woensdag 22 augustus 2012

Xhoffraix: les charmilles

Verleden weekend heb ik nog eens een nacht geslapen in 'La Domaine des Hautes Fagnes' in Ovifat. Twee jaar geleden heb ik er een hele week vakantie gehouden: vlakbij ligt Malmédy, en daar was en is het mij eigenlijk om te doen. Dat domein - hotel - ligt buiten de dorpskom - als je daar al van mag spreken - in de 'Rue des Charmilles'. 'Charmilles'  is een woord dat ik helemaal niet kende, maar dit weekend ben ik erachter gekomen. Het zijn namelijk heggen van haagbeuken, of beukenhagen zoals wij gemeenzaam zeggen.

In Xhoffraix staan er daar nog behoorlijk wat van: we zijn op de Hoge Venen, en daar kan het vinnig koud zijn. En wat deden de boeren dan, die daar nogal geïsoleerd leefden? Zij plantten hoge beukenhagen aan: zo beschermden zij zich tegen de scherpe oostenwind, tegen regen en kou: een natuurlijk isolatiemiddel was het, zeg maar, want de dorre bladeren van de beuk vallen pas na de winter. Dat aanplanten gebeurde vooral in de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw: sindsdien heeft de moderne techniek voor andere manieren van isolatie gezorgd. Maar ze staan er nog, les charmilles, en ze zijn er een typisch en mooi element van het landschap.


Une charmille: achter de boerderij, effectief tegen de oostenwind


Een tweede, maar dan voor het huis

Je kunt goed zien hoe dik die beukheggen zijn, en hoe nauwkeurig gesnoeid: er wordt werk aan besteed, wildgroei is uit den boze. De mensen daar lijken me gewoon trots op hun werkstuk te zijn, en terecht, als je 't mij vraagt. 't Is weer een iets anders dan een overdreven nauwkeurig gemillimeterd gazon. En onbescheiden blikken weren les charmilles natuurlijk ook.

donderdag 16 augustus 2012

Vakantie: Blankenberge - De Uitkerkse Polder I

Blankenberge is natuurlijk niet alleen Belle Epoque, Jugendstil en de tentoonstelling van het Thonet-meubilair. Er zijn ook natuurgebieden, waarvan de 'Uitkerkse Polder' het grootste is. De twee andere zijn de Fonteintjes en het Zee bos: die liggen dicht bij de zee.

Die Uitkerkse Polder ligt iets meer het binnenland in, dicht bij deelgemeente Uitkerke, wat de naam nogal evident maakt. Het is een uitgestrekt polderlandschap van meer dan 1.400 ha, en de folder van Natuurpunt stelt verder dat 'het een van de laatste open ruimtes aan onze kust is en het een mooi beeld geeft van hoe de kustpolders er honderd(en) jaren gelden uitzagen'.


Ligging van de Uitkerkse Polder

Je kunt een korte wandeling maken in de buurt van het bezoekerscentrum, maar met mijn scootmobiel was dat een hele onderneming: het pad is net breed genoeg voor een wandelaar, links en rechts tieren netels in volle overgave en overvloed, er zit een heuvel in, en dan wordt het moeilijk. Op een bepaald moment moest ik uitstappen en mijn eigen rolstoel tegen de laagste snelheid bergop duwen - hij weegt dan 80 kilo minder - , in korte broek door de netels waden, met mijn wandelstok de begroeiing opzij duwen, waarbij ik de dop van het ding kwijtspeelde: je moet wat over hebben voor de natuur. Maar het loonde ongetwijfeld de moeite: vanuit een kijkhut zie je de rietvennen, vanaf de heuvel heb je een weids uitzicht over de poldervlakte.


Wat ik een rietven noem


De kustpolders vanaf het heuveltje

Het einde van  de wandeling was ook bijzonder leuk: dat bleek een trap naar beneden te zijn. Ik moet eerlijk toegeven, dit tochtje was niet geschikt voor rolstoelgebruikers of kinderwagens. Maar ik ben toch rond en aan het einde geraakt: eventjes verder lag het weiland weer ter hoogte van de landweg, en dan is het natuurlijk makkelijk. En als ik het niet geprobeerd en gedaan had, dan had ik een paar mooie vergezichten gemist.


Trap en mandje van een onmachtige rolstoel

Stokroos: gevonden!

Met mijn scootmobiel doe ik al lang 'uitstapjes': langs landbouwwegen, in de natuur zoals dat dan heet, in het Vennengebied. Een jaar of vier geleden - eind zomer 2008 - besefte ik dat ik van vele bloemen die ik zag de naam niet kende. Maar dat was wat aan te doen: een goede flora kopen en de naam van de bloemen zoeken die je gevonden hebt. Ik kocht de 'Nieuwe Plantengids voor onderweg' die in zijn ondertitel vermeldde dat het gaat over '1150 plantensoorten die in Nederland, België en elders in Europa voorkomen'. Bescheiden klinkt dat niet, en ik voelde me echt goed uitgerust om het mij onbekende plantenrijk te lijf te gaan en enige basiskennis te verwerven.

En dat lukte best: ik kan het boerenwormkruid en de koningskaars makkelijk uit elkaar houden, ik heb liggend en ruig hertshooi thuis kunnen wijzen, langs de vaartdijk zelfs wilde cichorei gespot. Een bloem kon ik echter niet 'determineren': ook gezien naast het jaagpad van het Kempisch Kanaal, tussen het begin van het 'Bels Lijntje' en de vroegere 'Yzeren Brug' in Turnhout. Een prachtige bloem was het: je ziet ze een keer en je vergeet ze niet meer. In 2010 stond ze er weer, de laatste twee jaren helaas niet meer. Maar welke bloem was het? Niet te vinden: ze kwam nochtans in België voor, dat was heel zeker.


Eenzame, grote onbekende die niet rechtop wil staan

Bijna vier jaar later ben ik in Kreta. We verblijven in Chersonissos, in een hotel - holiday compound - met de naam Silva Beach, en daar is diezelfde bloem legio. Ik vraag een medewerkster die Engels verstaat hoe die bloem heet, en zij antwoordt: 'Margarita'. Weet ik veel of ze die bloem in het Grieks zo noemen, misschien kende de vrouw maar een bloem in het Engels: 'margarita' heeft me niet verder gebracht. En die bloemen waren duidelijk aangeplant: godweet waar ze vandaan komen.


Margarita: verkeerde naam

Verleden zaterdag in Blankenberge zie ik de bloem weer, maar dan in een tegeltableau, als versiering in een Jugendstilhuis: onmiskenbaar, het is dezelfde bloem. Ik raadpleeg mijn schoonbroer, die een zeer onderlegd bioloog en meer is, en hij kan bepalen over welke bloem het gaat: het is een 'stokroos', een zeer gewone naam voor zo'n mooie bloem.


Uitbundige Jugendstil: bloemen, pauw en stokroos

De stokroos komt oorspronkelijk uit Turkije of Palestina en is pas in de zestiende eeuw in Europa ingevoerd: dat zegt 'Wikipedia'. Een prachtige en geliefde exoot is het, ongetwijfeld.


De roodste

zondag 12 augustus 2012

Blankenberge: Jugendstil

Ik heb het al eens gehad over Blankenberge dat zo'n ontdekking voor me was: niet zozeer voor 'les plaisirs balnéaires', wel door de wijk rond de Sint-Rochuskerk, aangelegd op het einde van de negentiende, begin twintigste eeuw, en waar de huizen in Jungendstil elkaar bij wijze van spreken uit de rij staan te dringen. Eergisteren ben ik er met twee vrienden nog eens gaan kijken, ook naar het Thonetmeubilair in het 'Belle Epoque Centrum'. Maar ik heb ook de huizen nog wat nauwkeuriger bekeken dan drie weken geleden, en vooral op de tegeltableaus gelet: en die zijn weergaloos prachtig.


Die huizen hadden zeer vaak een loggia, een inspringend balkon op de eerste verdieping, waar de rijke bewoners van de gezonde zeelucht konden genieten en tezelfdertijd de 'passage' konden gadeslaan. Die loggia's moesten natuurlijk ook op de toen passende wijze versierd worden, met tegeltableaus. Aan de rechterkant van het Belle Epoque Centrum kun je zo'n prachtige versiering zien: een paar fazanten met hun kuikentjes voor een bloemenstruik en erboven twee zwaluwen: de natuur van de Jugendstil, in schitterende kleuren.


'Villa Olga' is voor mij - en niet voor mij alleen - het 'pièce de résistance' van al deze huizen (Descampsstraat 22). Rechts aan de loggia zit een pauw met een kleurrijke staart naast heel wat bloemenweelde: aan zijn rechterkant staat een behoorlijk volwassen rode stokroos, werkelijk een zeer aantrekkelijke bloem. De geglazuurde tegels zijn vermoedelijk vervaardigd door de firma 'Boch Frères' uit La Louvière, niet de kleinste naam als over dergelijke zaken gaat.


Links weer een ander natuurbeeld: kraanvogels aan een ven, met weer zwaluwen in de lucht. Je vergaapt je aan wat hier te zien is.


In dezelfde Descampsstraat hangt boven de voordeur van nummer 10 een eenvoudige visser, terwijl de bewoners van het pand dit beroep hoogstwaarschijnlijk nooit uitgeoefend hebben: het zal een kwestie van 'couleur locale' zijn, een poging om wat sympathie op te wekken of zich thuis te voelen.
het tableau werd geleverd door de Hasseltse 'Manufacture de Céramiques Décoratives': ze kwamen kennelijk van overal uit het land, die tegels, meer bedrijven hielden er zich mee bezig en hadden er zich in gespecialiseerd. Het zal ze geen windeieren gelegd hebben, maar nu is het, vrees ik, vergane glorie. Maar prachtig bewaard in Blankenberge. En het moet worden gezegd: smaak hadden die lui uit de 'Belle Epoque' wel.


Bron, gedeeltelijk: In de Steigers, Erfgoednieuws uit West-Vlaanderen, 2004, 11de jaargang, nr. 3

dinsdag 7 augustus 2012

Vakantie: Damme - Beelden II

Ik heb verleden jaar de toren van de Onze-Lieve-Vrouwekerk wel bestegen, maar in de kerk zelf had ik nauwelijks rondgekeken. Dit jaar heb ik dat dan maar goedgemaakt. De kerk is een miraculeus kruisbeeld rijk, dat vissers in de middeleeuwen zomaar uit de zee opgevist hebben: het wordt jaarlijks in de Heilig Bloedprocessie in Brugge meegedragen. Ze menen het hier wel.


Kustgotiek: de toren blijft indrukwekkend

Het interieur dan: daar blijft nog maar twee derde van over. Na lang palaveren werd in de achttiende eeuw een derde van het schip afgebroken: de kerk was veel te groot geworden voor het bijna leeggelopen Damme. Dat interieur is natuurlijk gotisch van oorsprong, maar de beeldenstorm is hier, zoals in vele kerken in Vlaanderen, ook overheen geraasd, en in barokstijl heropgebouwd.


Nu eerder barok interieur

Toch hebben acht dertiende-eeuwse apostelbeelden de geuzen overleefd: ze zijn te vinden bijna tegen de zoldering van de kerk: de beeldenstormers konden er gewoon niet bij. Oorspronkelijk moeten er twaalf geweest zijn, maar de vier ontbrekende hingen natuurlijk in het afgebroken deel van de kerk. Waar ze gebleven zijn, dat is mij niet bekend. Maar echt oude kunstwerken zijn het, weer voorbeelden van het begin van de Vlaamse beeldhouwkunst.


Dertiende-eeuwse apostel


Andreas met andrieskruis

Vooral aan de gezichten van deze twee apostelen is te zien dat de beeldhouwers de kunst nog niet tot in de finesses beheersten. Hun hoofden zijn in verhouding ook duidelijk te groot. Toch blijf ik het prachtig vinden, zulke oude werken zomaar te zien te krijgen.

Damme heeft ook een Sint-Janshospitaal, dat echter niet de luisterrijke grandeur van dat van Brugge heeft. Vlaamse meubelen, aardewerk, liturgische voorwerpen en schilderijen kun je er bekijken. Een beeld springt er uit: het stelt de Heilige Margareta van Antiochië voor. Ze heeft een draak aan haar voeten: dat zou Satan geweest zijn, die ze natuurlijk overwon. Satan kwam een tweede maal, in de gedaante van een mooie jongeman. Ook die stuurt ze wandelen. Ze wordt dan op de gruwelijkste manier gefolterd, maar een wonder maakt haar weer helemaal gezond en ongeschonden, waarop zich vijfhonderd mensen bekeren, die dan weer prompt allemaal onthoofd worden: men keek niet op een spatje bloed in die tijden. Ten slotte ondergaat Margareta hetzelfde lot. Haar verhaal gelijkt wat op dat van dat van Catharina van Alexandrië: ook zij moest haar geloof afzweren om met een belangrijke ambtenaar te trouwen, wat ze natuurlijk niet deed. En die man is vanzelfsprekend de oorzaak van de twee Satans en alle ellende.


De Heilige Margareta van Antiochië

Uit die beeld is de onbeholpenheid van de vorige verdwenen: het gezicht heeft  al best wat expressie: het is vroom, ingetogen en onthecht, bovenaards, zeg maar, wat bij een biddende heilige natuurlijk goed past. Maar haar kleren en de draak geven toch blijk van heel wat vakmanschap. Gotisch is dit beeld, uit circa 1450.

Damme is niet veel meer dan een ingeslapen klein dorp, maar je kunt er best interessante dingen vinden.

maandag 6 augustus 2012

Vakantie: Damme - Beelden I

Damme moet ooit een redelijk grote plaats geweest zijn, in de tijd dat het de voorhaven van Brugge was. Daar blijft nu niet veel meer van over: toen Brugge achteruitging, was een voorhaven niet meer nodig en Damme werd nog doder dan 'Bruges la morte'. Je merkt dat als je boven op de kerktoren staat, of als je langs de stadswallen rijdt: heel veel weiland ligt er, waar in de bloeitijd huizen moeten hebben gestaan.

De belangrijkste gebouwen vandaag zijn de Onze-Lieve-Vrouwekerk en het stadhuis. Dat laatste is vijftiende-eeuws en best wel mooi: in de voorgevel staan een aantal beelden. In 1468 trouwen de Bourgondische hertog Karel de Stoute en Margareta van York in Brugge, maar in Damme staan ze als beelden in die voorgevel: Karel reikt haar de trouwring aan, zij steekt haar hand uit om hem aan te nemen. Zo staan ze daar versteend steeds maar te trouwen.


Karel reikt de ring aan ...


En Margareta wil wel

En natuurlijk staat de beroemdste Dammenaar op het marktplein voor het stadhuis: Jacob van Maerlant, 'de vader der dietschen dichteren algader'. Op het einde van de dertiende eeuw schrijft hij een wereldgeschiedenis op rijm, van het eerste mensenpaar tot de regering van de Franse koning Lodewijk IX: 'Spieghel Historiael' heet het werk. Hij heeft er ongetwijfeld geen idee van gehad dat hij een van de belangrijke figuren van de beginnende Nederlandse literatuur is geworden: daar waren die middeleeuwers overigens niet mee bezig.


Standbeeld van Jacob van Maerlant


Miniatuur uit de 'Spieghel Historiael': De schrijver zou Maerlant zelf zijn

In de kerk zijn nog zeldzamere beelden te ontdekken.

zaterdag 4 augustus 2012

Vakantie: Brugge II - Basiliek

Zeer te smaken en te waarderen in Brugge is zeker ook de Basiliek van het Heilig Bloed, die bestaat uit de beneden- of Basiliuskapel en daarboven de kapel van het Heilig Bloed. Over die laatste kan ik niets vertellen, omdat ik er nooit geweest ben. Het gaat me dus om de benedenkapel, die graaf Diederik van de Elzas in de twaalfde eeuw liet bouwen: ze is zonder twijfel een van de oudste gebouwen van Brugge, en behoorlijk goed in oorspronkelijke staat bewaard. Ik kom er steeds weer onder de indruk van de eenvoud, de zuivere puurheid van het interieur: het lijkt me een beetje volmaakt.


Sint-Basiliuskapel: interieur

Boven de deur die toegang tot de kapel verschaft, bevindt zich - volgens mij - een van de mooiste stenen van Brugge. Hoewel 'steen' in deze omstandigheden een eigenaardig woord is: het gaat om een arduinen timpaan uit het jaar 1300 dat de doop van de heilige Basilius voorstelt. Die man was een kerkvader uit Turkije (Cappadocië) de vierde eeuw; anderen zien er dan weer de doop van Christus in de Jordaan in (ik heb zelf altijd gedacht dat het daarom ging). Het lijkt mij een eerste poging tot bas-reliëf in onze contreien, het ziet er zo naïef en onbeholpen uit dat het ontroerend is.


1300: de doop van Christus in de kabbelende Jordaan

Van datzelfde niveau getuigt een 'Madonna met Kind' in gepolychromeerd hout, ook uit 1300. Hier zie je al duidelijk invloed van de gotiek, vooral in de plooienval van de kleren, maar het gezicht van Maria heeft weinig uitdrukking, en het Christuskind dat ze op haar dij houdt, staat erbij als een houten Klaas: weinig leven zit erin, afgezien van de kleren is het een erg statisch beeld. Het begin van de beeldhouwkunst in het graafschap Vlaanderen moet dat ongeveer geweest zijn, denk ik, net zoals dat timpaan.


1300: Madonna met Kind

Dat je eigenlijk zomaar bij de oudste oorsprongen van kunst in Vlaanderen kunt komen, vind ik geweldig. Verleden jaar heb ik in het noorden van West-Vlaanderen al de getuigen van zeer vroege geschiedenis van het graafschap gezien, dit jaar maak ik hetzelfde mee, maar nu zijn het vooral uitingen van vroege kunst. Zoals ik min of meer al zei: ik vind het bijna ongelooflijk!

vrijdag 3 augustus 2012

Vakantie: Brugge - Jeruzalemkerk

Een Brugse kerk die me altijd geïntrigeerd heeft, is de Jerusalemkerk. Ze staat buiten het toeristische centrum, in de buurt van Rolweg, waar het Gezellemuseum te vinden is. Een merkwaardige toren heeft ze, en voor zover ik gehoord heb, zou het interieur ook best de moeite lonen, maar verleden jaar ben ik er niet binnen geraakt. Dit jaar wel, en inderdaad, de kerk is het bezoek meer dan waard.


De Jeruzalemkerk

Ze is gebouwd kort na 1470 in opdracht van de Genuese koopman Anselmus Adornes, die overigens al een hele tijd in Brugge verbleef: zijn voorbeeld was de Heilige Grafkerk in Jeruzalem, waar hij op bedevaart was geweest.

De toren heeft een opengewerkte galerij en is bekroond met een globe: zo vind je er Vlaanderen maar een, geloof ik. De kerk zelf is eigenlijk een grote grafkapel van het echtpaar Anselmus Adornes - Anna de Braecle. Als je de ruimte binnenkomt, merk je meteen de sfeer van 'memento mori' die de kerk ademt: niet alleen de graftombe van het paar heeft een zeer prominente plaats, ook het altaar met zijn drie kruisen erboven verwijst naar Golgotha, en net onder die kruisen zie je een bas-reliëf met de passiewerktuigen. 'Herfsttij der middeleeuwen' noemde Johannes Huizinga deze periode: de dood, het doodsbesef en de vergankelijkheid zijn in deze Jeruzalemkerk alomtegenwoordig.


De evocatie van Golgotha


Het altaar met de passiewerktuigen


De graftombe van het echtpaar Adornes

Als je je eigen kerk kunt laten bouwen, ben je natuurlijk ook rijk genoeg om geld in de verfraaiing en versiering te steken: in feite is het voorgaande daar al bewijs genoeg van. Ook voor glas-in-loodramen had het geslacht Adornes middelen genoeg. Je krijgt voorstellingen van de leden van de familie Adornes en hun wapenschilden, maar niet noodzakelijk van Anselmus en zijn vrouw: de ramen van van rond 1560.


Biddend echtpaar met hun beschermheiligen en aardse attributen van rijkdom

Je dient enige moeite te doen om de Jeruzalemkerk in te geraken, maar dat is ze meer dan waard: eind vijftiende-eeuws is ze, en daar lijkt me later weinig aan veranderd of toegevoegd. Authentiek dus, en daarom alleen al bijzonder.

donderdag 2 augustus 2012

Vakantie: In Flanders Fields Museum

Ik ben dan toch in West-Vlaanderen, dus ga ik ook zeker naar Ieper, waar op 11 juni van dit jaar het volledig vernieuwde en vergrote 'In Flanders Fields Museum' opnieuw is geopend. Ik ben er vroeger al een aantal keren geweest, met mijn kinderen en met de leerlingen op schoolreis: een dat heb ik altijd zeer zinvol gevonden. Nu ik de kans heb het nieuwe museum te bezoeken, doe ik dat dan ook.

Het is bekend dat Winston Churchill na de oorlog graag wilde dat het verwoeste Ieper nooit weer opgebouwd zou worden, en als een eeuwigdurende gedenkplaats van de verschrikkelijke Eerste Wereldoorlog een hevig waarschuwende wonde in het West-Vlaamse landschap zou blijven: er zijn dan ook onnoemelijk veel Britten en onderdanen van het Britse Imperium in en rond Ieper gesneuveld, en nog steeds komen veel Britten op gedenkbedevaart naar de stad. Het plan ging echter niet door: de Lakenhalle en de stad zijn uit hun puin herrezen. In die Lakenhalle is het museum ondergebracht, dat is ook algemeen geweten.


De Ieperse Lakenhalle

Ik had het gevoel dat het museum niet meer zo donker is als vroeger, maar schitterend licht is het er natuurlijk ook niet. Er wordt volop gebruikt gemaakt van moderne technologie en het is interactiever geworden. Maar de filosofie erachter is dezelfde gebleven: In Flanders Fields wil in de eerste plaats een vredesmuseum zijn. Het hemelt geen misplaatste heroïek op, het toont nadrukkelijk het lijden en het waanzin van de oorlog, zonder smartlapperig en onverteerbaar te worden. Maar wie hier als onversaagde militarist buitenkomt, tja, die moet toch ergens eens goed gaan praten.

Bij het binnenkomen krijg je voor € 1 een armbandje met een 'poppy' erop: de klaproos is sinds het beroemde gedicht van John McCrae uit 1915 een universeel vredessymbool geworden. Met dat armbandje kun je je bezoek personaliseren: je krijgt daardoor het verhaal te horen van iemand uit 14-18 in wiens schoenen jezelf had kunnen staan. Goed idee, maar het werkt niet altijd optimaal, heb ik er varen.



In het museum stel je vast dat er een overvloed aan materiaal bijeengebracht is: als je werkelijk alles wil zien, lezen en in je opnemen, kun je er makkelijk vier of vijf uren doorbrengen. Dat is natuurlijk iets te veel, maar na twee uren is het effect ook behoorlijk diep door gedrongen. Er hangt bijvoorbeeld een schilderij van het pandemonium dat Ieper toen moet geweest zijn: je moet niet veel verbeelding hebben om je in de hel te wanen.


De hel van Ieper

En je komt voorbij een video-installatie waarin vier militairen - een Belgisch en een Engels soldaat, een Frans en een Duits officier - eenvoudige, zeer indringende verhalen over hun ervaringen vertellen: de Fransman heeft het over een weerloze, zich van geen gevaar bewuste vijand die hij doodschiet, want het is een vijand. Naderhand dacht hij dat het veel van een moord weghad. Je krijgt ook het bekende verhaal over het spontane kerstbestand van 1914, toen Engelse en Duitsers in het niemandsland tussen de loopgraven verbroederden en zichzelf - en alle anderen na hen - de waanzinnige onzin van de oorlog bewezen. Er wordt ook bijverteld dat de politiek en de legerleiding met alle macht geprobeerd hebben latere bestanden van die aard te verhinderen. Kanonnenvoer mocht geen ideeën hebben, dat ondermijnde het moreel: het waren wel acties die gebaseerd waren op een zeer eerbiedwaardige moraal.


De Franse officier met zijn moordverhaal en zijn wroeging

Erg sensationeel is dat allemaal niet, maar het werkt wel: toen ik een tijd stond te kijken en te luisteren, voelde ik de tranen komen. Ik zal de enige wel niet geweest zijn: het museum heeft zijn doel bereikt, weet je dan.

Dat het land en de natuur rond Ieper toentertijd verwoest werden, of er tenminste zwaar onder te lijden hadden, kun je zien aan een dwarsdoornede van een boom: de donkere vlekken in het hout zijn sporen van schade opgelopen in de periode 1914-1918.


Sporen van oorlog in een stoere boom

Als je € 2 bijbetaalt, mag je ook de hallentoren op: altijd leuk, een toren bestijgen, je hebt een panorama 360° en je ziet ook de Kemmelberg, beroemd van de Ronde van Vlaanderen! Er is echter ook een 'Slag om de Kemmelberg' geweest: de Duitsers wilden in april 1918 naar het zuiden doorbreken, wat overigens niet gelukt is, maar waar dan 5.000 Fransen de dood vonden.


De Kemmelberg, niet alleen bekend voor wielerkoersen

Een onverwachte ontmoeting in het museum heb ik met een van onze grootste schrijvers: Cyriel Buysse. Van hem hangt er een citaat uit 1916, dat volmaakt in de filosofie van 'In Flanders Fields' past.


In Flanders Fields Museum: een must!