zaterdag 14 december 2013

Michiel Coxcie in Leuven - I


M Museum Leuven pakt te gelegener tijd uit met tentoonstellingen die de verplaatsing waard zijn. Die over Rogier van der Weyden in 2009 was tot nu wel de meest prestigieuze. Eind 2012, begin 2013 was er een over de vergeten en opnieuw ontdekte renaissanceschilder Jan Rombouts (1480-1535), en nu wordt een andere vergeten meester onder de aandacht gebracht: Michiel Coxcie. Ik  had voordien nog nooit van de man gehoord, maar ik was kennelijk niet de enige. Toch is die Coxcie in de zestiende eeuw een zeer belangrijk kunstenaar geweest. Hij was hoogstwaarschijnlijk van Mechelen, en daar geboren in 1499, maar ook dat staat niet 100 % vast. Zijn opleiding heeft hij gekregen van Bernard van Orley, een Brusselaar die nog in de traditie van de Vlaamse Primitieven werkte, en van wie overigens werk te zien was op 'de erfenis van Rogier van der Weyden'. Dat werk heeft ook al renaissancetrekken.

Aan het einde van de jaren 20 van de zestiende eeuw vertrekt Coxcie naar Italië, vanwaar hij in 1539 terugkeert als volleerd meester in de nieuwe vormentaal. Hij behoorde tot 'the inner circle' rond Michelangelo, kende Rafaël - hij kreeg trouwens het epitheton 'de Vlaamse Rafaël - en hij heeft in Italië ook voor kerken geschilderd: hij stond er in hoog aanzien. Op zijn 40ste keert hij met zijn nieuw verworven kennis en kunde terug naar Vlaanderen. En daar boert hij niet slecht. Hij viel zeer in de gratie van de Habsburgers, van Keizer Karel onder anderen, en van Filips II, die hem als hofschilder aanstelde.

Het eerste doek dat je op de tentoonstelling ziet is een 'David en Goliath': De reus is geveld en David maakt zijn werk af door hem de keel over te snijden. Direct staan we ver af van de vormentaal van de Vlaamse primitieven: detaillistisch realisme kun je dit echt niet noemen. En de twee mannen zijn echt wel kloeke vechtersbazen, het geweld is krachtig uitgebeeld: dat is de nieuwe artistieke geest die spreekt. Maar het blijft natuurlijk een onderwerp uit het Oude Testament.


Michiel  Coxcie: David en Goliath

Zeer belangrijk in zijn oeuvre is 'De Maagschap van de Heilige Anna' uit 1540, toen hij pas terug was uit Italië. Het is een groot altaarstuk (bijna 2 bij 2,5 meter), bestemd voor een kapel in de kathedraal van Antwerpen. Al in de zeventiende eeuw werd het opgenomen in de verzameling van Keizer Rudolf II van Oostenrijk, en nu bevindt het zich in dat land in het klooster van Kremsmunster.

Centraal op het doek zie je waar het Coxcie om gaat: Anna staat met gevouwen handen net boven Maria en het Christuskind, dat echt wel pal in het midden van het werk staat. Hij is het dan ook om wie in het katholieke geloof alles draait. Het kind wordt door een tweede vrouw aan Maria teruggegeven: dat moet dan nicht Elisabeth zijn, de moeder van Johannes de Doper, die onder haar zijn handen ook in aanbidding richting Christus vouwt. De schilder heeft dus de belangrijkste personen in een teder moment bij elkaar gebracht, het is letterlijk de kern van de 'maagschap' van de Heilige Anna. De zachtheid van het familiegebeuren wordt verder nog beklemtoond door nog een paar 'moeders-met-kind' op de voorgrond. Mannen zijn er ook in dit schilderij, maar die staan op de achtergrond, nemen niet zo actief deel aan de actie. Bij die figuren bevinden zich citaten uit werken van Leonardo da Vinci en Rafael: de twee mannen rechtsachter met elkaar in gesprek zijn Plato en Aristoteles uit 'De School van Athene' van Rafael. Hij kende zijn kunstenaars wel, Coxcie. De familiereünie speelt zich natuurlijk niet in de bescheiden stal af, we zijn al een aantal maanden verder: we bekijken een gebouw dat heel duidelijk de invloed van de klassieke oudheid heeft ondergaan. In de uitwerking van dit schilderij is alles nieuw: dat heeft Coxcie uit Italië meegebracht, dat was voordien in de Nederlanden nog niet te zien geweest. De toeschouwers moeten indertijd echt verrast geweest zijn, en je moet vaststellen: het meesterschap van de schilder straalt ervan af. Vol beweging en kleur zit die schilderij, en tegelijkertijd werkt hij bewust op het gevoel, maar goedkope sentimentaliteit is het zeker niet. Ik vind het wel geslaagd en mooi.


De Maagschap van Maria

Coxcies onderwerpen blijven wel traditioneel en religieus: in die zin breekt hij niet met wat er voor hem ook al was. Hij is altijd trouw gebleven aan de Spaanse Habsburgers: als hofschilder van Filips II is dat ook niet abnormaal. Hij had niets met de hervorming en het protestantisme, wel integendeel. De zestiende-eeuwse godsdiensttroebelen hier te lande en in het bijzonder de beeldenstorm zijn er de oorzaak van dat veel van zijn werk vernietigd werd, maar anderzijds heeft die beeldenstormer er ook voor gezorgd dat hij aan het werk bleef: die lege kerken moesten weer gevuld worden, en dat deed Cocxie dan en met graagte, mag ik aannemen.

In de tijd van de beeldenstorm (1566-67) maakte hij een 'Triptiek met de triomf van Christus en de schenkersfamilie Morillon, bestemd voor de Sint-Pieterskerk in Leuven, nu behorend tot de collectie van M Museum. De zijluiken zijn erder traditioneel: de geportretteerde schenkers wilden en moesten goed herkenbaar zijn. De triomferende Christus, geflankeerd door Petrus en Paulus, krijgt weer het volle licht, engelen kijken vanuit de hemel toe, een kruis herinnert aan zijn dood, die hij overwonnen heeft. Coxcie kan inderdaad wel een treffende synthese brengen, weer in dezelfde dynamische stijl met kleur en licht.


Triptiek met de triomf van Christus en de schenkersfamilie Morillon

Toen hij 72 was, schilderde Coxcie een 'Triptiek met de calvarie', waarvan alleen het centrale deel op de tentoonstelling te zien is. Dat doet me al een beetje barok aan: de gekruisigden zijn geen uitgemergelde lichamen meer, en onder het kruis speelt zich behoorlijk wat dramatiek af. Ik zou bijna durven stellen dat het Rubens een beetje aankondigt. De hemel is heel donkergrijs, maar aan de einder schijnt het licht: die tegenstelling is later, en bij anderen, echt een manier van schilderen geworden. De reacties van de vrouwen komt me anderzijds hier wel erg tranerig en sentimenteel over: ze verhogen de geloofwaardigheid van het werk niet echt, het is er een beetje over, lijkt mij.


Triptiek met de calvarie, centraal luik, 1571

Coxcie was opgeleid in de traditie van de Vlaamse Primitieven, maar eindigt als een volbloed renaissancekunstenaar. Toen hij in 1592 stierf, was Rubens  (°1574) achttien jaar en ongetwijfeld al aan zijn eigen opleiding bezig: hij had veel  waardering voor de zestiende-eeuwse meester, en heeft er ook de invloed van ondergaan. Dat die dan weer uit de vergetelheid getrokken wordt, vind ik helemaal terecht: Coxcie kon het echt wel, en hij heeft de toenmalige schilderkunst in de Nederlanden de nieuwe stijl gebracht, de moderniteit van de renaissance. Voor mij is de tentoonstelling in Leuven niet te missen.

Geen opmerkingen: