woensdag 27 mei 2015

Rubens privé - II - Het Pelsken en Onze-Lieve-Vrouw

Het schilderij waar naar aanleiding van 'Rubens privé' opnieuw onderzoek over gedaan is, en wordt nogal wat over geschreven is, want het schilderij bleek erotischer dan wat men nu ziet, is natuurlijk 'Het Pelsken', dat op de tentoonstelling overigens niet te zien is, maar wel een reproductie op ware afmetingen: 176 x 83 cm. Het hangt nu in het 'Kunsthistorisches Museum' in Wenen, maar het is geschilderd op een aantal aan elkaar gezette panelen: Rubens schijnt zeer zuinig op zijn materiaal geweest te zijn, en hij wilde zo weinig mogelijk verloren laten zijn. Het gevolg is dan weer dat het werk te kwetsbaar is geworden voor enig vervoer, dus doen we het is met een grote reproductie. Daar zijn een aantal dunne stokken op te zien die de verschillende panelen van het werk aanduiden: het zijn er zes. 'Het Pelsken' hing in de slaapkamer van het nieuwe echtpaar en is het priveeste schilderij van Rubens, als ik dat zo mag uitdrukken. Na zijn dood kwam het aan zijn vrouw toe, en het is pas na haar dood in 1658 dat het in andere handen kwam. Wat meer dan begrijpelijk is.


Het Pelsken, eigenlijk: Helena Fourment in een bonten mantel, ca.1628

Een ander schilderij, dat daar sterk mee contrasteert - de ene lieve vrouw is de andere niet - dateert uit 'circa 1628', tenminste toen schijnt Rubens het afgewerkt te hebben. Hij was er jaren eerder aan begonnen en heeft het dan laten staan: het gaat over 'De boodschap aan Maria', ook bekend  als 'De Annunciatie'. Het hangt in het atelier in het Rubenshuis: een groot, kleurrijk doek is het, met het licht op de essentie: de engel Gabriël die neerdaalt en de opkijkende Maria aankondigt dat zij de Moeder Gods zal worden. Dat Maria een eenvoudige vrouw is, wordt duidelijk in de rechterbenedenhoek: daar staat een naaimandje en ligt een slapende poes. Er zit best wat dynamiek in deze 'Boodschap'.


De boodschap aan Maria, 1628, 310 x 187,6 cm

Het deed me denken aan een andere Rubens die ik in de kathedraal gezien heb: 'De tenhemelopneming van Maria', luisterrijk,feestelijk en triomfantelijk. De kleuren vind ik hier nog indrukwekkender, en wat dynamiek betreft: er loopt een boog van linksonder, waar hij vertrekt bij het hoofd van een apostel die zijn armen ten hemel heft, tot boven het hoofd van Maria, waar het hemelse licht rond straalt. Tezelfdertijd loopt een verticale lijn vanaf de armen van dezelfde apostel via Maria de hemel in: door die compositie wordt Maria als het ware de hemel ingezogen. De nodige engelen, putti en mensen maken het wonder nog levendiger. Dit is wel barok op zijn allerbest. Ik houd niet zo van barok in dienst van de contrareformatie, maar dit schilderij is een zeer overtuigend kunstwerk, dat staat buiten kijf. Je moet er wel voor naar de kathedraal, in het Rubenshuis is het niet te bewonderen.


De tenhemelopneming van Maria, 1626-27, 490 x 325 cm

In het atelier hangt nog een portret dat niet zozeer in 'Rubens privé' thuishoort, hoewel: het is een beeld van zijn toen zeer jonge en meest begaafde leerling Antoon Van Dyck. Het dateert uit ca. 1617, toen Van Dyck (°1599) zo'n 18 moet geweest zijn. Door clair-obscur en een zeer witte kraag krijgt het gezicht alle aandacht: zich kennelijk van zijn waarde bewust kijkt de jonge leerling-schilder de toeschouwer allesbehalve timide aan. Een bescheiden indruk geeft hij niet: hij heeft een erg succesvolle carrière als portretschilder gehad, maar dat kon hij toen nog niet weten natuurlijk.


Portret van Antoon van Dyck, ca. 1617, 354 x 250 cm

'Rubens privé' toont werken van de schilder die hij voor zichzelf maakte, en  die je niet zo vaak ziet: het blijkt dat hij zijn geliefden met hetzelfde bekwame vakmanschap afbeeldde als zijn werken waar hij veel geld mee kon verdienen. Zij moeten hem na aan het hart gelegen hebben, en hijzelf moet een echt wel gevoelig man geweest zijn. Dat laatste wisten we al langer, ook al afficheerde hij zich graag als de succesvolle schilder-diplomaat. 'Rubens privé' is een tentoonstelling die de geïnteresseerde niet mag missen. Om het even contrareformatorisch uit te drukken: dat zou echt zonde zijn.

donderdag 21 mei 2015

Rubens privé - I - en ook een beetje Rembrandt

Op de tentoonstelling 'Rubens privé' in zijn eigen Rubenshuis is best wel veel moois te zien: schilderijen van familie en vrienden, portretten van Isabella Brant en Helena Fourment, alleen of met kinderen, groepsportretten van de meester met geleerde vrienden, en zelfportretten: alles wijst op een gelukkig privéleven van een geslaagd kunstenaar en zijn hoge sociale positie. Toch zijn er werken die voor mij meer opvallen dan andere.

Dan denk ik in de eerste plaats aan het portretje van zijn eerste dochter met Isabella Brant, de toen vijfjarige Clara Serena. De achtergrond heeft Rubens vaag gehouden, en haar kraag en jurkje zijn  ook niet echt uitgewerkt: zo gaat alle aandacht naar het gezichtje en de ogen van Clara. Zij is een zeer mooi meisje, ze heeft stralende ogen die de toeschouwer - in de eerste plaats haar schilderende vader - open en klaar en vrij aankijken, ze kan zich duidelijk nergens beter op haar gemak en veilig en geborgen voelen dan bij hem. Zoals de mensen wel eens zeggen: je zou ze zo opeten. De liefde van de vader voor zijn kind licht door heel dit portret. Wat een aandacht heeft hij ook aan haar kapsel besteed, hoe het licht daarop speelt! Prachtig meesterwerk is het, en niet voor niets is dit het 'uithangbord' van 'Rubens privé'.


Clara Serena Rubens, 1616

Maar zijn kleine schat zou geen lang leven beschoren zijn: ze stierf al op twaalfjarige leeftijd aan de gevolgen van de pest die rond en kort na 1620 in Antwerpen woedde. Toch bestaat er nog een portret van haar, meer dan hoogstwaarschijnlijk ook van haar vaders hand, uit 1623. Rubens zou dat na haar dood als herinnering aan haar geschilderd hebben. Het werd in 2013 door Sotheby's verkocht, ook al omdat eraan getwijfeld werd of Rubens inderdaad de schilder zou zijn. Maar na grondige restauratie en onderzoek, wordt het werk nu toch aan hem toegeschreven: ogen, mond en zelfs haar gelijken zo op die van Clara uit 1616 dat het haast niet anders kan dat hijzelf het geschilderd heeft. Bovendien wordt ook de hand van de meester in het doek herkend. Wetenschap 'verklaart' de kunst in dit geval.


Portret van een jong meisje (Clara Serena?), links de nieuwe, gerestaureerde versie, rechts de oude

Met zijn broer Filips had Rubens een bijzonder hechte band: tijdens het verblijf van de schilder in Rome had hij nog een tijd bij hem gewoond. Terug in Antwerpen werd Filips stadssecretaris, wat hij bleef tot aan zijn vroege dood in 1611. Kort daarna maakte Rubens dit portret van zijn broer, dat zoals bij Clara Serena een herinnering aan hem moest blijven.


Filips Rubens, ca. 1611-1612

Van Rubens zijn maar vier zelfportretten bekend, en drie daarvan hangen op de tentoonstelling. Het bekendste is natuurlijk dat uit 1630, toen hij 53 jaar was.
De man stelt zich hier voor als een schilder-diplomaat die het gemaakt heeft: met en breed gerande hoed, teken van welstand, in zwart jasje met witte kraag, nog een bewijs van hetzelfde. Hij kijkt de toeschouwer zelfbewust aan, een beetje minzaam, zou ik zeggen, zorgen zijn compleet afwezig. Men zegt wel eens dat hij er geen 53 uitziet, maar zo'n zelfportret is ook zowat het visitekaartje van een man van stand zoals hij: hij kan zich natuurlijk zo flatteus mogelijk voorgesteld hebben. Bovendien trouwt hij in dat jaar ook met zijn tweede vrouw, Helena Fourment, die overigens slechts zestien was, maar van een verblindende schoonheid (het mooiste meisje van Antwerpen), en een en ander zorgde voor hernieuwd huwelijksgeluk: niet vreemd dat dat hij er zo sereen evenwichtig uit ziet.


Zelfportret, 1630

Acht of negen jaar later blijkt de tijd dat toch zijn werk gedaan te hebben: de tekenen van rijkdom en stand zijn nog allemaal aanwezig: zijn rechterhand rust nu ook nog op een rapier, een scherp gepunt en scherp zwaard, zijn linkerhand zit in een luxueuze handschoen, materieel gaat het hem nog altijd voor de wind. Maar de huid van zijn gezicht is slapper geworden, en zijn blik heeft iets weemoedigs, iets droevigs: hij  voelt kennelijk dat hij over hoogtepunt heen is, dat ook hij de weg van alle vlees zal moeten gaan. 'Keeping up appearances' en zich flatteus voorstellen is er in zijn gezicht en blik niet meer bij. Die eerlijkheid maakt het schilderij ook zo menselijk: hier maken de kleren de man niet meer.


Zelfportret, ca. 1638-1639

Waar Rubens maar vier zelfportretten heeft geschilderd, zijn er dat bij zijn jongere tijdgenoot Rembrandt (1606/7- 1669) veel meer: honderd geschilderde en twintig geëtste heeft hij op zijn actief. En ze verschillen nogal wat van die van de Antwerpenaar: het zijn dan wel allebei schilders, maar duidelijk met een verschillende persoonlijkheid. Rubens heeft zich nooit al schilder afgebeeld: steeds toont hij zich als de gentleman van stand. Niet zo Rembrandt: een zelfportret uit 1661 laat hem als schilder zien. Zijn witte muts kan de vergelijking met de zwierige, elegante hoed van Rubens niet doorstaan, en zijn kleding is verder best sober. Werkkledij is het ook niet helemaal, maar de Nederlander houdt zich ver van opschepperij: zijn kunstenaarschap is voor hem de essentie, lijkt me.


Rembrandt, Zelfportret, 1661

Het laatste zelfportret van Rubens deed me wel aan Rembrandt denken, aan het doek 'Rembrandt als de apostel Paulus', ook uit 1661. Hij was toen 53, met grijzend haar aan de slapen: hij ziet er zo oud uit als Rubens toen die al tien jaar ouder was. Hij kijkt ook niet echt vrolijk en enthousiast de wereld in: mistroostig en gelaten komt hij me over. Hij heeft in zijn leven heel wat te verhapstukken gehad, en dat zie je aan de man. Maar een zeer eerlijk en menselijk portret is het echt, en dat maakt de twee schilders hier wel zeer verwant.


Rembrandt vind ik over het algemeen warmer en gevoeliger dan Rubens, maar 'Rubens privé' laat ook het intiemere leven en de gewone, diepe gevoelens van de mens zien, en dat maakt het beeld dat ik van Rubens had vollediger, nuanceert het. Als je dat van een tentoonstelling opsteekt, vind ik die dan ook uitstekend geslaagd. Niet te missen, zeggen we dan.

zondag 17 mei 2015

'Tour de France' in de Fabiolazaal - III

Wat je in de Fabiolazaal wel eens meer ziet: niet alleen schilderijen maar ook beeldhouwwerken, in deze tentoonstelling zeer opvallend werk van Ossip Zadkine en Auguste Rodin.

Ossip Zadkine

Zadkine is net als Marc Chagall geboren in Vitebsk (Wit-Rusland): hij leefde van 1890 tot 1967. De twee kunstenaars waren tijdgenoten: Chagall is van 1887, en stierf in 1985. franktrijk, en meer bepaald Parijs was in de eerste decennia een ware aantrekkingspool voor jonge kunstenaars, en het is dan ook geen wonder dat ze allebei in de Lichtstad beland zijn. En ze hebben ook beiden hun stempel op de moderne kunst gedrukt. Een mooi voorbeeld van Zadkines werk is het 'Vrouwentorso' uit 1928, dat het Antwerpse museum al in 1933 heeft aangekocht. Net zoals de Venus van Milo heeft het beeld geen armen, maar daar houdt de gelijkenis wel op. De vrouwelijke vormen zijn tot hun essentie gereduceerd, maar toch is dit beeld, uit lavasteen gehouwen, sterk in zijn eenvoud en komt het zeer harmonieus over.


Ossip Zadkine, Vrouwentorso

In een gouache, verworven in 1953, zijn Kaïn en Abel in een verbitterd gevecht gewikkeld: de eerste, in woede ontstoken en uit jaloezie omdat zijn offer door God niet aanvaard werd en dat van zijn  broer wel, slaat hem in tomeloze razernij dood: de eerste broedermoord in de geschiedenis, zoals wel gezegd wordt. Zadkines gevecht is in ieder geval indrukwekkend, dat is het minste wat je ervan kan zeggen.


Ossip Zadkine, Kaïn en Abel

Zadkine zelf vertelde dat zijn werk het eerst in België en Nederland erkenning kreeg. Hij was er zo dankbaar voor dat hij de beeldengroep 'de ellende van Job' aan het museum schonk: in 1936 is dat gebeurd. Jammer genoeg is deze groep niet op 'Tour de France' te zien: het zou er zeker niet misstaan hebben. Redeloze wanhoop en totale verslagenheid druipen van de beelden. De bron van mijn feitenkennis is een brochure die ik op de tentoonstelling gekocht heb: 'Franse Kunst in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, Dossier' uit 2005. Een zeer informatief werk over de band tussen de Franse kunst en het Antwerpse museum, zijn kunstliefhebbers-maecenassen en de aankooppolotiek van de instelling. Maar dat terzijde.

Ossip Zadkine, De ellende van Job

Opvallend is ook een schilderij van Valentine Henriette Prax (1897-1981), een andere kunstenares van wie ik nog nooit gehoord had. Zij blijkt dan de vrouw van Ossip, Zadkine te zijn: zij trouwen in 1920. Volgens Wikipedia speelt mythologie een grote rol in haar werk, en dat is kennelijk ook het geval in 'Antiek visioen', dat evenwel al in 1935 aan het museum geschonken is door de 'Vrienden van de moderne kunst'. Je ziet op de achtergrond een witte, Griekse tempel, een blauwe zee, op de voorgrond links een groep mannen, rechts een aantal vrouwen. De leider van die mannen stuurt twee steigerende paarden naar de vrouwen, die zich angstig proberen te beschermen. Het zou nog leuk zijn de mythe te vinden waarop dit doek teruggaat, als er die al is, want het is, zoals de titel zegt, een visioen. Kleurrijk is het schilderij alleszins, maar echt vrolijk is het tafereel niet. En er blijven onbeantwoorde vragen.


Valentine Henriette Prax, Antiek visioen

Auguste Rodin 

Het meest indrukwekkende beeld van de tentoonstelling is voor mij ongetwijfeld 'Pierre de Wissant' (Burger van Calais) van Auguste Rodin, dat al sinds 1908 deel uitmaakt van de collectie. Pierre de Wissant is maar een van de zes figuren die samen de beroemde beeldengroep 'De burgers van Calais' vormen.

Hoe zat dat ook weer precies met 'die burgers? Het verhaal zelf speelt zich af in 1347, wanneer Calais zich na een beleg van elf maanden moet overgeven aan de Engelsen. Zes belangrijke burgers willen zich opofferen zodat de stad zelf gespaard zou worden. Ze brengen Eduard III de sleutels van de stad, met de strop al rond hun nek. Maar de koningin is zo geraakt door het gebaar van de zes, dat ze erin slaagt haar man te overtuigen hun leven te sparen. Een voorbeeld van moed en zelfopoffering, dat dan nog goed afloopt. Pakkend is het wel.

Het beeld 'De Burgers van Calais' was een opdracht van de toenmalige burgemeester van de stad: hij wilde dat daarmee hulde gebracht werd aan de inwoners van de stad. En Rodin kwam dus uit bij verbeeldde dus het heldhaftige verhaal van de zes mannen uit de Honderdjarige oorlog. Antwerpen heeft een figuur ervan: Pierre de Wissant. Hij, al een oude man, is wanhopig, wendt zijn hoofd af, houdt zijn rechterarm omhoog, als wilde hij zeggen 'wat doet het er allemaal nog toe?', nu de strop ook al op mijn linkerschouder ligt. De tragische  situatie is inderdaad bijzonder efficiënt uitgebeeld.


Auguste Rodin, Pierre de Wissant

De volledige beeldengroep is op een aantal plaatsen te bewonderen, in de eerste plaats voor het stadhuis van Calais, maar ook in België, met name in het 'Musée Royal de Mariemont', en dat is in Henegouwen niet zo ver van Bergen en La Louvière. Maar het staat wel op een sokkel,  wat indruist tegen de bedoeling van Rodin: hij wilde dat het op de grond stond, 'tussen het publiek', want die burgers wilden zelfs het hoogste offer brengen voor het volk, zij voelden zich allesbehalve verheven. Pas vanaf 1924, zeven jaar na de dood van de beeldhouwer, staan in Calais de burgers gewoon op de grond. Zoals het volgens Rodin hoort.


De burgers van Calais, in Mariemont

vrijdag 15 mei 2015

Natuur aan zee

Al meer dan dertig jaar geleden heb ik mijn hart verpand aan de Ardennen, meer bepaald aan Malmedy en omstreken, en dat is nog altijd zo. Maar de laatste jaren is een ander deel van het land ook mijn interesse gaan wegdragen: West-Vlaanderen en de kuststreek. In 'le plat pays' kun je met een scootmobiel ook veel beter uit de voeten, als ik me die uitdrukking mag permitteren, en de provincie heeft veel geschiedenis en natuur te bieden.

Aan de kust zie je bijvoorbeeld planten die in het binnenland niet voorkomen: een prachtig voorbeeld daarvan is de lamsoor, wat op zijn minst een eigenaardige naam is, allicht ontstaan door de gelijkenis met het oor van het jonge schaap. Maar hij wordt ook zeeaster genoemd, en in de Zwinvlakte, waar de plant  overvloedig aanwezig is, heet hij ook wel zwinnebloem. De bloem staat nochtans op de 'Rode-Lijstsoorten van de Belgische Flora', en die betreft zeldzame, bedreigde en zelfs uitgestorven soorten. Zeldzaam lijkt de lamsoor mij toch niet echt te zijn: ook in het natuurgebied 'Ysermonde', aan de rechteroever van de IJzer in Nieuwpoort kleurt hij de vlakte purper. Een mooi gezicht is dat, zowel aan onze oost- als westkust.


 In het purperen Zwin


Lamsoor dichterbij

Geel is de andere kleur die in de Zwinvlakte opvalt: daar zorgt het Jacobskruiskruid voor: dat komt voor op dijken en in duinen, en is vrij algemeen in heel Europa.


Jacobskruiskruid

Een plantje dat ik begin april in Wenduine is een klein bos ontdekt heb, is de kleine winterpostelein. Via FaceBook en een onderlegde kennis ben ik aan de naam gekomen, want in mijn 'Nieuwe Plantengids' is hij niet te vinden. Het is een eigenaardig plantje: eerder klein, natuurlijk dan ook kleine bloempjes, en die lijken wel door het blad te groeien. Maar dat is niet zo: dat groene blad zijn twee rond de stengel samengegroeide blaadjes, en het witte bloempje heeft dus niets geperforeerd. Het plantje komt uit Amerika, en wordt ook wel Indiaanse of Amerikaanse sla genoemd: het is eetbaar, en wordt wel vaker gebruikt in salades. In Nieuwpoort groeit hij ook in groten getale langs de drukke weg naar De Panne, en daar heb ik er een paar van opgeknabbeld, maar kleine winterpostelein uit een bosje zonder uitlaatgassen zal allicht gezonder zijn.


Kleine winterpostelein

Nog in Nieuwpoort, vlak bij de vuurtoren, in de duinen dicht bij de zee: iets waarvan ik dacht dat het een vetplantje zou kunnen zijn,  maar dat wel in mijn  Natuurgids staat: zeepostelein. Het groeit laag bij de grond, bloempjes had het begin mei nog niet, die komen in juni-juli. Weer eentje dat op de Belgische Rode Lijst staat, maar dat daar toch niet echt zeldzaam was.


Zeepostelein

Wat ook eigenaardig en typisch is: ik had het woord 'postelein' nog nooit gehoord, vond het zelfs een beetje raar. Maar binnen de drie weken kwam ik dan toch twee plantjes met die naam tegen. Dat is zo'n verschijnsel dat wanneer je een nieuwe auto koopt, plots veel meer auto's van datzelfde merk ziet rijden: je let er gewoon meer op. Geldt dus ook voor kleine plantjes.

Over het woord 'postelein' zelf: dat is gevormd van 'porselein' (een groente), en dat komt via het Oudfranse 'porcelaine' van het Italiaanse 'porcellana'. Volgens Van Dale komt 'postelein' sinds 1659 (eerse bewijsplaats) in het Nederlands voor.
Zo kom ik van de lamsoor in het Zwin tot Van Dale in mijn  eigen bibliotheek, van plant- naar taalkunde.Maar we weten al langer dat alles met elkaar verbonden is. . .

dinsdag 12 mei 2015

Bloemen in het Vennengebied

Al jaren rijd ik met een scootmobiel: als je niet niet echt meer goed ter been bent, is dat een pracht van een oplossing. In Turnhout hoef je met dat ding nooit naar een parkeerplaats te zoeken - van het parkeerbeleid en -tarieven in onze stad weet ik dan ook niets af - maar ik kan er ook mee naar mijn grote achtertuin zoals ik het noem: het Vennengebied. Die elektrische rolstoel - hij bolt gewoon op droge batterijen, bereik zo'n 50 kilometer - is mijn vrijheid: dat kan ik zo wel stellen.

In 2008 realiseerde ik me dat ik in het Vennengebied wel veel bloemen groot en klein zag, maar dat ik de meeste gewoon niet kon benoemen: de plaatselijke flora was me voor een groot deel chaos, en daar moest dus orde in komen. Dus ik koop een flora: 'Nieuwe plantengids voor onderweg' met de bloemen 'gerubriceerd op kleur' - soms ook lastig als je kleurenzwak zicht hebt zoals ik - en met de ronkende ondertitel 'Beschrijving van meer dan 1.150 plantensoorten die in Nederland, België en elders in Europa voorkomen'. Daar kun je dus al een end mee uit de voeten. Gewapend met en digitaal fototoestel trek je dan de natuur in, en de plaatjes in  je kastje kun je thuis (proberen te) determineren, want simpel is dat ook niet altijd. Maar je leert wat, veel blijft niet meer vreemd, de natuur wordt je een klein beetje eigen.


Belangrijk instrument

Vooral in de eerste jaren doe je ontdekking na ontdekking. Niet moeilijk: je leert nooit zoveel bij als je bijna niets weet. Koningskaars, boerenwormkruid, pinkster- en sleutelbloem, smeerwortel en slangenkruid hadden al gauw geen geheimen meer voor me, tenminste niet aan de buitenkant: die herken ik blindelings, om het met een overstatement te zeggen.

Maar ook na een jaar of zeven zie je nog nieuwe bloemen, of bloempjes die je lang niet meer gezien had. Klaver bijvoorbeeld heb je in soorten: rode, purperen, witte, maar ook kleine, liggende en geelwitte. Rolklaver heb ik ooit ook eens gevonden. Maar gisteren zag ik tussen brug 1 en brug 8 'kleine klaver': die is ook geel, met kleine bloempjes (natuurlijk), 'komt vrijwel algemeen in heel Europa voor langs wegkanten en op grasland'. Heel gewoon plantje dus, maar mooi en fris: schoonheid wil nog wel eens meer in het kleine te vinden zijn.


Kleine klaver, iets voor bij de 'Oude kom'

Wat ik daar ook voor het eerst in de Kempen aantref, is de 'blaassilene', die ik in 2009 in Tallinn (Estland) even buiten de stad had gespot. 'En elders in Europa voorkomen' klopt dus wel; ik heb ook in Italië bloemen thuis kunnen wijzen: herik was dat toen. Die blaassilene is ook weer vrij algemeen in Europa, wat inderdaad gebleken is, en je vindt hem langs wegkanten, bosranden en 'ruigten': Plantkundigen willen wel een een aparte woordenschat hebben.'Ruderaal terrein' krijg je wanneer er veel menselijke sporen te vinden zijn, zoals steenslag, puin en van dat soort rommel. En planten kunnen ook 'adventief' zijn: dan gaat het niet over kerstrozen, maar over soorten die door menselijk ingrijpen plots ergens groeien waar ze vroeger helemaal niet te zien waren. 'Reuzenbalsemien' is 'adventief': die komt oorspronkelijk uit de Himalaya. Maar de blaassilene is gewoon Europees, niets exotisch aan, kan een halve meter groot worden, en heeft mooie, witte neerhangende kelkjes. Als je hem eens gezien hebt, vergeet je hem niet meer.


Blaassilene, in Turnhout en in Tallinn

Nog langs dat jaagpad: massa's fluitekruid - daar kun je echt niet naast kijken - en dan heel klein en subtiel: bosvergeet-mij-nietjes. Verspreid in heel Europa zegt mijn 'Nieuwe plantengids', maar in België zeldzaam. Aan de vaart staat het toch maar leuk. Ragfijne, frêle bloemetjes zijn het: ik kan er wel van genieten, zeker ook als ik dat zeldzaams dan zomaar vind.


Bosvergeet-mij-nietje

Het is eigenlijk ongelooflijk hoe dat jaagpad op die korte afstand vol bloemen staat: een maand geleden was er van dat alles nog niets te zien, en nu loopt het er van over. Het gebeurt elk jaar, maar hoe prachtig en leuk is dat, toch!

Dicht bij de 'Klotteraard', een beetje richting vliegveld van Weelde, staat aan een grachtkant een samenscholing 'driekleurige viooltjes': die had ik nog nooit gezien, maar je weet meteen wat het is. Alle verhoudingen in acht genomen: spectaculair vind ik die drie kleuren in zo'n klein bloempje: ik begin zowaar het natuurgevoel van Gezelle zelf aan te voelen, ik zou er zelf lyrisch van worden. Ook als de bloem helemaal paars is, blijft het een driekleurig viooltje. En je vindt het weer zowat overal: op akkers, braakland, langs wegkanten.


Driekleurig viooltje

Een aantal jaren geleden, toen de Klotteraard' nog niet geruimd was, dreven daar ook twee bedden waterlelies. Na die ruiming zijn ze helaas niet meer teruggekeerd. In België zijn ze zeldzaam, en op de Klotteraard tegenwoordig onvindbaar. Een witte waterlelie is altijd mooi, want, zoals we in de Kempen zeggen, en ook Leo Pleysier: 'Wit is altijd schoon'. Of je schrijft er een gedicht over, zoals Frederik van Eeden:


De waterlelie

Ik heb de witte waterlelie lief,
daar die zo blank is en zo stil haar kroon
uitplooit in 't licht.

Rijzend uit donker-koele vijvergrond,
heeft zij het licht gevonden en ontsloot
toen blij het gouden hart.

Nu rust zij peinzend op het watervlak
en wenst niet meer . . . .


Witte waterlelie

Het Vennengebied en wat je er ziet: zo gewoon, zo mooi! Wie zou er niet van genieten?

vrijdag 8 mei 2015

'Tour de France' in de Fabiolazaal - II

Voor de affiche van de tentoonstelling 'Tour de France' en voor de omslag van de bezoekersgids heeft de curator, Siska Beele, een prachtig schilderij gebruikt: 'Het water in!' van Virginie Elodie Demont-Breton. Van wie? Nooit van gehoord. Dat wordt eventjes naspeuren. Zij werd geboren in 1859 en groeide op in een kunstenaarsfamilie: haar vader was schilder en haar overigens Belgische moeder was de dochter van ook al een schilder. Het zat in haar genen, zeggen we dan tegenwoordig. Haar man was eveneens iemand van hetzelfde beroep. Samen verbleven zij tijdens de zomers in Wissant, een klein vissersdorp aan 'la Côte d'Opale, aan de Franse Noordzeekust met andere woorden. Zij overleed in het dorp in 1935.

Terwijl zijn  interesse en aandacht vooral uitgingen naar het landschap en het spel van de wolken, gaat haar belangstelling naar de mensen die er leven, naar het vissersleven. 'Het water in!' is daar een mooi voorbeeld van. Een jonge moeder wil haar kleine kinderen een wasbeurt geven in de Noordzee: aan het drietal zie je duidelijk dat strandgenoegens iets van latere tijden zijn. Het kleine ukje rechts ligt gelaten op haar schouders: hij kan nog niet zo goed lopen, en protesteren kan hij dus nog niet. Anders zit het met zijn broertje van een jaar of vier. Hij probeert zich uit alle macht aan moeders rokken vast te klampen en tegen te stribbelen, want het water vindt hij te koud, en bovendien is het ook nog eens zout: allesbehalve een aantrekkelijk vooruitzicht voor het ventje. Maar moeder is streng en vastberaden: zo kijkt ze ook naar haar onwillige kind, en sleurt hem mee het water in, of hij nu wil of niet. Van smeerpoezen in huis is ze niet gediend! De kleren van de vrouw zijn aardekleurig en zeer eenvoudig: luxe is ver weg. Die kleuren passen heel goed bij het groenbruine van de Noordzee, en zo bereikt Virginie Demont-Breton echt wel harmonie in dit doek.

Leuk is dat je het verhaal van dit schilderij zomaar kunt vertellen, waarbij de schilderes ook het sociale milieu van de moeder evoceert. Zeer mooi en aantrekkelijk schilderij, vind ik het. Het dateert overigens uit 1898, en werd al in dat jaar door het museum aangekocht, tijdens de Driejaarlijkse Tentoonstelling in Antwerpen. Zeer terecht, moet ik zeggen.


Virginie Elodie Demont-Breton, Het water in,183 x 135 cm

Veel bekender en veel belangrijker in de kunstgeschiedenis is Gustave Courbet (1819-1877), een man die een behoorlijk rijk werk heeft nagelaten: hij liet zich niet tot een onderwerp beperken. De laatste jaren is waarschijnlijk 'L'origine du monde' zijn bekendste doek geworden. Dat hangt natuurlijk niet in Antwerpen, wel 'Rotsen in Ornans': een landschap in zijn  geboortestreek. Hij wil van het academisme weg en probeert op een veel vrijere manier de imposante kracht van de natuur uit te beelden. Het oogt in ieder geval zeer levendig.


Gustave Courbet, Rotsen in Ornans

Zeer charmant zijn de 'Anemonen' van Raoul Dufy (1877-1953): het is gewoon een mooi schilderij met een simpel onderwerp: bloemen in een vaas. Maar de kleuren van bloemen, tafel en achtergrond maken het zeer fris en pretentieloos: geen problematische kunst in dit werkje, het is er gewoon om van te genieten.


Raoul Dufy, Anemonen

'Tour de France' bewijst dat het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen best met zijn Frans kunstbezit naar buiten kan komen. Het mag wel zo zijn dat zeer belangrijke namen niet vertegenwoordigd zijn, maar wat je wel kunt bekijken, is zeer zeker meer dan de moeite waard.

Elke tentoonstelling in de reeks 'De Modernen' is trouwens een belevenis: ik geloof niet dat ik ooit zoveel moois en waardevols van het museumbezit gezien heb na de sluiting van de instelling in oktober 2011.

donderdag 7 mei 2015

'Ye Berlyn Tapestrie' - Bezoekerscentrum Westfront Nieuwpoort

Verleden jaar in juli kon je het Albert I Monument in Nieuwpoort niet bezoeken: er waren werken aan de gang. Een aantal weken geleden werd een en ander duidelijk door een reportage in 'Vlaanderen Vakantieland': vorig jaar werd er een nieuw bezoekerscentrum gebouwd, en dat is nu klaar. 'Westfront' heet het, en het is gewijd onder de onderwaterzetting van de IJzervlakte ('inundatie' noemen ze het ook). Je leert er over twee mislukte pogingen in Veurne, het succes in Nieuwpoort, de twee burgers die ervoor gezorgd hebben, Karel Cogge en schipper-sluiswachter Hendrik Geeraert, van wie je het portret kunt zien op de keerzijde van een oud bankbiljet van 1.000 frank uit de jaren vijftig, wat voor mij een onverwachte jeugdherinnering is.


Schipper-sluiswachter Hendrik Geeraert en de ondergelopen IJzervlakte

Maar het mooiste dat ik er gezien heb, is een gedeltelijke kopie van 'Ye Berlyn Tapestrie', waarvan ik nooit gehoord had, maar dat een zeer onmiddellijke link heeft met 'The Bayeux Tapestry', ook bekend onder de naam 'La Tapisserie de la Reine Mathilde'. Zoals geweten vertelt die met een stripverhaal avant la lettre - we zijn  dan einde 11de eeuw - de overtocht van William the Conqueror van Normandië naar Engeland, de slag bij Hastings (1066) en de kroning van William als nieuwe koning van Engeland. Zeer kunstig naai- en borduurwerk is het geheel.


La Tapisserie de la Reine Mathilde, fragment

'Ye Berlyn Tapestrie' dateert van 1915, zo'n 850 jaar later, zeg maar, en gaat net zo goed over een invasie: die van de troepen van de Duitse keizer, ook al een Wilhelm, die België en Noord-Frankrijk stormenderhand en te vuur en te zwaard bezetten en brandschatten, plunderen en vernietigen, wat in Groot-Brittannië, en daar niet alleen, leidde tot een 'unbelievable outrage' en veel sympathie en 'compassion' met 'poor little Belgium'. En wat doet dan John Hassall, een toentertijd bekende tekenaar: hij parodieert 'la Tapisserie de la Reine Mathilde', en maakt van  de Duitsers de agressors die tot alle gruwelijkheden in staat zijn, van wie het gedrag ten scherpste veroordeeld wordt, en die afgeschilderd worden als het 'duisterste kwaad'. Hij tekent in de stijl van 'la tapisserie', en zijn commentaar schrijft hij natuurlijk niet in middeleeuws Latijn, maar in een soort van fictief Middelengels.

Hij toont Wilhelm en 'his carefule preparations for war' met 'limburger käse' en sauerkraut essenz', die leiden tot de 'invention of ye deadly gas'. Op de lijst onder de tekening zie nog afbeeldingen van 'ye doubtful eggs' (kanonskogels of granaten), 'ye german cigarren' en ten slotte typeert hij de Duitser nog als 'ye badger', en dat is een fictief personage, een superheld uit een Amerikaanse strip uit die tijd. Als belachelijk maken kan het er mee door. Op de volgende tekening bevinden we ons in 'Berlin', en 'Wilhelm teareth the treaty' terwijl hij nog een deel van de 'belgian treety' in zijn linkerhand houdt. Veel Duitsers zullen deze 'tapestrie' niet gezien hebben, maar dat was kennelijk ook de bedoeling niet: het was anti-Duitse propaganda bestemd voor binnenlands gebruik, om het moreel van de eigen bevolking op peil te houden, om de eigen oorlogsinspanning te rechtvaardigen. Maar dan met gebruik van veel humor.


Hys carefule preparations for war'...



He passeth through Luxemburg into Belgium & Nth France
// in de rand twee grote bierpullen en de Duitse adelaar

Maar het kan ook zonder meer zeer ernstig als je de 'special objects of attack' bekijkt: dan gaat het over 'Reims' waar de kathedraal gebombardeerd werd, dan vernoemt Hassall 'hospitals, churches, ambulances, olde men, women & children'. de 'frightfulness' van de Duitsers werd niet kompleet weggelachen, de 'outrage' klinkt duidelijk door.


Special objects of attack: Reims, olde men, women &a children

Over 'Ye Berlin Tapestrie' schrijft de website van de 'Bodleian Libraries' (University of Oxford): 'Following a chance discovery in the Bodleian Library, a rare and unusual contemporary response to Germany's 1914 invasion of Belgium has come to light.' Het is een uiterst vermakelijk propagandadocument, ook als je de bron ervan niet kent, maar indien wel, dan nog dubbel zo veel. Zeer grappig is het, met scherpe spot en dito protest en aanklacht.

Het is in facsimile gepubliceerd in september 2014 (100 jaar na datum) door de Bodleian Libraries. Ik ga het meteen bestellen: £ 9.99 kost het, geen prijs voor een uitmuntend boek historisch plezier!