donderdag 21 mei 2015

Rubens privé - I - en ook een beetje Rembrandt

Op de tentoonstelling 'Rubens privé' in zijn eigen Rubenshuis is best wel veel moois te zien: schilderijen van familie en vrienden, portretten van Isabella Brant en Helena Fourment, alleen of met kinderen, groepsportretten van de meester met geleerde vrienden, en zelfportretten: alles wijst op een gelukkig privéleven van een geslaagd kunstenaar en zijn hoge sociale positie. Toch zijn er werken die voor mij meer opvallen dan andere.

Dan denk ik in de eerste plaats aan het portretje van zijn eerste dochter met Isabella Brant, de toen vijfjarige Clara Serena. De achtergrond heeft Rubens vaag gehouden, en haar kraag en jurkje zijn  ook niet echt uitgewerkt: zo gaat alle aandacht naar het gezichtje en de ogen van Clara. Zij is een zeer mooi meisje, ze heeft stralende ogen die de toeschouwer - in de eerste plaats haar schilderende vader - open en klaar en vrij aankijken, ze kan zich duidelijk nergens beter op haar gemak en veilig en geborgen voelen dan bij hem. Zoals de mensen wel eens zeggen: je zou ze zo opeten. De liefde van de vader voor zijn kind licht door heel dit portret. Wat een aandacht heeft hij ook aan haar kapsel besteed, hoe het licht daarop speelt! Prachtig meesterwerk is het, en niet voor niets is dit het 'uithangbord' van 'Rubens privé'.


Clara Serena Rubens, 1616

Maar zijn kleine schat zou geen lang leven beschoren zijn: ze stierf al op twaalfjarige leeftijd aan de gevolgen van de pest die rond en kort na 1620 in Antwerpen woedde. Toch bestaat er nog een portret van haar, meer dan hoogstwaarschijnlijk ook van haar vaders hand, uit 1623. Rubens zou dat na haar dood als herinnering aan haar geschilderd hebben. Het werd in 2013 door Sotheby's verkocht, ook al omdat eraan getwijfeld werd of Rubens inderdaad de schilder zou zijn. Maar na grondige restauratie en onderzoek, wordt het werk nu toch aan hem toegeschreven: ogen, mond en zelfs haar gelijken zo op die van Clara uit 1616 dat het haast niet anders kan dat hijzelf het geschilderd heeft. Bovendien wordt ook de hand van de meester in het doek herkend. Wetenschap 'verklaart' de kunst in dit geval.


Portret van een jong meisje (Clara Serena?), links de nieuwe, gerestaureerde versie, rechts de oude

Met zijn broer Filips had Rubens een bijzonder hechte band: tijdens het verblijf van de schilder in Rome had hij nog een tijd bij hem gewoond. Terug in Antwerpen werd Filips stadssecretaris, wat hij bleef tot aan zijn vroege dood in 1611. Kort daarna maakte Rubens dit portret van zijn broer, dat zoals bij Clara Serena een herinnering aan hem moest blijven.


Filips Rubens, ca. 1611-1612

Van Rubens zijn maar vier zelfportretten bekend, en drie daarvan hangen op de tentoonstelling. Het bekendste is natuurlijk dat uit 1630, toen hij 53 jaar was.
De man stelt zich hier voor als een schilder-diplomaat die het gemaakt heeft: met en breed gerande hoed, teken van welstand, in zwart jasje met witte kraag, nog een bewijs van hetzelfde. Hij kijkt de toeschouwer zelfbewust aan, een beetje minzaam, zou ik zeggen, zorgen zijn compleet afwezig. Men zegt wel eens dat hij er geen 53 uitziet, maar zo'n zelfportret is ook zowat het visitekaartje van een man van stand zoals hij: hij kan zich natuurlijk zo flatteus mogelijk voorgesteld hebben. Bovendien trouwt hij in dat jaar ook met zijn tweede vrouw, Helena Fourment, die overigens slechts zestien was, maar van een verblindende schoonheid (het mooiste meisje van Antwerpen), en een en ander zorgde voor hernieuwd huwelijksgeluk: niet vreemd dat dat hij er zo sereen evenwichtig uit ziet.


Zelfportret, 1630

Acht of negen jaar later blijkt de tijd dat toch zijn werk gedaan te hebben: de tekenen van rijkdom en stand zijn nog allemaal aanwezig: zijn rechterhand rust nu ook nog op een rapier, een scherp gepunt en scherp zwaard, zijn linkerhand zit in een luxueuze handschoen, materieel gaat het hem nog altijd voor de wind. Maar de huid van zijn gezicht is slapper geworden, en zijn blik heeft iets weemoedigs, iets droevigs: hij  voelt kennelijk dat hij over hoogtepunt heen is, dat ook hij de weg van alle vlees zal moeten gaan. 'Keeping up appearances' en zich flatteus voorstellen is er in zijn gezicht en blik niet meer bij. Die eerlijkheid maakt het schilderij ook zo menselijk: hier maken de kleren de man niet meer.


Zelfportret, ca. 1638-1639

Waar Rubens maar vier zelfportretten heeft geschilderd, zijn er dat bij zijn jongere tijdgenoot Rembrandt (1606/7- 1669) veel meer: honderd geschilderde en twintig geëtste heeft hij op zijn actief. En ze verschillen nogal wat van die van de Antwerpenaar: het zijn dan wel allebei schilders, maar duidelijk met een verschillende persoonlijkheid. Rubens heeft zich nooit al schilder afgebeeld: steeds toont hij zich als de gentleman van stand. Niet zo Rembrandt: een zelfportret uit 1661 laat hem als schilder zien. Zijn witte muts kan de vergelijking met de zwierige, elegante hoed van Rubens niet doorstaan, en zijn kleding is verder best sober. Werkkledij is het ook niet helemaal, maar de Nederlander houdt zich ver van opschepperij: zijn kunstenaarschap is voor hem de essentie, lijkt me.


Rembrandt, Zelfportret, 1661

Het laatste zelfportret van Rubens deed me wel aan Rembrandt denken, aan het doek 'Rembrandt als de apostel Paulus', ook uit 1661. Hij was toen 53, met grijzend haar aan de slapen: hij ziet er zo oud uit als Rubens toen die al tien jaar ouder was. Hij kijkt ook niet echt vrolijk en enthousiast de wereld in: mistroostig en gelaten komt hij me over. Hij heeft in zijn leven heel wat te verhapstukken gehad, en dat zie je aan de man. Maar een zeer eerlijk en menselijk portret is het echt, en dat maakt de twee schilders hier wel zeer verwant.


Rembrandt vind ik over het algemeen warmer en gevoeliger dan Rubens, maar 'Rubens privé' laat ook het intiemere leven en de gewone, diepe gevoelens van de mens zien, en dat maakt het beeld dat ik van Rubens had vollediger, nuanceert het. Als je dat van een tentoonstelling opsteekt, vind ik die dan ook uitstekend geslaagd. Niet te missen, zeggen we dan.

Geen opmerkingen: