vrijdag 2 december 2011

Maurice Maeterlinck: Bulles bleues

Of laten we het eens eventjes over Maurice Maeterlinck hebben, de Franstalige Vlaming die in 1911 als enige Belg tot nog toe de Nobelprijs Literatuur gekregen heeft. 'Matterlinq', rijmend op 'cinq', zegt mijn vriend-romanist, en hij kan het natuurlijk weten. Niet over zijn belangrijke werken wil ik iets zeggen: poëzie, symbolistische toneelstukken, zijn nog altijd bekende 'La vie des abeilles", want van dat alles heb ik niets gelezen, en weet ik dus ook niets.

1911 is nu natuurlijk 100 jaar geleden: dat betekent niet dat er nu een nationale Maeterlinck-hausse aan de gang is, maar hier en daar wordt de man weer onder de aandacht gebracht. Zo is bijvoorbeeld voor het eerst in het Nederlands vertaald en uitgegeven 'Bulles bleues, Souvenirs heureux, Récits'. Dit titel is in het Nederlands overgenomen, met de ondertitel 'Herinneringen van geluk'. 'Bulles bleues' zijn blauwe zeepbellen, blauw omdat die kleur  voor Maeterlinck verbonden is met geluk. Hij schreef die jeugdherinneringen, die zich in Gent en Oostakker afspelen, in 1948, een jaar voor zijn dood op 87-jarige leeftijd, toen hij België al vijftig jaar verlaten had: hij is op zijn 35ste naar Frankrijk getrokken.



Je krijgt in het boekje een beeld van het leven van de 'haute bourgeoisie' in de tweede helft van de negentiende eeuw: Maeterlinck is in 1862 geboren, laten we zeggen dat hij het vooral heeft over de jaren 70 van de eeuw. Zijn  ouders moeten zeer rijk geweest zijn: vader was rentenier, had een buitengoed in Oostakker met behoorlijk veel grond erbij, hij hield zich bezig met rozen en bijen kweken en bewoog zich in de hoogste verfranste aristocratische kringen van Gent. Het was de tijd van de plaatselijke krant 'La Flandre libérale', krant die ik rond mijn eigen twintigste nog hoorde citeren in het dagelijkse persoverzicht. (Antwerpen had ook zo'n dagblad: 'La Métropole'.) Je kunt rustig stellen dat zijn wereld verdwenen is.

Over zijn schooltijd dit citaat:

p. 27: 'Ik werd naar het college van de jezuïeten gestuurd, dat beschouwd werd als het enige aristocratische college van de stad; de goede priesters konden mij echter niet inpalmen, want telkens ik naar huis kwam en vertelde wat er die dag allemaal was gebeurd en gezegd, antwoordde mijn vader:
   'Ja, altijd weer diezelfde onwaarschijnlijke verhalen, we kennen dat...'
   'Papa,' zei ik,' het gaat nu allemaal over de viering van het Heilig Hart van Jezus, ze willen dat ik lid word van die congregatie.'
   'Het Heilig Hart... dat is niet eens afgoderij, dat is charcuterie.'

Die school was overigens het Sint-Barbaracollege.

Iets voor 1880 moet die anekdote gedateerd worden: vader Maeterlinck wond er geen doekjes om. De zoon publiceerde het eerst in 1948, en toen was dat hier waarschijnlijk nog een blasfemie. Maar het werkje verscheen in het Frans, en in Monaco: wie zou dat hier ooit gelezen hebben?

In het stukje 'Bij de jezuïeten' geeft Maeterlinck echt wel met verve op hen af: als hij over die tijd schrijft, zijn het eventjes geen gelukkige herinneringen.

Hij wijdt ook een hoofdstuk aan 'De Pastoors'. En dat begint zo:

p. 69: 'De jezuïeten draag ik niet diep in mijn hart. Slecht zijn ze niet, maar ze worden misleid door vooroordelen en achterhaalde tradities. Ze tonen zich onbeholpen en missen alle begrip voor jonge mensen, voor wie ze slechts belangstelling hebben in zoverre ze hun noviciaten kunnen bevolken; dat leidt tot hardvochtige en steeds herhaalde misrekeningen, zonder dat ze er wijzer van worden.'
   Pastoors daarentegen heb ik heel graag, vooral de goede pastoors van het platteland, wat bewijs dat ik niet antiklerikaal ben; dat is iets dat ik verafschuw, want het is een van de laagste uitingen van de menselijke dwaasheid.
   Doorgaans zijn het voortreffelijke mensen, de beste die er nog overblijven. Zij vertegenwoordigen een andere wereld. Men zou denken dat zij een andere planeet bevolken, minder ernstig en meer dromerig dan de onze. Soms zijn het heiligen, daar moeten we niet aan twijfelen;...'

'Noviciaten bevolken': het doet me denken aan het 'Klein Seminarie' van Hoogstraten, dat tot in de jaren 50 en 60 van deze eeuw bekend stond als het 'pastoorsfabriekske'. En hij wil wel geen antiklerikaal zijn, maar die 'besten die er nog overblijven' leven wel in een andere wereld. Hij lijkt me te praten over 'les bons curès de campangne', ze leven in een andere wereld, en daar lijkt hij me niet echt te willen zijn. De superioriteit van degene die het beter weet, zit erin, enig paternalisme bespeur ik, ondanks zijn verdraagzaamheid.




Maurice Maeterlinck

Leuk is het portret dat hij van zijn grootmoeders van vaders kant schetst.


p. 97: (Zij) was een soort draak van deugdzaamheid en moet Spaans bloed in de aderen hebben gehad. Ze werd gedomineerd door een bende kapucijnen en augustijnen die de kloosters naast haar woning bezetten, en voor een dagelijkse zonde zou ze haar eigen vader, moeder, echtgenoot, broers, zusters en kinderen hebben verbrand.
   Na God werd haar leven bezwaard door een lintworm waarvan ze maar niet verlost geraakte. Ze leeft in mij slechts voort in mijn verzet tegen al wat ze mij heeft willen inprenten. Bij elk van mijn boeken moet ze, volgens wat ik veronderstel te weten van het hiernamaals, scherpe kreten slaken die ik niet kan horen. Die klinken wellicht zoals het geschreeuw dat op een avond de bijkeuken deed daveren, toen ze er de oude kokkin op de schoot van de oude koetsier betrapte. De hele buurt stond er door op stelten. Als boetedoening ontzegde ze ons drie weken lang elk dessert, om zo de hemel te danken, omdat het huis waarin zich de onherstelbare misdaad had voltrokken, niet door de bliksem was getroffen.'

Echt wild van die oma was de schrijver niet echt, dat is het minste wat je kunt zeggen. Enige overdrijving is de oude Maeterlinck allicht niet vreemd, maar hilarisch is het wel, maar in de grond ook zeer ernstig en droevig. En hij mocht dan liever geen antiklerikaal genoemd worden, godsdienst lang bij hem niet in de bovenste la, en zeker niet kwezelarij en bigotterie op de meest ultramontaanse wijze. En terecht, natuurlijk.

En die 'Bulles bleues' zijn best lezenswaard. En je leert er het rijke verlichte leven van 'la Belgique' uit de negentiende eeuw een beetje mee kennen. En ik heb een morele vaderlandse plicht vervuld: toch iets gelezen van onze Nobelprijswinnaar, zij het vertaald in het Nederlands.