donderdag 10 mei 2018

Landschap De Liereman

Het hoeft niet altijd het Vennengebied te zijn als je uit gaat rijden: de Liereman is bijna even dichtbij. Ik daar dus nog eens heen: je kunt een uitkijktoren opklimmen, watervogels spotten aan de Brakeleer, en om te eindigen stap je het goede gedocumenteerde bezoekerscentrum, waar ze met nijvere ijver een goede Gageleer schenken.

In het Vennengebied ken ik de weg veel beter, dat is als het ware mijn achtertuin. In de Liereman wandel je van knooppunt naar knooppunt, maar je moet goed uitkijken: de verkeerde kant uit scootmobielen is echt niet onmogelijk. Of op een karspoor terechtkomen, waarvan de rechterkant lager ligt dan de linker, ik vertraag helaas te laat, zodat ik naar rechts omflikker, maar met enige moeite red ik mezelf. Wel met een gevolg: bloed aan mijn rechteroorschelp, maar niet  overvloedig. Onversaagd verder, tot ik aan een hek op het midden van het wegeltje kom: een wandelaar kan er makkelijk voorbij, een buggy kun je er zonder moeite overheen tillen, maar voor mijn voertuig betekent het 'stop, en niet verder'. Ik begrijp dergelijke obstakels wel: tegen brommers en lichte motoren, tegen joyriders staan die daar, maar ik vind het eerder sneu dat een autonome mens met een beperking er het slachtoffer van is. Anderzijds: dat probleem is moeilijk op te lossen natuurlijk.

De Uitkijktoren is mijn eerste stop: van boven heb je een gezicht op de vennen eronder: maar geen enkele watervogel laat zich spotten. Wel vogelgeluiden alom: vinken, tjiftjafs, en een koekoek, maar die laat zich natuurlijk niet zien. De natuur leeft wel, stel ik vast.


De uitkijktoren in het groen


Het meertje onder de toren

Iets wat de Liereman graag onder de aandacht brengt, is de 'Kempische stal'. Op de website van de Liereman vind je er een goede uitleg over: 'het is een schuur zoals die eeuwenlang in onze streken gebouwd werd. Ze heeft een stevige eikenhouten structuur, de muren zijn gemaakt van gevlochten takken die ingestreken werden met een mengsel van klei, leem, kalk, stro en urine van koeien. (Afgezien van de eik lijkt het wel Afrika). Het dak bestaat uit riet en lisdodde.' Dat klopt hier duidelijk niet: riet zie je wel, maar ook gewone dakpannen. Dat komt doordat deze schuur pas in de jaren 90 van de vorige eeuw gebouwd is: ze komt van een boerderij uit Lichtaart, stond op het punt te verdwijnen, maar is naar Oud-Turnhout verhuisd, en zo gered.


Gered erfgoed: de Kempische stal

Zeer interessant is de Brakeleer: op dat gebied ligt een ven waar de watervogels zich wel laten zien, en die je via je foto's kunt identificeren of determineren: Canadese ganzen zijn er, maar die zitten zowat overal waar water te vinden is. Maar je ziet er ook scholeksters, die te herkennen zijn aan hun niet zo korte, rechte en rode snavel. Ook de slobeend geeft er present: met haar nogal lange snavel, voor een eend toch, slobbert zij voortdurend het ondiepe water naar voedsel. Aan haar kleuren kun je haar ook thuiswijzen. De grootste eend die ik daar gezien heb, is de bergeend: 61 cm kan zij worden.


Van links naar rechts: een scholekster, twee Canadese ganzen en een slobeend


De linkse zwemmer in het midden is een bergeend

En om af te sluiten: bloemen bloeien ook in mei. Wilde hyacinten staan zelfs in groepjes bij elkaar.


Wilde hyacinten

En toen was het tijd voor een Gageleer. Want van te veel natuurpracht dreigt het syndroom van Stendhal.

Geen opmerkingen: