zondag 16 april 2017

Plantin-Moretus: de passer en luxe

Tegenwoordig heb je passers in alle mogelijke maten en materialen: de lessen wiskunde kunnen niet zonder. Je hebt ook koperen en zilveren passers: daarvoor moet je al lang genoeg geleefd hebben, maar dan nog hangt het van je geslacht af welke van de twee moet kiezen: jongens bij jongens, meisjes bij meisjes, zoals vroeger op school toen de wereld nog deugdzaam was. Plantin zag het in nog edeler metaal: zijn huis heette 'De gulden passer', en die was meteen ook het 'logo' van zijn firma, vergezeld van zijn lijfspreuk 'Labore et constantia'. Het vaste been van de passer staat daarbij voor de standvastigheid, het draaiende been voor de arbeid; een bas-reliƫf van het symbool, geflankeerd door twee mythologische figuren, hangt boven de toegangspoort van het huis. De medewerker van het bedrijf die de zaak binnenkwam, wist meteen wat van hem verwacht werd. Geen domme jongens waren die oude ceo's.


De gulden passer  - Labore et constantia

Plantin arriveerde in 1549 in Antwerpen en stierf 40 jaar later, in 1589. Hij en zijn opvolger en schoonzoon Jan Moretus investeerden alle geld dat het bedrijf opbracht weer in de zaak, en het is pas kleinzoon Balthasar Moretus die het oorspronkelijke pand uitbouwde tot een best indrukwekkend stadspaleis en ook anderszins liet zien dat hij meer dan bovengemiddeld in de slappe was zat. Je kunt je daar zeer goed een voorstelling van maken als je in de binnentuin staat: alles wat je rond je ziet, is Plantin-Moretus; een behoorlijk hoog kadastraal inkomen zou dat tegenwoordig vertegenwoordigen!


De binnentuin

Ook het interieur getuigt van veel rijkdom, weelde en luxe: ik had het al over de schilderijen. Ook zeer mooi is een kunstkabinet van ca. 1675: dergelijke meubelstukken waren tot ver in de zeventiende eeuw een begeerd Antwerps product! (In het Rockoxhuis staat er ook een). Dergelijke kabinetten konden heel wat inhoud hebben: juwelen, munten, waardepapieren. Laden hadden ze meer dan genoeg, zelfs geheime laatjes, dubbele bodems en andere verstopplaatsen: alleen de eigenaars konden alles makkelijk vinden.


Het kunstkabinet

Aan de voorkant zijn die laden en de centrale deurtjes beschilderd met bijbelse taferelen. Ene Hans Jordaens heeft dat gedaan, maar welke juist weet ik niet: er zijn meer kunstenaars met die naam, maar dat hij tot de familie van Jacob Jordaens behoort is wel zeker. Kleine kunstwerken heeft hij daarmee afgeleverd. Het rechterdeurtje toont Mozes die met zijn staf een bron uit de rotsen doet ontspringen. Tegen het einde van de 40-jarige tocht door de woestijn naar het Beloofde Land hadden de Israƫlieten het moeilijk: voedsel was schaars en water was nergens te vinden. Het volk begon ontevreden te morren, maar toen gaf God Mozes het bevel met zijn staf op de rotsen te slaan, en zoals het bij de schepping 'Fiat lux' luidde, werd dat nu 'Fiat aqua'.

Volgens mij stelt de schildering op het linkse deurtje Jozef voor die voor de farao gebracht wordt. Die farao had dromen die hij niet begreep, en de gevangen Jozef stond desondanks bekend als dromenuitlegger. De Egyptische vorst liet hem dus komen, en Jozef kon hem uitleggen dat er zeven vette en dan zeven magere jaren zaten aan te komen. De farao stelt Jozef dan gelijk aan om tijdens de jaren van overvloed grote graanvoorraden aan te leggen om de jaren van schaarste door te komen. Wat hem lukte. Met Jozef loopt het later best goed af, maar dat is een ander verhaal.

Dat heb je soms met musea: je ziet veel moois, maakt er foto's van, bestudeert die thuis en zoekt verdere informatie, en dan stel je vast dat je een deel van je 'Gewijde geschiedenis' uit de basisschool weer ontmoet! 'Gewijde geschiedenis': de term alleen al, wie heeft dat vak ooit nog gehad? De verhalen uit de bijbel verteld en uitgelegd aan kinderen van tien-twaalf jaar. Ze helpen je veel later wel kunst te lezen en te begrijpen, en de mensen van toen.


De beschilderde deurtjes: Jozef en Mozes

Twee grote wandtapijten is hadden de Moretussen ook in huis: uit de zeventiende eeuw zijn ze, vermoed ik, want op een ervan is een man met een musket te zien, en dat was een soort van geweer dat in die eeuw gebruikt werd. De twee taferelen doen overigens behoorlijk barok aan. Het eerste tapijt staat in het teken van 'flora': links is een vrouw bezig een ruiker samen te stellen, voor haar knielt een man om een bloem te plukken, naast hem wijst een man zijn geliefde op de schoonheid van de bloemenpracht, terwijl zij zelf ook bloemen in haar rechterhand heeft. Rechts, op een bankje krijgt een andere dame een bloem aangereikt door  haar geliefde, en naast hen staat een jongetje met een vol boeket: de man heeft kennelijk nog meer argumenten achter de hand om zijn aanzoek kracht bij te zetten. Lof van de liefde en de schoonheid van de bloemen is dit.


Lof van de bloemenrijke liefde

Ernaast gaat het over de jacht: dat is het wandtapijt met de musketier. Vlak voor het rechtse paard staat hij: veel aandacht schijnt hij na de jacht te hebben voor de vrouw die tussen de twee paarden staat. De rechtse ruiter is met de dame in gesprek, de andere kijkt toe: twee, of drie heren werven om de aandacht van de schone in het midden van het tafereel. Rechts, in een kraampje, zit een paar gewone volksmensen: daar wordt kennelijk de buit bijeengebracht: op en voor hun toog ligt gevogelte waar nog smakelijk mee getafeld zal worden. De vraag blijft: aan wie zal de rijke dame haar liefde gunnen, wie heeft de hoofdvogel geschoten? Het zou het begin kunnen zijn van een roman over een romance, in te vullen met toekomstige passie en de daarop volgende tragiek.


In twee betekenissen: de jacht

Het MAS is groot en rijk, Mayer-Van den Bergh uiterst belangwekkend, met zijn 'Dulle Griet'  en nog heel veel meer, maar het Plantin-Moretus Museum is net zo goed een parel aan de Antwerpse kroon. Wat nog eens bewijst wat ik altijd beweer: Antwerpen is de interessantste randgemeente van Turnhout!

Geen opmerkingen: