nu heb je daar de weidse Zwinvlakte, waar de natuur eeuwenlang vrij spel heeft gehad. Het gebied is bijzonder interessant geworden doordat het nu een natuurreservaat geworden is. Daar heeft in 1952 graaf Léon Lippens voor gezorgd, de vader van de beroemde Maurice van Fortis: de familie heeft zich kennelijk niet altijd alleen met geld beziggehouden. Vader Léon was een gedreven ornitholoog en natuurbeschermer, en met Het Zwin heeft hij ons een prachtig legaat nagelaten.

In die Zwinvlakte kan ik rustig met mijn  rolstoel rondrijden, allen moet ik opletten voor iets te veel slijk op korte hellinkjes: een tennisveld is het natuurlijk niet. Vogels zie je hier niet zoveel, wel bloemen die je in de Kempen dan weer niet ziet, bijvoorbeeld deze: de lamsoor.


Fotootje van genomen, thuis mijn 'Nieuwe Plantengids' geraadpleegd, en dan vind je de naam. En wat ik erover lees, klopt: hij komt voor in schorren, op zeedijken en zilte plaatsen. Zoals het Zwin dus. Hij is vrij algemeen in West- en Noord-Europa, maar in België behoort hij tot de 'Rode-Lijstsoorten', dat wil zeggen dat het verspreidingsgebied heel klein geworden is of de achteruitgang zo groot dat de soort bedreigd is.Met onze 65 kilometer lange kust kan ik me daar wel iets bij voorstellen. Maar in het Zwin - in dezen letterlijk een natuurreservaat - staan ze overvloedig.


Lamsoor zo ver je kan zien

Dichter bij de ingang van het reservaat kun je ook allerlei vogels zien, vele in volières wel te verstaan, wat ik overigens behoorlijk eigenaardig vond. Je zou denken dat in dit gebiedje de vogels de volle vrijheid gegund is. Maar voor uilen, sperwers en valken ligt dat natuurlijk moeilijk. Die zitten dus gevangen, maar ze wreken zich door zich nauwelijks te laten zien. Paradox: vogels met inzicht zijn het. Maar de vogel der vogels, de ooievaar, is in Het Zwin echt wel talrijk, steelt er de show, is een sensatie voor klein en groot, deze elegante vlieger, deze stijlrijke zwever. Waar iedereen op afkomt, is het voederen op een weilandje, om drie uur of iets later. Je wilt dat zien, staat al om tien voor te wachten, en steeds meer ooievaars komen aangevlogen en landen gracieus zwevend. Maar niet alleen zij: ook meeuwen in groten getale en een paar aalscholvers. Ze weten van het eten om drie uur, ze zijn een voorbeeld van 'conditioned reflexes', hun biologische klok vertelt ze wanneer het tegen drieën loopt. Of hun maag: dat klinkt gewoner, en het resultaat is hetzelfde.


Verzameling voor de maaltijd

En ooievaarsnesten die zie je hier ook een beetje overal: hier huist ongetwijfeld de grootste kolonie van deze dieren in België. Plankendael zal een goede tweede zijn.


Ooievaarsnest als een beetje vlag van Estland: blauw-zwart-wit

Een boek over de specifieke fauna en flora was in de Zwinshop niet te koop: het vorige is uitverkocht, het nieuwe in voorbereiding. Reden om nog eens terug te komen, naar Het Zwin. Want het is zoals de rest van mijn vakantieweek: dubbel en dik de moeite waard. Ik kan niet anders zeggen dan: ik heb mijn hart verloren aan Noord-West-Vlaanderen. En ik zal de enige wel niet zijn.




Geen opmerkingen: