donderdag 28 november 2013

Eugeen van Mieghem en Augustine Pautre

Een aantal tekeningen van Van Mieghems vrouw, Augustine Pautre, zijn bijzonder indrukwekkend. Hij had haar in 1898-99 aan de Academie leren kennen, toen ze nog geen achttien was; ze noemde zich kunstschilderes. Ze trouwen in januari 1902, maar het gezin heeft het echt niet breed: om de eindjes aan elkaar te knopen wordt Augustine model van haar man, en kort daarop ook van bevriende kunstenaars. Op 11 november wordt hun zoontje geboren: zoals zijn vader heet hij Eugeen.


Augustine met de kleine Eugeen aan de Schelde, pastel 1903

Hun geluk blijft echter niet duren: Augustine wordt ziek, takelt snel af en sterft al op 12 maart 1905, 24 jaar oud. De kleine Eugeen is op dat ogenblik 2 jaar en 4 maanden. Voor de kunstenaar is de dood van zijn vrouw een zware klap: hij exposeert de volgende vijf jaar niet een keer meer.

Voor haar overlijden is Van Mieghem Augustine wel blijven tekenen, en zeer vaak: het lijkt wel of hij door die afbeeldingen bij zich wilde houden. Het levert echt indringende en aangrijpende werken op: hij laat haar zien in alle ellende van haar ziekte.


Augustine ziek te bed, zwart krijt, ca. febr. 1905


Augustine ziek en hulpeloos, zwart krijt, ca. febr. 1905


Augustine ziek, 1905

Deze drie tekeningen, en zeker de laatste van de drie, laten zien wat eraan zit te komen en wat onafwendbaar is: hopeloosheid en eenzaamheid drukken ze uit. Het zijn volgens mij van de sterkste en krachtigste tekeningen van Van Mieghem.

Rond het Willemdok, bij het MAS, staan vijf beelden naar het werk van Van Mieghem, waaronder ook een 'Augustine Pautre'. Ze zijn gemaakt door de Nederlandse beeldhouwster Carla Kamphuis-Meijer. Volgens Erwin Joos in zijn boek over kunstenaar is zij er daarbij in geslaagd 'om de ziel van Van Mieghem te bewaren en zijn personages weer te geven met toch een gans eigen persoonlijke toets'. Ik vind het passend en mooi dat de schilder in zijn eigen buurt geëerd wordt met deze beelden, en zeker ook dat zijn vrouw als het ware in de hulde betrokken is.


Carla Kamphuis-Meijer, Augustine Pautre (aan het Willemdok)

Eugeen van Mieghem Museum, Antwerpen

Het Eugeen van Mieghem Museum -Ernest van Dyckkaai 9, Antwerpen - is niet echt groot: een ruime kamer beslaat het, of een kleine zaal, meer niet. Het is ook niet zo vaak open: zondag- en maandagnamiddag, als dat ten minste geen feestdagen zijn. Daarbij komt nog dat een het privé instelling is: een A-kaart of de status van gepensioneerde geeft geen recht op korting, € 4 kost een toegangsticket voor iedereen. Toch is het zeer de moeite.

Toen we, mijn oudste dochter en ik, er zondag rond half drie kwamen, waren we de eerste bezoekers: storm liep het voorlopig niet. De verantwoordelijke zette voor ons gelijk een dvd van 35 minuten op: 'Kunstenaar van het volk', die wel een goed beeld geeft van wie Van Mieghem was. En toen stak de storm toch op: een veertigtal gepensioneerden stroomde het museum binnen, en zij zetten zich ook aan het kijken. Dan wordt de bewegingsruimte een beetje krap, maar ook dat was niet erg.


Gezicht op de ruimte en de gepensioneerden

Van Mieghem (1875-1930) wordt terecht de 'kunstenaar van het volk' genoemd: hij groeide op in het café van zijn ouders, in de Montevideostraat, vlakbij het Eilandje. Van kindsbeen af werd hij geconfronteerd met havenactiviteiten: schepen die af- en aanvoeren, dokwerkers, buildragers, zakkennaaisters, havenboefjes, emigranten, vluchtelingen,het leven in het café van zijn ouders. Bovendien bleek hij een bijzonder talent voor tekenen te hebben, en zijn onderwerpen had hij maar voor het grijpen: hij tekende en schilderde wat zich vlak voor zijn neus afspeelde.


Twee zwervers, pastel, 1899

'Twee zwervers' is niet direct een werk dat met de haven te maken heeft, maar toch is het typisch Van Mieghem: hij tekent de marginalen van de maatschappij, de verschoppelingen, mensen die het moeilijk hebben, die op zoek zijn naar een beter leven elders. Zeer doeltreffend drukt hij de vermoeidheid en de gelatenheid van drie oude joodse emigranten uit: de ellende is er zo af te scheppen.


Joodse emigranten wachtend op het schip van de Red Star Line, olieverf op karton, ca. 1904

Dat hij op karton schilderde hoeft niet te verbazen: Van Mieghem had het allesbehalve breed, en hij gebruikte van allerlei soorten papier om te tekenen
en te schilderen. De Eerste Wereldoorlog veroorzaakt landgenoten die op de vlucht slaan: langs de Schelde, met de toren van de kathedraal op de achtergrond, trekt een stoet volksmensen naar veiliger oorden.


De vluchtelingen, olieverf op papier op doek, okt. 1914

Havenarbeiders en schepen zijn een belangrijk thema van Van Mieghem: zakkennaaisters en buildragers zijn legio.


Zakkennaaister

Eugeen van Mieghem is een aparte figuur in de Vlaamse schilderkunst van de eerste helft van de twintigste eeuw: met de Latemse School heeft hij niets te maken, een expressionist kun je hem ook niet noemen. Soms doen zijn werken aan impressionisme denken, vooral die over de Antwerpse 'petite bourgeoisie' die zich in Café Hulstkamp op de de Keyserlei kwam amuseren, of in stadsgezichten. Want daar heeft hij zich ook mee beziggehouden. Maar je kunt hem moeilijk bij een stroming indelen: hij is gewoon zijn eigen weg gegaan, in een stevige stijl die indruk maakt. Hij was bijna zo goed als vergeten, deze kunstenaar van het volk, die nu toch weer in de belangstelling treedt. Dat is vooral te danken aan Erwin Joos, die bijzonder veel gedaan heeft om Van Mieghem en zijn werk te promoten en weer onder de aandacht te brengen.
Het niet zo grote 'Eugeen van Mieghem Museum' is dan ook een echte verrijking van het Antwerpse museumlandschap: een mooie parel is het. Niet alleen het MAS en het 'Red Star Line Museum' verdienen aandacht.

Van de hand Erwin Joos is ook het boek 'Eugeen Van Mieghem, 1875-1930, Antwerpen': zeer interessant werk, met talrijke reproducties. Ook een aanrader.

vrijdag 22 november 2013

Herentalsstraat 12, Turnhout

Het mooiste werk van Jos Verschoren is te vinden in de Herentalsstraat, op nummer 12: het gaat om een herenhuis uit 1910. Jammer genoeg is de gelijkvloerse verdieping met heel veel expertise compleet naar de vaantjes bevorderd: de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed noemt het een 'uiterst banale winkelpui'. Ik vind dat een hoffelijk eufemisme om uit te drukken dat de etalage aartslelijk stijlloos is. Nog volgens de Inventaris had dat deel van de gevel ooit 'drie fraai omlijste vensters en een zeer mooie deur'. Nu past hij helemaal niet bij de eerste verdieping, die boven de vitrines prijkt als een vlag op een modderschuit, helaas. Daardoor allicht komt het ook dat ik al vele jaren voorbij dat huis loop of rijd zonder het op te merken, laat staan te zien dat het iets speciaals is of heeft.


Herentalsstraat 12

Eenheid van stijl is hier dus grondig afwezig, maar de verdieping suggereert duidelijk wat die ooit geweest moet zijn: hier zie je 'twee fraai omlijste vensters', in Jugendstil pur sang. Plantenmotieven als arabesken, sierlijke zuilen die de vensters in tweeën verdelen, aan de voet van die zuiltjes twee stenen ruikers tulpen: de liefde voor het detail in de afwerking van Verschoren wordt hier wel duidelijk, hij heeft zich geen moeite gespaard. Boven de vensters maken twee friezen met het obligate vrouwenhoofd en bloemenmotieven het plaatje volledig.


De twee sierlijke vensters


Planten als arabesken


Twee ruikers tulpen

Dit is waarschijnlijk de meest geslaagde Jugendstilgevel van Verschoren, maar helaas ook de grondigst vernielde. Als je de verdieping goed bekijkt, dan weet je dat het parterre en het geheel echt wel iets geweest moeten zijn: ik vraag me af of van heel die oorspronkelijke gevel geen ansichtkaarten bestaan. 't Zou me interesseren.

Nog een geluk dat het huis niet op de markt en in de weg stond: dan was er helemaal niets meer van overgebleven, tenzij misschien een deur in Museum Taxandria. Turnhout nog wel eens meer iets waardevols afgebroken: kennelijk zijn we daar goed in. Om trots op te zijn!

dinsdag 19 november 2013

Renier Sniedersstraat 11, Turnhout - Jos Verschoren

Een ander huis met Jugendstilelementen, een burgerhuis wordt het genoemd, staat in de Renier Sniedersstraat, nummer 11 is het. De bouwaanvraag dateert van 1910, de architect is weer Jos Verschoren. Die man was voor de Eerste Wereldoorlog zeer actief in Turnhout: in de periode van 1907 tot 1912 vermeldt '100 jaar wonen in Turnhout' zeven huizen waarvoor hij het ontwerp gemaakt heeft, en dan staat dit huis er nog niet eens tussen. Verder lees je: 'Bijna alle gebouwen in Turnhout die tot de Art Nouveau gerekend worden zijn van zijn hand'. Die man moet dus wel degelijk iets voorgesteld hebben: hij was in ieder geval een zeer gevraagd architect. Maar hij is enkel bekend door bouwaanvragen. 'Zelfs zijn geboorte- en sterfdatum zijn niet terug te vinden', zegt '100 jaar wonen'. Of hij hier ooit gewoond heeft, is mij ook niet bekend: zijn naam klinkt voor Turnhout eerder ongewoon. Merkwaardig vind ik het dat die man bijna volledig in de nevelen des tijds is opgegaan: alleen zijn huizen staan er nog.

Hier gaat het zeker niet om een 'monumentaal herenhuis' zoals dat in de Patersstraat, maar een eenvoudig stulpje ook weer niet: de woning heeft ook twee verdiepingen, maar is veel smaller. Een prachtige erker met balkon maken het toch een woning om u tegen te zeggen.




Renier Sniedersstraat 11, nu 'Huis Verbaandert'

Voor de erker maakt Verschoren gebruik van de gebogen lijn, en het balkon heeft het typische Jugendstilsmeedwerk: het elegantste deel van het huis is dit. De voordeur moet daar eigenlijk niet voor onderdoen: dezelfde gebogen lijn in de versiering, hoewel je van boven aan de dubbele deur twee classicistische guirlandes ziet: Verschorens stijl wordt eclecticisme genoemd, zuivere Jungendstil levert hij niet. Maar de ronde omlijsting rond het venster boven de deur is dat zeker wel: daarin zijn ook bloemenmotieven verwerkt, plus de 'zweepslag' die in de Patersstraat ook al te zien was.


Erker en balkon

 Duidelijk is hier ook dat de gelijkvloerse gevel weer wijzigingen heeft gekregen: het venster is tot op de grond doorgetrokken, op de manier van Lou Jansen in de Patersstraat. Het zou me niet verwonderen dat hij ook hiervoor verantwoordelijk is, maar dat weet ik niet. In ieder geval, het evenwicht van het gebouw wordt minimaal verstoord.


De gelijkvloerse gevel

Boven de voordeur is nog een Jugendstilversiering te zien: in graffito zie je een typisch vrouwenhoofd te midden van allerlei florale motieven. Veel kleur en leven zit er eigenlijk niet in, vind ik, maar het is wel kenmerkend voor de vernieuwende stijl van die tijd.


Jugendstiltaal

Jos Verschoren mag dan nu totaal vergeten zijn, we weten bijna niets over hem, maar hij heeft dan toch maar een paar gebouwen in Turnhout achtergelaten die in zijn tijd toch enig opzien gebaard moeten hebben, stel ik me voor. En die na 100 jaar meer dan vluchtig en oppervlakkig bekijken waard zijn.

zondag 17 november 2013

Patersstraat 55, Turnhout

Ik kan niet zeggen dat er in Turnhout veel opvallende huizen staan, of gevels waar ik van opkijk. Op de Vrijheid in Hoogstraten zijn er procentueel gezien meer. Hier kennen we ondertussen en heel terecht wel de 'Woning Schellekens', maar in het centrum blijft het zoeken.

Eén huis, woning, gevel intrigeert mij tochal een aantal jaren: ik wilde er al een hele tijd foto's van nemen. Verleden zondag is dat dan eindelijk gebeurd: tegenover de Lindekensstraat vind je Patersstraat 55, waar vroeger Zelliën-Fabri zat. In dat pand uit 1911 zijn namelijk een aantal Jugendstilelementen te zien. En je vindt er ook wel enige informatie over: op het internet in 'De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed', en op het archief in het boek '100 jaar wonen en werken in Turnhout. Architectuur van 1895 tot 1995' van Yves de Bont. De Inventaris noemt het een 'monumentaal herenhuis', en dat is het inderdaad: aan de linkerkant drie verdiepingen, rechts twee met oorspronkelijk een inrijpoort voor koetsen (nu is dat een modernere ijzeren poort geworden). De gevelbreedte is zonder meer imposant. Ik dacht meteen al dat de opdrachtgever goed in de slappe was moet gezeten hebben, en dat was ook het geval: het gaat om H. Tubbax-Nuyens, handelaar in koloniale waren, en die moet goed geboerd hebben. In het gebouw was zelfs een koffiebranderij gevestigd.


Huis Tubbax-Nuyens, Patersstraat 55

Voor de Jungendstilinvloeden moet je een beetje zoeken, en naar boven kijken: onder de kroonlijst zit een fries in duidelijke Jugendstil: volop florale motieven, en een vrouwenhoofd in de obligate stijl, met haar dat zwierig krult, en zodoende jeugd uitstraalt. Jammer dat het na honderd jaar niet meer erg kleurrijk is.
 

Bloemen en krullen

De voordeur heeft dezelfde stijl met andere middelen: gebogen houten versiering onderaan en dito vensterramen, en speels smeedwerk voor die ramen: de architect had de Jugendstil kennelijk goed in de vingers.


Voordeur in Jugendstil

Het venster boven de deur, dat voor licht zorgt in de brede gang, is een ander geslaagd voorbeeld: nergens rechte lijnen, links en rechts weer motieven uit de plantenwereld, die hier de 'zweepslag' uitbeelden. De gevel mag dan imposant zijn, licht en eerder speels moest het tezelfdertijd ook overkomen.


Het venster boven de voordeur

Een echt wel volwassen erker en daarboven een balkon hoorden er natuurlijk ook bij: wie het breed had, liet het breed hangen, en , in dit geval: 'bourgeoisie oblige'. Dat balkon heeft een dubbele toegangsdeur en een mooi rondboogvenster. De architect zat niet om vormen verlegen, dat is wel duidelijk.


Bourgeoisie oblige

In de jaren 50 van de vorige eeuw kocht Thomas Zelliën het geheel, en de koloniale waren moesten de plaats ruimen voor sanitair en loodgieterij. Daarbij werd het pand licht gewijzigd: de vensters op de gelijkvloerse verdieping lopen nu door tot op de grond. Maar de architect van die veranderingen, Lou Jansen, heeft de drie ramen zeer oordeelkundig behouden, en niet alles laten wegslaan voor een immense etalage die het evenwicht van het gebouw finaal vernietigd zou hebben.

En zo blijft die gevel zonder verstorende ingrepen nog altijd zeer het bekijken waard. Mij verwondert dat het herenhuis nog geen beschermd monument is: het bekende blauw-witte schildje is nergens te bekennen. 'Men' zou daar eens werk van moeten maken, vind ik.

Ten slotte: de architect van die 'monumentale herenhuis' heette Jos Verschoren. Maar dat is een ander verhaal; hij heeft in ieder geval in Turnhout nog meer huizen gebouwd.

vrijdag 1 november 2013

De erfenis van Rogier van der Weyden

Nog tot 26 januari loopt in de 'Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België' de tentoonstelling 'De erfenis van Rogier van der Weyden'. De werken komen uit de periode 1450 - 1520, tot Bernard (of Barend) van Orley, met wie de renaissance haar intrede doet. Het gaat vooral over de 'kleinere meesters', voornamelijk schilders die alleen bekend zijn onder een noodnaam, die dan weer van hun belangrijkste werk komt. Die luiden onder andere Meester van de Barbaralegende, Meester van de Catharinalegende, Meester van de Vorstenportretten, Meester van het gezicht op Sint-Goedele, om een paar belangrijke te noemen. Maar voor de rest zijn ze onbekend of anoniem. 'Kleine meesters' is een benaming die enige nuance behoeft: zij waren niet zo vermaard als Van der Weyden zelf, maar het waren beslist geen klungelende dilettanten: de 'Meester van de Vorstenportretten' kreeg ongetwijfeld zijn opdrachten omdat hij zijn vak behoorlijk in de vingers had, vorsten willen geen tweederangswerk. In de vijftiende eeuw signeerden kunstenaars hun doeken niet: ook Van der Weyden heeft dat nooit gedaan. Vandaar dus.

Van die grootste onder de Brusselse schilders hangen er ook twee doeken: een 'Pietà' en een 'Portret van Antoon van Bourgondië', een bijna-naamgenoot van mezelf als ik dat zo mag uitdrukken.


Rogier van der Weyden, Pietà

Maria houdt ,bijgestaan door Johannes, de dode Christus in haar armen, Maria Magdalena zit te bidden. Van der Weyden wordt vooral geroemd voor zijn weergave van de menselijke emoties: Maria loopt over van verdriet, ze kust haar dode zoon, houdt teder een hand onder diens hoofd. Johannes helpt haar hem vast te houden, kijkt ingetogen en vol mededogen naar moeder en zoon, en Maria Magdalena's verslagenheid is even duidelijk. Groot is het schilderij niet (32.5 x 47.2 cm), maar het is een echt meesterwerk, vind ik.


Van der Weyden, Portret van Antoon van Bourgondië

Antoon van Bourgondië (1430-1505) is hier weergegeven in de kracht van zijn jaren: hij draagt rijke zwarte kleren, heeft een mooi gaaf gezicht, kijkt zelfverzekerd de wereld in. Daar heeft hij alle redenen toe, hij behoort tot het regerende vorstenhuis, en als teken van zijn waardigheid draagt hij ook nog de tekenen van de Orde van het Gulden Vlies. Het is ongelooflijk hoe minutieus en prachtig de schakels van de ketting geschilderd zijn: dat is een kwestie van metier, maar het is verbluffend. Van der Weyden was echt een grootmeester.

Zijn erfenis dan. Van de Meester van de vorstenportretten bijvoorbeeld is er een prachtig beschilderd houten paradeschild, met een hoofs tafereel: een ridder die knielt voor zijn geliefde.


Meester van de Vorstenportretten, Paradeschild.

Of een portret van een hertog van Nassau in  de originele lijst. Daar heeft de man overheen gewerkt: de hand van de hertog rust erop, de staart van de valk hangt erover. Zo iets zie je bij de Vlaamse primitieven wel meer: deze Meester was mee met zijn tijd. En natuurlijk weer de obligate tekenen van 's hertogs rijkdom: zwarte kleren, de ketting van het Gulden Vlies en de valk. Van der Weyden zou dat beter gedaan hebben, maar dit is meer dan verdienstelijk.


Meester van de Vorstenportretten, Hertog van Nassau

Best indrukwekkend is ook de 'Triptiek met de mirakels van Christus': het werk van drie kunstenaars. Links zie je 'De bruiloft van Kanaän: dat heeft de Meester van de Catharinalegende gemaakt; centraal de 'Vermenigvuldiging van de broden en de vissen' door de Meester van de Vorstenportretten ; rechts 'De opwekking van 'Lazarus', werk van Aert van den Bossche, iemand van wie we de naam kennen, maar ook niet veel meer. De drie schilders werkten apart: de horizonlijn in het centrale en rechtse deel loopt niet gelijk, die twee delen tonen ook een God de Vader die toeziet hoe alles verloopt, in het linkerdeel is hij er niet. Een levendig schilderij is het, ter stichting van de gelovigen, die zich de ogen uit het hoofd kunnen kijken: er is wel heel veel te zien.


Drie meesters, Triptiek van de mirakels van Christus

Twee doeken van de Meester van de 'Prado Aanbidding' vallen ook op. Dat is overigens pas echt een noodnaam: de man zelf heeft met het Prado weinig te maken, maar zijn werk hangt daar. Het eerste is een 'Geboorte': drie engelen, alle drie in een andere kleur, bezingen het Christuskind dat voor hun ligt, Maria lijkt links devoot tot of voor het Kind te bidden, en rechts in een rijk gewaad de opdrachtgever en schenker van het schilderij. In zijn linkerhand heeft hij een brandende kaars: dat kan ter verering zijn, of een symbool voor Christus die het licht van de wereld is. Jozef staat in een deuropening toe te kijken: hij lijkt er niet echt bij te horen. Op de achtergrond de os en de ezel bij een trog, en daarachter een gezicht op een deel van de stad: dat geeft diepte natuurlijk, een trucje dat de Vlaamse Primitieven vaak toepasten.


Meester van de Prado Aanbidding, Geboorte

Nog zo'n werk met een tafereel uit het Nieuwe Testament is de 'Opdracht in de tempel': het lijkt wel een beetje op een doop, en misschien was dat de bedoeling wel. De Meester kan zijn kunnen tonen: een gotische kerk is het toneel van het gebeuren, de kleding van de personages is mooi weergegeven, de vloer heeft een beetje perspectief. Twee mensen zijn heel rijkelijk uitgedost: dezelfde rode man uit de 'Geboorte' - twee portretjes van dezelfde man zijn het - en zijn vrouw die naast hem staat: echt volks ziet er die ook niet uit, die is van veel betere stand.


Meester van de Prado Aanbidding, Opdracht in de tempel.

Van Hugo van der Goes hangt er een 'Lucas tekent Maria'. Hij was namelijk op het einde van zijn leven naar het Rood Klooster in de buurt van Brussel komen wonen, en hij heeft ook zijn invloed gehad op die meesters, dat is in een aantal 'zondevallen' duidelijk te zien: zij hebben ook een draakje dat de verleider speelt, net zoals hij dat in Brugge al gedaan had. Zijn 'Lucas' is een geliefd thema in die tijd: niet echt bijbels, maar toch zeer christelijk en stichtend. En daar ging het in de eerste plaats toch om.


Hugo van der Goes, Lucas tekent Maria

Ik heb genoten van 'De erfenis van Van der Weyden', en er ook veel geleerd. Dat Brussel net zo goed als Brugge veel schilders telde, dat Van der Weyden kennelijk een atelier had dat de vergelijking met dat van Rubens twee eeuwen later best kon doorstaan, dat 'kleine' meesters best groot kunnen zijn: deze tentoonstelling is de verplaatsing meer dan waard.