dinsdag 30 oktober 2012

Constant Permeke in Bozar - II

Het eerste werk waarmee je op deze Permeke Retrospectieve geconfronteerd wordt, is de 'Grote Marine' uit 1935: hij schilderde het voor het Maritiem Paviljoen van de wereldtentoonstelling van 1935 in Brussel. Het is meteen een indrukwekkend en monumentaal doek: het meet bijna 1.98 bij 4,25 meter. Zeer dreigend ziet de wolkenhemel eruit, de zee is even donker. Maar toch schijnt er licht aan de horizon, en witte schuimkoppen hier en daar maken het geheel geheel iets beter verteerbaar. Toch beheerst een onmiskenbare zwaarmoedigheid deze 'Grote marine'. Het bevestigde mijn onvoldragen oordeel over Permeke: te donker en te zwaar.  Tezelfdertijd: niet alles is zwarte duisternis. In feite schildert hij zijn gevoel: een van zijn uitspraken, die bij de eerste afdeling van de tentoonstelling te zien is, luidt: 'Ik schilder niet wat ik zie, maar wat ik meen gezien te hebben.'


Grote Marine, 1935

Maar zo duister ziet Permeke de wereld niet altijd: in zijn 'Heldere marine' zitten heel wat licht en kleur, en je kunt er zijn temperament zelfs uit afleiden: de penseelstreken lijken mij erg spontaan, en de verf is op plaatsen zeer dik aangebracht. Je leest er zo de hevigheid en de kracht van af waarmee dit werk gemaakt is: een echt gedreven kunstenaar heeft dit geschilderd.
 

Heldere marine, 1928

Die marines zijn best groots en indrukwekkend, maar de zee was lang niet het enige onderwerp dat Permeke boeide. Toen hij nog in Oostende woonde, trok hij vaak op met de vissers: je kunt daarover lezen dat hij met hen op zee ging, en zich aan de wal met hen ontspande: op café zat, versta ik daaronder. Uit die tijd komt een van de bekendste en meest gewaardeerde schilderijen, de 'Vissersvrouw'. Bruin is de overwegende kleur; de vrouw heeft een mand bij zich: misschien heeft ze net vis gekocht of is ze er gaan verkopen. Het vissersbedrijf is in ieder geval op de achtergrond duidelijk aanwezig. De vrouw heeft haar gezicht afgewend: heel vrolijk ziet ze er niet uit, en glimlachen doet ze helemaal niet. Vooral dat valt op op deze retrospectieve: Permekes figuren lachen niet, ze schijnen de omstandigheden te ondergaan, op een gelaten manier, verzet is nergens te bespeuren. Zelfs de vier mannen op 'Kermis' (jaren '20) zijn allesbehalve voorbeelden van gezelligheid en plezier: het leven in die tijd en die milieus gaf er dan ook weinig reden toe.


Vissersvrouw, 1920


Kermis

Vanaf 1930 woont Permeke in Jabbeke, waar hij een grote woning op laat trekken, die nu overigens het 'Permeke Museum' is geworden. De vissers ruimen plaats voor de boeren, die in een even armoedige toestand woorden weergegeven. Soms doet hij dan duidelijk aan Jakob Smits denken, van wie hij het werk zeker gekend heeft. Smits schilderde natuurlijk veel zachter, maar het contrast tussen de witte achterwand en de donkerdere voorgrond was hem ook niet vreemd. Dit werk wordt beschouwd als een ultiem hoogtepunt uit Permeke oeuvre: dit onderwerp en deze manier van uitbeelding zie je vaker op zijn schilderijen. Het etende kind op de voorgrond is overigens een citaat uit de 'Boerenbruiloft' van Pieter Brueghel.


Het dagelijks brood, 1950

'De papeter' is van 1922: als je dat naast 'Het dagelijks Brood' ziet, stel je vast dat Permeke zichzelf trouw is gebleven, ofwel dat hij niet echt mee geëvolueerd is. Na Wereldoorlog II was er een ander soort van kunst aan de orde: het eigenzinnige expressionisme van Permeke had afgedaan, hij was niet langer in de mode. Veel van zijn tanende roem heeft hij niet mee mee moeten maken: hij stierf al op 4 januari 1952, vier jaar na zijn  vrouw.


De papeter, 1922

Maar je kunt wel zeggen, nu de omstandigheden weer anders zijn, het stof van extreme gebeurtenissen is gaan liggen en we vanaf grotere afstand terug kunnen kijken, dat deze 'Must-see Retrospective' een uitermate terechte rehabilitatie van de kunstenaar is. Ergo, voor de liefhebbers: bezoek aan de tentoonstelling  ten zeerste aan te raden.

vrijdag 26 oktober 2012

Constant Permeke in Bozar - I

'Permeke - 2012's Must-see Retrospective' lijkt de bijna dwingende oproep op de omslag van het 'Bozar Magazine' van oktober, en ook op die omslag: het schilderij 'Leonie' dat de bezoeker moet lokken; dat werk is trouwens ook de affiche van de tentoonstelling. Dat is een zeer goed idee: 'Leonie' typeert voor een groot deel Permeke en deze retrospectieve.

Deze vrouw is geen elegante, gesofistikeerde schoonheid: een gewone volksvrouw is ze. Permeke maakt haar handen behoorlijk groot: daar moet ze mee werken. Haar voeten ondergaan hetzelfde lot: daar moet ze vast en sterk mee in de wereld staan. Leonie staat er verder eerder moe, of moedeloos bij: haar armen hangen zonder veel kracht naast haar lichaam. Glimlachen doet ze evenmin, haar donkere ogen lijken me uitdrukkingsloos, illusieloos zelfs. Veel kleurt heeft de schilder ook niet gebruikt: je ziet een overwegend lichtbruine vrouw tegen een bijna witte achtergrond. Het werk dateert van 1929 of de jaren vlak daarna: jaren van grote crisis waren dat, en dat is voor mij ook aan dit schilderij te zien.


Leonie, 1929

Je krijgt op deze tentoonstelling ook een bezoekersgids mee, en daar staan ook teksten in over of in verband met Permeke, van vijf buitenlandse schrijvers. Een van hen is de Fransman Pierre Bergonioux die in 'Permeke' iets zeer opmerkelijks schrijft:

'Europa zinkt weg in de chaos, omdat het geen oplossing heeft weten te vinden voor de twee contradicties waardoor het wordt ondermijnd en die er eigenlijk maar één zijn, de interne klassenstrijd binnen de natiestaten en hun externe rivaliteit. Fris en vrolijk stort het zich in de dertigjarige oorlog waar het leeggebloed en geruïneerd uit tevoorschijn zal komen, bezoedeld met de onvergeeflijkste misdaad ooit tegen de mensheid begaan'.

Het is in die periode dat Permekes werk ontstaat - voor de Tweede wereldoorlog dan wel - en zijn onderwerpen zijn vissers en boeren, die het zeker niet breed hadden, en die een harde strijd voor het bestaan moesten leveren. Permeke schildert die mensen zonder romantiek, zonder anekdotiek, zeer krachtig en vol respect, zonder in het pamflettaire te vervallen. Je voelt gewoon het warme medevoelen en mededogen dat hij voor deze mensen had: hij geeft ze weer in al hun waardigheid. Heel bijzonder vind ik dat, en zeer groots.

Best ernstig is dat ook allemaal. Maar Permeke was hier en daar ook humorist. In 'De zeug' (ook uit 1929) kun je dat aan de bovenkant van het schilderij zien. In de eerste plaats is dat enorme varken met haar vijf biggen een weergave van de vruchtbaarheid en van het boerenleven, maar bovenaan zie je in het midden een vrijend paartje, iets meer naar links zit een boer op het toilet, en helemaal links loopt een haan.


De zeug, 1929

Nog zo'n monumentale ode aan de landbouw, weer uit 1929, is een schilderij in dezelfde stijl en sfeer als 'Leonie': hier ligt een boer na gedane arbeid te slapen. Wie ooit nog met Belgische geld betaald heeft, kent het: de man stond op het biljet van duizend frank.


Liggende boer, 1929

Vroeger vond ik Permeke te aards, te donker, te zwaar, niet echt verfijnd: ik had het niet zo voor de man. Na deze retrospectieve heb ik geleerd hem te begrijpen, beter naar zijn werk te kijken, en ik ben tot de bevinding gekomen dat hij een zeer groot kunstenaar is. Dat van die '2012's Must-see Retrospective' is wel juist, vind ik.

zondag 21 oktober 2012

Herfstzondag aan de Grote Klotteraard

Een nazomertje zouden we nog krijgen dit weekend: zacht windje uit het zuiden, temperaturen rond de 20-21 graden, zeker droog met veel opklaringen. Het westen van het land zal wel erg bewolkt zijn, maar in het oosten - voorbij de Schelde zeg maar - zal de zon zich meer dan bescheiden laten zien. Daar gaan we van profiteren om voor de laatste keer wat te zonnekloppen, want met Allerheiligen vriezen de chrysanten op het kerkhof kapot, dus nu komt het erop aan.

En dan begint die zondag: droog alleszins, windje uit het zuiden is niet echt goed voelbaar en het zonnetje laat zich in alle bescheidenheid helemaal niet zien. Grijs is het, maar regen dreigt niet, dat ook weer niet. Maar het valt een beetje tegen deze zondag: riskeren we het, Maartje, mijn oudste, en ik, om in het Vennengebied te gaan wandelen? Natuurlijk doen we dat, het kan immers nog opentrekken: zo maken vader en dochter elkaar blij. En effectief, als we iets over twee vijf minuten op stap zijn, verschijnen er blauwe vlekjes in de dominerende tinten grijs, en nog vijf minuten later worden de vlekjes al vlekken: nog geen opklaringen, want al heeft de zon al dat grijs wel iets opengebroken, zelf breekt ze nog niet zichtbaar door. Maar het wordt beter: we krijgen een illustratie van 'de zon priemt door de wolken'. Echt moeite moet ze doen, Laura, en het lukt haar!


Achter de Grote Klotteraard, om half drie in tegenlicht

Eventjes later zien we mooi, teder herfstlicht, nevelige wolken die langzaam optrekken en de zon die al een klein wit schijfje geworden is: zie je wel dat het nog helder en klaar wordt vandaag!


Vijf minuten later

En als de zon helemaal baas is, komt er meteen kleur en leven. Het water van het ven weerspiegelt weer de blauwe hemel, eenden vliegen met zijn tweeën of in een V-tje van zeven over, en een zilverreiger heeft zich boven in de kruin van een boom geposteerd. Verleden jaar in oktober heb ik die daar ook eens gezien: als het dezelfde zou zijn, is hij in ieder geval zeer honkvast. En zeker niet de enige die zich daar goed voelt.


Zilverreiger aan een licht benevelde Klotteraard

En paddenstoelen, dat het daar het seizoen voor is zie je met je ogen toe: in alle soorten en maten kom je ze tegen. Ik zou ze eigenlijk moeten kunnen determineren, want de ene paddenstoel is natuurlijk de andere niet, maar helaas, mijn kennis schiet hier schromelijk te kort. Er foto's van nemen is natuurlijk ook leuk: verschillende vormen genoeg!


Te snel gegroeid om zich gaaf te houden


Vele kleintjes op een boomstronk


Een hartvormige op een afgebroken berkentak: zelfs een zo goed als dode tak is voor de gastplant genoeg

Zinvolle wandeling is het geweest, en je beseft: een mens heeft licht nodig om zich licht te voelen.

vrijdag 19 oktober 2012

Kees Verwey in het Jakob Smitsmuseum

Het Jakob Smitsmuseum is niet het grootste en bekendste museum van de provincie, verre van zou ik eerder zeggen, maar het is vaak een schatkamer: je kunt er in een permanente tentoonstelling natuurlijk heel wat werken de van Jakob Smits zien, ik ben er ooit eens geweest voor Eugène van Mieghem, voor foto's van Lieve Blancquaert, en het grootste huzarenstuk in Mol-Sluis was de tentoonstelling van de zestig etsen van Francisco Goya: 'Los Desastros de la guerra' eind 2004. Het kleine museum presteert wel eens iets, kun je wel stellen. Zoals ook nu weer: van de Nederlandse schilder Kees Verwey (1900-1995) zijn er meer dan 40 werken samengebracht: het is nogal wat, toch.

Wereldberoemd is hij niet, deze Kees Verwey, maar zijn naam doet bij meer mensen toch een belletje rinkelen. Hij is geboren in een eerder kunstzinnig milieu: hij was een oomzegger van Albert Verwey, niet de minste van de Tachtigers. Kees blijkt al zeer vroeg goed te kunnen tekenen: hij ontwikkelt zich als schilder en aquarellist. Toch heeft hij lang op erkenning moeten wachten: in 1954 een tentoonstelling in het Stedelijk in Amsterdam, en pas in 1978 'excelleerde hij in de tempel van de moderne kunst, het Stedelijk Museum in Amsterdam': hij was toen bijna tachtig. Dat ligt nogal aan het parcours dat Verwey afgelegd heeft: nooit echt meegedaan aan moderne stromingen, nooit Mondriaan of Karel Appel gevolgd, altijd zowat zijn eigen zin gedaan.

Volgens een gidsje dat je op de tentoonstelling meekrijgt, was het imago van zijn persoonlijkheid in de laatste jaren van zijn leven 'bruusk, baldadig en schofferend'. Poeslief in de omgang moet hij niet geweest zijn. Hij zet zichzelf neer als zeer energieke schilder, in zijn volle lengte en wijdbeens, hij lijkt zijn penseel als houwdegen te hanteren: action painting zou je het kunnen noemen. Maar dat doek noemt hij dan 'Het mannetje'.

Kees Verwey: Het mannetje

Hij is ook bekend voor zijn schilderijen en aquarellen van bloemen, waarin vooral de kleur en het licht het belangrijkst zijn, lijkt mij. Een mooi voorbeeld daarvan is de aquarel 'Bloemstuk in geel': het gaat niet om de gedetailleerde en precieze weergave van de bloemen, maar om de lichte frisheid van het geheel.


Bloemstuk in geel

Die grote, stoere man die Verwey was, had zeer zeker zijn tedere kanten. Dat 'mannetje' was als titel helemaal niet slecht gekozen: hij kende zichzelf klaarblijkelijk wel. Zo hangt er een aquarel waarop zijn vrouw Jeanne met een poes aan tafel: heel zacht is dat werk, en licht ook.


Jeanne met poes aan tafel, 1965

In dezelfde sfeer zit een theetafel, maar niet zomaar een:


Moeders theetafel op haar 79ste verjaardag, 1951

Verwey zei ook van zichzelf dat hij geen verbeelding had: hij schilderde wat hij zag. Zijn atelier bijvoorbeeld is een geliefkoosd onderwerp, en dat lag er meestal rommelig tot zeer chaotisch bij. Maar dat atelier waar hij zoveel tijd had doorgebracht, gaf natuurlijk ook heel zijn leven weer. En dat geeft schilderijen waar het licht weer een prominente rol in speelt.


Het atelier : licht over de chaos


Zelfportret in atelier

Kees Verwey in Jakob Smits: een boeiende tentoonstelling is het, je leert er iemand kennen en je ziet er mooie dingen: de verplaatsing is erg de moeite waard. Zou je moeten doen. Nog tot 16 december.

dinsdag 2 oktober 2012

Fietsbrug in gebruik!

Morgen 2 oktober wordt in Turnhout de fietsbrug over het Kempisch Kanaal, de vaart dus, officieel ingereden of 'feestelijk geopend': de provincie zorgt daarvoor, de stad werkt mee, en al wie wil, mag meerijden. 'Men',  'ze', 'een paar overheden' willen dat ze gezien wordt, de nieuwe brug. En je kan ze geen ongelijk geven.

Iets correcter gaat het over 'een fiets- en voetgangersbrug', maar dat bekt niet zo lekker, dus voor mij is het een fietsbrug, waarmee ik de wandelaars niet te kort wil doen: zondagnamiddag (30.9) waren ze even talrijk als de fietsers.


Wandelaars op de fietsbrug

Het was er ook het weer voor: veel mensen zullen gedacht hebben dat het een van de laatste mooie zondagen voor de winter kan geweest zijn. Bijgevolg: naar buiten, zonne-energie opdoen. En velen zullen zoals ik benieuwd geweest zijn naar de afgewerkte brug. Eenvoudig is ze, maar ik vind ze mooi, sierlijk ook met haar twee bogen.


Meetkunde boven het kanaal: meer dan een rechte, en een kromme

Door, of voor de aanleg is meteen ook veel open ruimte geschapen: de begroeiing in de onmiddellijke buurt is verdwenen - die zal nog wel opnieuw aangelegd worden, denk ik - en zo krijg je het gevoelen dat Turnhout ineens veel dichter bij de vaart ligt. En je krijgt een ander gezicht op de stad vanaf die brug: het station ligt bijna voor het grijpen, je ziet links de kerk van het begijnhof, iets verder de toren van het Heilig Hart: een andere kijk op wat je als Turnhoutenaar zo vertrouwd is.


Turnhout anders bekeken

Je kunt vanaf de Merodelei op je gemakje naar de brug komen wandelen of fietsen over en zachte asfaltweg: je bent er zo en je zit meteen in de natuur, tenminste in het landbouwgebied ten noorden van het kanaal. Boones Blijk is ook niet zo ver, het Vennengebied vraagt iets meer inspanning, maar een marathon hoef je er dan ook weer niet voor te lopen. Vanuit de stad krijg je een uitnodigende opening naar het groen, van het groen ben je zo in de stad. Goed gedaan, zeg ik dan maar. Net zoals de muurtjes die de fietsweg afboorden: ruwe stenen in ijzeren netten. Hetzelfde procedé wordt ook toegepast vlakbij een aantal rustbanken: het ziet er echt mooi uit.


De fundering van de oude 'IJzeren Brug'

Vlak bij de fietsbrug, in de richting van Brug I zie je wat er nog rest van de oude 'IJzeren Brug', waarover de goederentreinen naar Weelde Statie reden, tot in de jaren zestig moet dat geweest zijn. Die brug is afgebroken in het begin van de jaren tachtig, maar de fundering ervan hebben ze nooit uit het kanaal gehaald: ze liggen er kennelijk niet in de weg, en jongeren blijken er nog iets aan te hebben, zoals ik al meermaals vastgesteld heb.

'Fietsostrade'

Ik lees ergens dat de nieuwe brug de schakel is tussen drie grote fietspaden: het  Bels Lijntje en twee 'fietsostrades'. Fietsostrades, want zoals met een auto, rijden we allemaal met een fietso! 'Autostrade' is geen Nederlands, hoewel je dat wel hoort zeggen, maar 'fietsostrade' is een draak van een woord, een schabouwelijk neologisme. Je hoort, als het over wandelen gaat, vaak spreken over 'trage wegen': zouden we het dan niet kunnen hebben over 'snelle fietswegen', of 'fietswegen' zonder meer, zoals we ook 'autowegen' kennen? Lijkt me iets logischer.

Wat niet wegneemt dat ik de fietsbrug prachtig vind. En dat ze voor de officiële 'inrijding' al heel wat mensen trok. En terecht!