zaterdag 25 januari 2014

Max Selen bij Hugo Voeten

Nog tot 27 februari loopt in het 'Art Center Hugo Voeten' in Herentals een tentoonstelling van het werk van Max Selen: een kleine retrospectieve met zo'n zestig werken is het. In een kleine 'Bezoekersgids' kun je zijn evolutie nalezen: van kubistisch werk over symbolisme naar hyperrealisme. In de laatste fase is hij een 'negarealist in vorm en inhoud' geworden: 'hij toont ons zijn kijk op de maatschappij die meer en meer ten prooi valt aan negatieve krachten' is kennelijk de betekenis daarvan.

Die laatste periode vind ik de interessantste: de werken van die tijd beginnen in 2003, dat is maar 11 jaar geleden, toen de kunstenaar al 71 was (hij is geboren in 1932). Maar ook uit 2009 hangen er schilderijen die mij erg aanspreken. Volgens de bezoekersgids 'moet hij elke dag schilderen vanuit een innerlijke drang, anders knaagt een schuldgevoel'.

'De predikers' (2003) staan met z'n vijven op een woestijnachtig strand bij elkaar, rechts achter hen zie je het begin van een duinenrij: ze bevinden zich aan de rand van het land, en zo kun je hen als marginalen zien. Links babbelen er twee met elkaar, rechts kletsen er drie over koetjes en kalfjes: bevlogen oraties hoeven ze niet af te steken, zonder luisterende gelovigen is dat nogal nutteloos, of water naar de zee dragen, aan de rand waarvan ze al staan. Dit is een welhaast letterlijke verbeelding van 'preken in de woestijn'. Blijkbaar zijn de vijf overtollig geworden: waar ze het over moeten hebben, interesseert niemand meer. Het lijkt wel een negatief van een foto, met het gevolg dat de zwarte soutanes wit zijn geworden: deze mannen lijken wel spoken of geesten. Een metafoor met veel zeggingskracht is dit doek.


Max Selen, De predikers, 2003

Maar zo ernstig is Max Selen niet altijd: prachtig en zeer open is 'Het licht van Arles'. Je ziet een groep toeristen 'Les Arènes' van de Provençaalse stad binnengaan, een gids wijst anderen, die nog voor de trappen staan, op het licht in de toegangspoort, maar die gids is een zelfportret, Max Selen zelf. Veel lichte en witte kleren dragen de mensen, het geeft mij weer enigszins de indruk van een fotonegatief, maar dat klopt niet echt. Dit werk is inderdaad zo krachtig door dat licht: schitterend vind ik het.


Het licht van Arles

Speels kan Selen best ook zijn: dat kun je zien in 'De nacht wacht' uit 2009. Het is natuurlijk onmogelijk om hierbij niet aan het meesterwerk van Rembrandt te denken: in eerste instantie dacht ik nog dat het in de titel om een spelfout ging. Natuurlijk niet, een woord- en beeldspeling is het. Het lijkt nacht te zijn, bezoekers schuiven aan om een ticket te kopen, voor een museum of tentoonstelling denk ik dan, maar onwillekeurig zie je voor je geestesoog de echte 'Nachtwacht'. En daar is het een beetje verwant mee: het is een groepsportret, ruggelings genomen, en waar bij Rembrandt een meisje eruit 'gelicht' wordt, krijg je er hier eentje dat ook apart staat. En clair-obscur springt zo in het oog.


De nacht wacht, 2009

Heel erg geslaagd is 'Zicht over Chicago': vijf mensen kijken voor zich uit naar de stad, maar ook de nacht in. Lichten beneden kunnen ze zien, meer niet. Het platform van het torengebouw waarop ze staan is wel verlicht, en daardoor worden ze ook mooi afgetekend. Ingekleurde silhouetten zijn het, deze well-to-do all-American pensioners. En geef toe: hoe kun je picturaal deze ondersoort van de mensheid raker typeren? Een schitterend schilderij alweer!


Zicht over Chicago

De nu 82-jarige Max Selen heeft me met zijn werk van de laatste 10 tot 12 jaar zeer geboeid: ik heb er zeer van genoten, ook al voor de manier waarop hij met het licht omgaat. Ik heb zo het gevoelen dat dit echt zijn beste periode is. Selen verdient het aandachtig bekeken en geprezen te worden!

vrijdag 17 januari 2014

muséefin-de-sièclemuseum - III

Het licht

Sociaal realisme was niet de enige stroming op het einde van de negentiende eeuw: impressionisme, neo-impressionisme of pointillisme waren net zo goed aan de orde van de dag. Ik zie een schilderij van iemand van wie in nog nooit gehoord had: Maximilien Luce, een Parijzenaar die kennelijk samen met Paul Signac de grondlegger is van dat neo-impressionisme. Later laat hij die stijl dan weer los en gaat meer op een impressionistische manier werken. Het doek dat mij opviel, en dat hier zijn enige is, heet 'De oevers van de Samber', uit 1896. Het laat ziet wat de industrialisatie met natuur en omgeving doet: van de rivier is weinig te zien, er liggen een aantal boten op, maar voor de rest zie je stoom en dampen en walmen en fabrieksgebouwen. De enige natuur is een kort grasveld, en frisgroen is nog anders. Je zou het als het ware een 'ecologisch' schilderij avant la lettre kunnen noemen -   het woord was toen nog niet eens uitgevonden. Dit is eigenlijk een voorbeeld van 'sociaal realisme' met andere middelen. Van die Luce kun je ook lezen dat hij anarchist was, en dat past wel in dit plaatje.


Maximilien Luce, De oevers van de Samber, 1896

Het pointillisme was een in Parijs ontstane richting die het impressionisme achterhaald vond, en ging uit van de wetenschappelijk theorie van ene Michel-Eugène Chevreul, maar de meeste kunstenaars die zo werkten, verlieten de stroming, en tegen 1914 was ze ook weer verdwenen en geschiedenis geworden. Dat neemt niet weg dat het 'oerwerk' van het pointillisme hier ook te zien is: 'De Seine bij la Grande-Jatte' van Georges Seurat, uit 1888; Het is een zeer licht en open werk, idyllisch ben je geneigd te zeggen, als je net voordien Meunier en anderen gezien hebt.


Georges Seurat, De Seine bij la Grande-Jatte, 1888

En Belg die ook pointillistisch schilderde was Theo van Rijsselberghe, een Gentenaar die in 1901 'De wandeling' maakte. Ook hij laat die manier van schilderen los, hoewel het in  'De wandeling' nog duidelijk aanwezig is, maar met een redelijk realistisch groepsportret van vier jonge vrouwen bij, telkens twee aan twee, zodat de tweede groep een echo lijkt van de eerste. Maar niet zozeer om die vrouwen is het Van Rijsselberghe te doen, wel om het licht: de jurken en hoeden zijn niet toevallig wit: 'wit is altijd schoon' moet de schilder gedacht hebben. Het resulteert in een indrukwekkend schilderij dat de andere in de zaal domineert.


Theo van Rijsselberghe, De wandeling, 1901

Een van de mooiste schilderijen in het museum is 'Naakt bij tegenlicht' van de Fransman Pierre Bonnard: een jonge vrouw - de levensgezellin van de schilder - staat in tegenlicht voor haar spiegel van haar lichaam en zichzelf te genieten, vlak voor ze een bad neemt. Zoals het licht op haar en het werk binnenvalt, dat vind ik magistraal: je ziet het ook in de spiegel, in het wateroppervlak, op de rechtermuur en de divan, het stroomt als het ware door de kamer en rond de centrale figuur die de vrouw is: zuivere sensualiteit is dit, en verheerlijking daarvan. Het interieur - gordijn, behang en divan - doet door de manier waarop kleurvlakjes zijn aangebracht dan weer aan Matisse denken. Het is zonder meer een meesterwerk.


Piere Bonnard, Naakt bij tegenlicht, ca. 1908

Naast dat alles zijn in dit nieuwe museum nog 'groten' te zien: Ensor, Ferdinand Khnopff en Spilliaert bijvoorbeeld. Van Ensor is er een grotesk schilderij dat 'De slechte geneesheren' voorstelt. Magere Hein kijkt toe hoe de artsen als onbehouwen slagers in paniek doende zijn  na een operatie. Voor wie het nog niet begrepen zou hebben, heeft Ensor het er op de voorgrond nog eens bijgeschreven: 'J'ai laissé éponge dans le ventre / Peritonite se declarera', oftewel 'Ik heb de spons in zijn buik laten zitten / Het buikvlies zal er uitkomen'. Het is bekend dat de Oostendenaar nogal eens zwaar tegen heilige huisjes en schijnwaarden aan durfde te schoppen. Het schilderij is nu in het bezit van de 'Université libre de Bruxelles'. Dat ze dat daar dan ooit maar goed zichtbaar voor iedereen in de faculteit geneeskunde hangen.


James Ensor, De slecht geneesheren, 1892

woensdag 15 januari 2014

muséefin-de-siéclemuseum - II

In 1997 heb ik in het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen de tentoonstelling gezien die heette 'Het volk ten voeten uit - Naturalisme in België en Europa 1875-1915'. Dat is bijna helemaal dezelfde periode die het 'fin-de-sièclemuseum' bestrijkt, en een aantal grote namen van zeventien jaar geleden zijn ook in Brussel te bewonderen: Constantin Meunier in de eerste plaats, en ook Léon Frédéric en Eugène Laermans. Alle drie waren ze Brusselaars, of er dichtbij geboren: in hun tijd waren Etterbeek (Meunier) en Sint-Jans-Molenbeek (Laermans) nog dorpen, en maakten ze nog geen deel uit van de grootstad die Brussel nu is. Ze kwamen evenmin uit armlastige gezinnen: hoe zouden ze anders lessen aan de academie hebben gevolgd. Toch focussen ze op de arbeidersklasse, en beelden ze die heroïsch of zeer deerniswekkend uit.

Van Meunier zijn een aantal beelden te zien: de alom bekende 'De buildrager' en een treffend bronzen beeld van 'De puddelaar'. Een puddelaar had een zeer zware stiel: die moest de metaalmassa in de oven met een metalen stang omroeren, kneden en rollen, en ze ten slotte voor de smeden uit de de oven halen. Dat gebeurde natuurlijk in een behoorlijke hitte. Van zo'n arbeid geraak je makkelijk uitgeput, en zo'n afgepeigerde 'puddelaar tijdens een poosje rust' heeft Meunier letterlijk neergezet. De man zit krom van de inspanning, krachteloos, laat zijn linkerarm moe en afgemat naar beneden hangen. Zijn gezicht is getekend door de vermoeidheid, hij is echt 'à bout de souffle', hij is op. Een eerbetoon aan de zware arbeid is het.


Constantin Meunier, De puddelaar, 1884-87/88

Zijn respect en ontzag voor de zware arbeid heeft Meunier ook in zijn schilderijen uitgedrukt. In 'De verwijdering van de gebarsten smeltkroes' laat hij de metaalarbeiders zien in volle inspanning: allemaal samen, solidair trekkend en sleurend om die kroes uit de oven te krijgen, want het productieproces mag zo min mogelijk onderbroken worden. De zowat bovenmenselijke inspanning geeft duidelijk iets heroïsch aan het gebeuren.


Constantin, De verwijdering van de gebarsten smeltkroes, 1885

In zijn bewonderd respect voor het zware werk neemt Meunier zelfs zijn toevlucht tot de vorm van de triptiek: 'De mijn'. Een drieluik verwacht je in kerken in de middeleeuwen of de renaissance, maar niet meer op het einde van de negentiende eeuw en in een rpofane ruimte. Het geeft zijn hoge achting iets religieus, en dat straalt natuurlijk ook op de mijnwerkers af. Van links naar rechts zie je 'Het afdalen', 'De calvarie' (sic) en 'Het naar boven komen': een hele werkdag in  drie taferelen.


Constantin Meunier, Triptiek van de mijn, 1902

Het idee van de triptiek had Léon Frédéric twintig jaar vroeger al toegepast in zijn 'De Krijtverkopers': het zijn nog wel drie afzonderlijke doeken over hetzelfde onderwerp. Die krijtverkopers zijn marskramers, arme dompelaars die zo hun kost bijeen hopen te scharrelen, maar als je de gezichten op het middenpaneel bekijkt, moet dat nogal tegenvallen: zeker de vrouwen en kinderen zijn zeer deerniswekkend neergezet, de man kijkt zonder hoop voor zich uit. Dit is echt miserabilisme, daar moet verder geen uitleg meer bij. Heroïek heeft hier plaats gemaakt voor grauwe ellende. De vorm van de triptiek beklemtoont de ernst van de toestand.


Léon Frédéric, De krijtverkopers - Morgen, Middag, Avond, 1882-83

Bij Eugène Laermans leiden slavenarbeid en onmenselijk bestaan tot protest: in 'Een stakingsavond/De rode vlag' stapt een grote massa mensen onder een rode vlag en voorbij de witte muren en de rokende schoorstenen van de fabriek: ze willen niet meer, het is genoeg geweest. Er zijn maar vier gezichten duidelijk te zien op dit schilderij: minachting en doffe miserie spreken eruit, nog extra in de verf gezet door het jengelend kindje onderaan rechts, dat tegen zijn zin meegesleurd wordt.


Eugène Laermans, Een stakingsavond/De rode vlag, 1893

Emigreren was ook nog een mogelijkheid om aan alle kommer en kwel te ontsnappen: In 'De landverhuizers' trekt weer een menigte mensen voorbij, het land uit, onder een lichtere hemel dan bij 'Een stakingsavond'. Ze passeren net een mijlpaal, op de achtergrond zie je nog het dorp waar ze een laatste blik op werpen. Het is in die tijd dat de 'Red Star Line' mensen massaal de Atlantische Oceaan overbracht. Van dit schilderij bestaat nog een 'triptiekversie': de drie delen heten dan 'Afscheid', 'Laatste blik' en 'Naar de haven'. Dat werk komt uit 1896.


Eugène Laermans, De landverhuizers, 1894

Deze toestanden waren ook dagelijkse kost in de 'Belle Epoque'. Voor de meerderheid van de bevolking waren 'les choses pas tellement belles', vrees ik.
Maar het heeft wel waardevolle kunst opgeleverd.

dinsdag 14 januari 2014

muséefin-de-sièclemuseum in Brussel - I

Om een Engels gezegde te parafraseren: 'A museum worth visiting, is a museum worth visiting well.' En zo heb ik op veertien dagen tijd twee keer in het 'Fin de siècle' rondgelopen en mijn ogen de overvloedige kost van dat museum gegeven. Want er is heel wat te zien! Nu is het begrip 'fin de siècle' wel breed geïnterpreteerd: het bestrijkt hier de periode van 1868 tot 1914, vanaf de oprichting van de 'Société Libre des Beaux-Arts', die streed tegen het starre dogmatische academisme, tot aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, wat als het eind van de Jugendstil of 'art nouveau' beschouwd kan worden. Wat er getoond wordt, geeft een mooi beeld van wat er in de Belgische, vooral Brusselse kunstscene woelde, leefde en borrelde: ongelooflijk hoe rijk die tijd was aan nieuwe wegen die verkend en bewandeld werden.

Realisme

Van die 'Société Libre' waren onder anderen Constantin Meunier en Félicien Rops lid: echt academische werken hebben zij niet gepresteerd. Wie ook tegen de toenmalige gevestigde schilderkunst in ging was ene Hippolyte Boulenger (of Boulanger) uit Doornik. Hij kwam in contact met Camille Van Camp van de Société, en werd door hem gesteund. Van Camp was in Barbizon geweest, Boulanger had zijn opleiding aan de academie al afgebroken, wilde meer naar de natuur schilderde en werd een van de eerste en belangrijkste plein-airisten. Hij leefde een tijd in Tervuren, en daar had hij de gelegenheid om te schilderen zoals hij wilde: 'De oude haagbeukdreef in Tervuren' is daar een prachtig voorbeeld van: als je ervoor staat, blijkt het echt een krachtig en levend doek te zijn, veel sterker dan wat ik eens van de Lieremanschilders gezien heb. Hij had collega's in Tervuren, en ironischerwijze noemde hij het gezelschap 'De School van Tervuren', maar de grap werd een begrip. Boulenger wordt ook nu nog als een van de beste landschapsschilders beschouwd. Voor mij was het een ontdekking.


Hippolyte Boulenger, De oude haagbeukdreef in Tervuren, 1871-72

Van een andere orde is dan weer het realisme van Henri de Braekeleer, een Antwerpenaar. Hij was opgeleid door zijn vader Ferdinand en zijn oom Henri Leys, in een tijd waarin zijn stad de historiestukken van Leys, De Keyser en vroeger al Max van Brée erg in de mode waren. Die weg heeft hij afgewezen: in 'Het kaartspel' zie je gewoon een huiselijk tafereel met twee kinderen die zich amuseren. 'Burgerlijk realislme', zeg maar. Het doet me denken aan 'copieerlust' des dagelijksen levens',het predicaat dat vroeger in de middelbare school de 'Camera obscura' van Nicolaas Beets vergezelde. De schilder heeft hier zijn fototoestel gebruikt, zou je kunnen zeggen.


Hendrik de Braekeleer, Het kaartspel, 1887

Maar stelen met zijn ogen uit vroegere perioden deed De Braekeleer net zo goed. Als je voor 'De man aan het venster' staat kun je niet anders dan Pieter de Hoogh denken, en dat is dan Hollands Gouden Eeuw, meer dan tweehonderd jaar vroeger. De man is natuurlijk wel op zijn negentiende-eeuws gekleed, en een dakvenster vind ik ook niet zeventiende-eeuws, maar De Braekeleer moet het werk van De Hoogh zeer goed gekend hebben. Rustig, klaar en helder schilderij heeft het opgeleverd: het licht pakt je onmiddellijk. En licht, daar gaat het bij schilderkunst toch om.


Henri de Braekeleer, De man aan het venster, ca. 1873-7

maandag 6 januari 2014

Het vonnis, Jan Verheyen

Voor wie een echt slechte inheemse film wil bekijken: de moeder aller aanraders is ontegensprekelijk 'Het vonnis', scenario en regie van Jan Verheyen. Over de Belgische justitie gaat het: moordenaar wordt vrijgelaten door een zeer onwaarschijnlijke procedurefout, echtgenoot van het slachtoffer wreekt zich door dader 1 ook maar te vermoorden, wordt daardoor dader 2, en de volksjury spreekt hem vrij, waarop algemeen applaus, ovatie en euforische gelijkhebberij in de rechtszaal losbarsten: gerechtigheid is geschied, rechtvaardigheid woont weer onder ons, joechei en allelujah!


Koen de Bouw: wrekende rechtvaardigheid

Maar de film komt niet over: al na een minuut of tien valt het op dat de acteurs geen levend Nederlands praten, - ook geen tussentaal of Verkavelingsvlaams - het is een soort van gekunsteld boekentaaltje dat het ongemakkelijke gevoel meebrengt dat de personages geen contact met elkaar hebben omdat de dialogen niet echt zijn. Acteur 1 debiteert een zin, acteur 2 zegt zijn deeltje dan ook op. Welke scenarist schrijft dat? En natuurlijk moet er ook behoorlijk wat juridische uitleg doorgedraaid worden: dan krijg je exposés of monologen die uit een of andere juristencursus voorgelezen worden, zo lijkt het. En Jan V. heeft vlijtig naar Amerikaanse advocatenseries gekeken: Het Nederlandse 'naar mijn mening' of 'volgens mij' wordt 'in mijn opinie', en 'no further question' klinkt in zijn Koeternederlands 'geen verdere vragen'.

Erger is nog dat de personages geen karakter hebben of krijgen: ze zijn van papier, in dit geval van pellicule, van filmrollen. Geen wonder dat je je niet inleeft: ver van je bed blijft het allemaal. Ze spelen louter een rol in deze slechte verhandeling over procedurefouten, in din doordravend pamflet. De minste rederijker of schepper van schriftelijk maakwerk zou beschaamd zijn. Intelligent denkwerk over de kwestie ontbreekt ten enenmale. Dat er plaats zou zijn voor zorgvuldige overweging en nuance was ook niet de bedoeling: 'das gesunde Volksempfinden' dat wordt hier breed neergeborsteld, en dat trekt meer publiek moet Jantje gedacht hebben.


Producent van maakwerk

Bij de aftiteling, en voor wie zijn buikgevoel nu nog niet doet borrelen en oprispen, lees je: 'Elk jaar worden in België daders en beklaagden vrijgelaten of niet vervolgd als gevolg van procedurefouten. Onder hen mensenhandelaars, drugdealers, plegers van zware geweld- en zedendelicten, fraudeurs... Ondertussen wordt al meer dan 10 jaar gedebatteerd in het parlement over de problematiek van de procedurefouten'. Advocaat Walter van Steenbrugge vindt een 'dergelijke afsluitende paragraaf als 'waarheidsstatement' poneren een brug te ver'. 'In mijn opinie': een heel lange brug te ver!

Maar: In de zaal van UGC-Antwerpen was het behaaglijk warm, de stoelen zijn echt wel comfortabel, en het regende niet binnen. Wat wil een mens nog meer!